Plasschaert
Albert C.A. Plasschaert werd 20 April 1874 geboren. Hij was eerst student aan de Technische Hoogeschool te Delft, deed daarna Staatsexamen en studeerde in de rechten te Leiden. Reeds als student richtte hij het tijdschrift De Tuin op, waarin hij onder verschillende pseudoniemen schreef. In De Nieuwe Gids publiceerde hij onder de initialen A.L. verzen en onder zijn eigen naam een artikel over den schilder Melchers. Verschillende bundels verzen van zijn hand zijn verschenen, één onder den schuilnaam A. Pelgrim. Met J. Steynen en Jhr.v.d. Meer de Walcheren redigeerde hij een tijdschrift De Maand, waarin ook verzen van hem zijn opgenomen.
Zijn critieken over schilderkunst zijn in De Kroniek, Het Vaderland, De Vrijheid, de Oude en de Nieuwe Amsterdammer en in tal van kunsttijdschriften (Onze Kunst, Maandblad voor Beeldende Kunsten, enz.) verschenen.
In den laatsten tijd publiceerde hij verzen in De Gids en De Stem en in zijn eigen tijdschrift: ‘Beschouwingen’. Vroeger (1909) heette zijn eigen maandblad Kritieken.
Plasschaert is niet uitsluitend criticus van schilderijen. Wie zijn tijdschrift leest, zal daarin zoowel over schilderkunst als litteratuur diepgaande beschouwingen vinden en scherpe aanvallen.
Van hem verschenen twee bundels: Studies en gegevens over Schilderkunst; Korte en kortste Besprekingen; Jacob Maris; Jozef Israëls; Een Inleiding over Willem van Konijnenburg in Wendingen; Over het zien van Schilderijen; Piet van Wijngaerdt. Het laatst verscheen van hem een boekje over Vermeer en Pieter de Hoogh en in de Wereldbibliotheek een deel over Nederlandsche Schilderkunst, met tal van gegevens over schilders.