Het diner van de Pen-club te Parijs
IN de hel verlichte spiegelzaal wemelt een donkere menigte. Er zijn enkele vrouwen in lichte toiletten, maar het blijft voornamelijk een bijeenkomst van mannen. Aan het einde der zaal ontvangt Galsworthy; zijn lange schedel glanst in het licht, soms lacht hij ronduit, maar meestal beperkt hij zich tot den ingehouden Britschen humor-twinkel.
Valéry, klein naast den langen Engelschman. Een grijs gezicht met diep ingeslepen voren, onbenaderbare oogen waarvan een bovendien nog achter een monocle schuilt. Hij is klein, koud, en vanavond alleen homme du monde. Duhamel, een beetje slordig-lang met slappe bril-oogen in een bloot gezicht en een mond die altijd zachtzinnige en vriendelijke dingen zegt, (zooals nu in Europe de Suite Hollandaise).
Zij zijn de drie voorzitters der eeretafel. De zaal wordt steeds voller. Groote namen klinken om ons heen. Er vormt zich een holte in de menigte of de Roode Zee splijt tot een doortocht voor den modernen Shakespeare: Pirandello. Hij wandelt gearmd met Benjamin Crémieux, zijn voortreffelijk vertaler. De kinderlijk-blijde glimlach wijkt niet van zijn gezicht, terwijl hij links en rechts verlegen knikjes geeft naar nieuw gemaakte vrienden.
Zijn voetstappen volgt Don Miquel de Unanumo, de nieuwste Parijsche beroemdheid. Zijn Trois Nouvelles Exemplaires laat hij voorafgaan door een Proloog waarin hij met Pirandellistische relativiteits-allures betoogt, dat de eenige realiteit de droom is, en het eenig zuivere beeld van onszelf: datgene wat wij als ideaal zien.
Een klein oud en vlug kopje met peervormig opgetrokken schedel, witte baard en snor en onrustig jonge oogen achter brilglazen.
Wat terzijde staat Heinrich Mann, ernstig in rok; hij schuilt telkens weg en veel Oostenrijkers spreken luider dan hij.
Een magere gymnastiekleeraar met zonrood gezicht lijkt de Zweed Bojer. Intelligent en donker-sentimenteel is André Corthis, de fijne schrijfster van Madame Firmin, Pour moi seule en talrijke andere gevoelige novellen.
Het diner gaat beginnen. Ieder zoekt zijn plaats: verrassing. Aan de lange eeretafel, waarin de drie voorzitters het centrum vormen, zit Boutens; aan de middelste der kleine tafels Vermeylen, recht tegenover Pirandello. Lager zit Henri Massis, de Katholieke felle criticus; hij lijkt een caricatuur van Charlie Chaplin.
Er wordt gegeten. Er wordt aldoor kennis gemaakt. Pirandello is aanhoudend in glimlach; zijn schrander kraaienoog glinstert terzijde van zijn neus. Mevrouw Crémieux decoreert hem met een rood bloemblaadje. Hij is verlegen en schaamt zich, het Fransch niet voldoende meester te zijn om een gesprek te kunnen voeren.
Galsworthy spreekt. Pen-club beteekent voor sommige Franschen Paix entre nous, hij wil de Cercle littéraire internationale karakteriseeren met: Conquérons l'impossible. Want helaas blijven de taalgebieden der verschillende aanzittenden voor anderen gesloten. (Wie beseffen deze waarheid scherper dan de Hollanders). Hij is kort en krachtig, aldus zichzelf bewarend voor de karakteristiek die hij den volgenden dag in de Sorbonne van sommige jongeren zal geven: Don't say anything and be long about it.
Valéry is slechts eenige dagen geleden tot de ontdekking van het bestaan van deze club gekomen; hij noemt het een vakverbond en moedigt ieder aan, in zijn land en naar zijn vermogen te werken.
Duhamel is pacifist en spreekt ook nu vredeswoorden. Kort daarop barst Unamuno, het felle grijze heertje los, in half verstaanbaar fransch. Niet au dessus de la mêlée en geen vrede roept hij; midden in het gevecht en je tanden op elkaar. Zijn hooge dunne stem gaat in zingen over, de zaal lacht, maar wordt stil als hij eindigt in een Spaansch, zoetklinkend gedicht.
Heinrich Mann dankt de fransche gastheeren voor de uitnoodiging van Duitschers, hij is persoonlijk ootmoedigdankbaar voor dit eerste groote gebaar.
De toasten gaan voort en tenslotte wordt er weer in de spiegelzaal gewandeld. Opmerkelijk is het ontbreken van alle jongeren, van alle naties. Charles Vildrac,