| |
Brief uit Brussel
Jubelingen.
Kan men thans weinig de loftrompet steken over de in Vlaanderen verschijnende boeken, noch levendige en beteekenisvolle stroomingen aanwijzen in het kalme litteraire meer, gelegenheden zijn er genoeg om zich met personen en instellingen bezig te houden. Daar zijn de vieringen. Daar zijn de letterkundige prijzen. Het geestesleven kan lusteloos zijn, de boekenmarkt bedaard, de feesttafels worden gedekt. Het scheppend enthousiasme floddert, de prijzen blijven. Aldus is het aangenaam wachten tot de nieuwe oogst zal rijp zijn.
Te Lier werd Felix Timmermans gevierd en, zooals het Pallieter paste, werd hij in een kuipke bier en druivensap gelaafd. Te Antwerpen verbroederde Noord en Zuid rond de streuvelige snor van Stijn Streuvels. Te Brussel werd de vader van den Wandelenden Jood in de feestzaal weerhouden, gelijk er ook de schedel en het gevleugeld woord van Lodewijk van Deyssel schitterden. De jongste viering was die van Karel van de Woestijne te Oostende, gelijk gij reeds weet.
| |
Karel van de Woestijne gevierd?
Het is natuurlijk overbodig de adelbrieven op te sommen van den grootste der Vlaamsche dichters, zenuw- en zinnefijn bij uitnemendheid, martelaar over zooveel voelhorens als de egel stekels heeft, aandachtig gebogen oor over al de fluisterstemmen der driften en verlangens, niets verbergende peiler van het geweten, nobele prins onder de flarden der menschelijke ziel, dronkene van eenzaamheid, ijszeereiziger op weg naar de polen god en't absolute: niemand in Vlaanderen heeft in eigen vleesch en wezen meer koortsen gebroeid, meer de eigen vezels uit elkaar gerafeld, uit schooner geduld en goedheid de eigen giftigste essenciën gedistilleerd om ze tegen het zonlicht te houden. Hoe zuiver en gezegend moet een hart zijn, waaruit zulke sappen zijn geperst, aan welks duivelsche krachten nimmer rust noch respijt werd gelaten, om slechts zijn wet van aanvaarding en onderwerping te belijden. Men heeft reeds vaak de schitterende verdiensten van zijn litteraire oeuvre geprezen. Gelukkig hij, wien't eenmaal zal gegeven zijn den mensch te toonen, zijn geest en hart, den onbuigzamen sterke in zijn klagelijke zwakheid, den asceet in zijn gulzigheid, het onbevangen kind in zijn walg en verzadigd-zijn, zijn broederlijke liefde in zijn roes van eenzelvigheid, den heiligen man in zijn zinnelijke bezetenheid. Maar kijk, eenige Oostendsche vrienden hebben hem, ter gelegenheid van zijn vertrek uit Oostende, een afscheidsmaal aangeboden, dat de huldiging is geworden, waarover men heeft kunnen lezen. Men moet er vast uit onthouden dat het kruimken uit de Belgische schilders rond den dichter zat, - wat niet zonder beteekenis is. Hunne aanwezigheid immers was een getuigenis, dat zij, de meesters van palet en doek, het zuiver begrip en het analyseerend vernuft van den criticus, die zoo vaak hun broederlijken rechter was, hoogschatten en bewonderen. Is dat echter de huldiging, die dezen dichter, dezen bestendig sublimeerenden geest ten heelemale past? Zeker, hij is niet gewoon de
voeten onder de feesttafel te steken. Hij is immers de gevangene der poëzie. Gansch een generatie jonge dichters in Vlaanderen en heel wat jongeren in Nederland danken hem de eerste bevruchting van hun talent. Waarom zouden ook deze jonge dichters niet eens vergaderen aan de zijde van hem, die zoo veel ‘rijke taaflen’ heeft gedekt? Dag van kennismaking en broederliefde in het Vaderhuis en den boomgaard der poëzie en der dichters. En wie, onder de Vlamingen, vreest voor epigoon door te gaan, blijft thuis ...
Wanneer zal het zijn, Nijhoff en Bloem, Marsman en Keuls, Theunisz en Greshoff, Besnard en Werumeus Buning, Slauerhoff en al de anderen? In alle intimiteit.
| |
| |
| |
Premie-tooneel.
Men kan niet altijd over litteraire prijzen schrijven. Ik zou mijn geweer van schouder kunnen veranderen en spreken over geprimeerd of te primeeren jong tooneel. Het primeeren van tooneelstukken is nog een van die vroolijke instellingen in België, die den belastingbetaler duur komen te staan en zoogenaamd de kunst bevorderen. Om een tooneelstuk te primeeren hebt gij eerst en vooral een jury noodig. Wat er jury's zijn in dit land! Eenvoudig niet te tellen. Zoodra gij een jury hebt, vindt gij iets als een tooneelstuk om te primeeren. Er bestaan premie's eerste, tweede en derde klasse. Wat dat beteekent? De schrijver en de schouwburg of de dilettanten-vereenigingen, die het geprimeerd stuk opvoeren, krijgen voor de eerste twintig opvoeringen een staatspremie te verdeelen, waarvan het bedrag verschilt naar gelang van de klasse waarin het stuk werd geplaatst. Deze wijze van de kunst te bevorderen, en tevens den humor, heeft reeds meer gelukkigen gemaakt, dan ooit een ernstige aanmoediging het zou vermogen, - als het waar is dat de Staat ernstig de kunst kan aanmoedigen. Zoo zijn er goede zielen opgestaan die als beroep dat van geprimeerden tooneelschrijver hebben gekozen. Hadden zij geen roem, zij hadden geld. Groote kunstenaars, gelijk gij weet, missen heel dikwijls een en ander.
| |
De doode Rat door Willem Putman.
In alle objectiviteit dan, Willem Putman is jong. Niet dat hij excessen doet, op zijn hoofd gaat staan en de tong uitsteekt naar de deftigen van jaren. Hij protesteert nooit. Hij antwoordt altijd, gelijk Emile Verhaeren, met een nieuw werk. En iederen keer is het anders. Het merk Willem Putman is telkenmale minder zichtbaar dan dat van zijn wisselend model: B. Shaw (Het Oordeel van Olga), J.J. Bernard (Jeugd), H. Teirlinck (De doode Rat). Toch blijven zijn hoedanigheden dezelfde, en helaas ook zijn tekortkomingen. Dat komt doordat hij van zijn prilste jeugd tooneel heeft gespeeld en geschreven, met het voorbeeld van zijn vader, den tooneelschrijver Palmer Putman, voor oogen. Alles in de wereld is hem een tooneelcombinatie. De hartstochten en driften interesseeren hem veel minder, dan hem het tooneel interesseert. Geen zijner stukken blijkt in hoofdzaak ervaring, observatie of intuïtie van het menschelijk hart. Tot zijn realistische, burgerlijke tooneelproeven toe zijn louter verzinsels van een jeugdigen geest, die zich amuseert met een tooneelconstructie te vervaardigen. Het zijn niet de gemoedsbewegingen van zijn helden, niet hun deugden en ondeugden, niet hun diepste drijfkracht die den gang en de bezieling van zijn stukken bepalen; zijn tooneelvaardigheid heerscht over hen, zijn beredderende hand is overal aanwezig, zijn eigen zelfgenoegzaamheid overstemt vaak het geluid zijner schepselen. Het is tooneel zonder object. Men moet er niet uit vernemen dat de auteur de wereld in het zwart of het groen of het blauw ziet, lijdt met haar lijden of lacht met haar zotternij. Vóór alles kijkt hij naar zijn hand, die tooneelarpegiën speelt.
| |
Putman en Teirlinck.
Al zoekende naar zijn weg, heeft Willem Putman de Teirlincksche baan betreden. Wat daarvan te peinzen? In Teirlinck's theateroeuvre is er een deel te danken aan zijn verlangen om de uitdrukkingsmiddelen te vernieuwen en te vermenigvuldigen, de verstarde conventies omver te gooien en te vervangen door andere, al wat van de drie klassieke eenheden nog overbleef naar den weerlicht te helpen. Het dissocieeren van aandrift en gepeinzen, het vertragen van aandoeningen en daden om ze te beschouwen buiten het onverbiddelijke voortschrijden van den tijd, het uitbeelden van Freudiaansche analysen zijn zooveel verruimingen van het dramatisch veld, dat ligt in de ziel der menschen. Dit is op zichzelf een aanwinst voor de kunst. Gewis, men zou met eenige ironie kunnen aanteekenen dat het thans zoo geminacht domein der psychologische uitrafeling van menschenlevens is verlaten voor de physiologische uitrafeling van uren en minuten van het bestaan. Het voornaamste is echter, dat de te werk gestelde drijfveeren in de tooneelhelden, hetzij die in lange, hetzij in vertraagde actie's worden getoond, met dat sterke potentieel van menschelijkheid geladen zijn, waaraan men den polsslag en den geheimen huiver van het leven herkent.
Men zal echter onmiddellijk opmerken dat dit nieuw gebied der dramatiek vol valstrikken ligt en tot de grootste verwarring kan leiden, indien het observeeren, het ervaren, het intuïtief aanvoelen niet verscherpt in deze atmosfeer, waar de lucht is gedund, de motorische krachten minder tastbaar zijn en snel bewegen. Wat handigheid, wat gemakkelijke ingevingen van de fantasie zullen hier vaak bijdragen tot heerlijk kloppende oplossingen van tooneelproblemen, het vinden van klinkende rijmen op het moeilijkste woord. De bloem van alle ware poëzie, het levende en de humane essencie, zal echter des te moeilijker ontstaan, naar dit soort van tooneelwerk bij zijn schepper grooter concentratie en fijner vezels in het temperament onderstelt.
Welnu, voor Willem Putman, op Teirlincksch spoor, dunkt mij het geval aldus te zijn: hij krijgt veel meer tooneelattributen onder handen, meer kleuren in de electrische peren, meer ruimte en geluiden. In den regel trekt hij zich goed van slag, als hij technisch moeilijke vioolstukken met veel achtsten en zestienden krijgt te spelen. Het gevaar is echter dat hij aan de eigen virtuositeit genoegen zou blijven nemen, dat hij zelfs verder zijn vaardigheid op technisch ingewikkelder motieven zou oefenen. Men schept geen kunst zonder kennis van het ambacht, al evenmin met een speelsch gehanteerd instrument. Maar wel met de krampen in uw spieren, het ricanement van uw spot en lach, de karpelsprongen van uw lusten en liefelijkheden, in éen woord, met al de avonturen van den innerlijken mensch.
| |
Herman Teirlinck in de politiek.
Van avonturen gesproken! Herman Teirlinck heeft op het onverwachts het politieke schouwtooneel betreden. Hij heeft een candidatuur op de liberale lijst aanvaard. Zooals hij het zelf zegt heeft zijn dramatische trilogie vooral destructieve waarde. Ik weet nog niet of hij dezelfde bedoelingen en dezelfde qualiteiten op het politiek parket zal brengen.
Ik hoor overal zeggen, dat dichters en schrijvers met beide voeten in het maatschappelijk leven moeten staan. En ziehier nu een auteur die, den regel indachtig, dat de literatuur alles te winnen heeft bij een goed maatschappelijk bestel en bijgevolg ook bij een degelijke politiek, zelf den politieken deeg wenscht te bewerken. Plato zou hem bij zijn kraag hebben genomen en hem sierlijk hebben buitengegooid. Wat zullen de Belgische Plato's doen, als zij in eenzaamheid over hun kiesbiljet staan gebogen en over het lot van Herman Teirlinck krijgen te beslissen? Henry Carton de Wiart, Louis Piérard, Jules Destrée, er zijn méer litteratoren die door den kiezer in dit land werden uitverkoren, al zij het dan niet omdat zij gemakkelijk een roman kunnen in elkaar steken of een intrige ingewikkeld kunnen maken. In den schoot der partijen hadden zij hun politieke carrière voorbereid. Herman Teirlinck, echter, boeit thans, meer dan eenig ander schrijver met maatschappelijke voeten, door zijn improvisatie-talent -, méer bijvoorbeeld dan de jonge dichter Daan Boens, die al ettelijke jaren zijn candidatuur op de socialistische lijst heeft warm gebroeid.
- Wat denkt gij van de alcohol-wet? vroeg hem senator August Vermeylen op de memorabele bijeenkomst in de Brusselsche herberg Het Vossegat, waarheen al de letter- | |
| |
kundigen uit Brussel waren gesneld op het verrassend bericht van Teirlinck's candidatuur. (Merk op: senator Vermeylen! Alle Vlaamsche litteratoren worden met den tijd EdelAchtbaar. Ook Jozef Muls heeft een stond aan een candidatuur gedacht).
- Wat ik van de alcohol-wet denk? improviseerde Herman Teirlinck ... Ik ben voor de afschaffing van het alcoholverbruik, met voorbehoud van ...
- ... Met behoud! verbeterde Toussaint van Boelaere.
- Gij kunt er komen, gaf Vermeylen toe, afschaffing met behoud. Het is het antwoord
van een parlementariër.
Er is in het verschijnen van dit nieuw gesternte aan den politieken hemel iets vroolijks, dat spruit uit zijn verhouding tot de constellatie waartoe het behoort. De eerste sterren op de lijst zijn razende Vlaamschhaters, de onmiddellijke voorganger van Teirlinck is de luchtvaarder Ernest De Muyter. Het is de constellatie der onsolidairen. De luchtvaarder gooit zijn populariteit in de weegschaal. De leiders der partij hun liberalisme. Herman Teirlinck zijn Vlaamschgezindheid. Niemand ijvert voor de partij, doch iedereen vecht voor zijn persoon en individueele gedachten. Laat ik nog een stap verder gaan en in het intellectueele domein besluiten. Herman Teirlinck, neophyt en heraut van de gemeenschapskunst, aanvaardt de tucht, als ik zoo mag spreken, van het Brusselsch liberalisme, dat naar leer en methoden de meest individualistische der Belgische partijen vormt. Deze tegenstelling blijkt bij eerste opzicht wel zeer komisch. Bij nadere beschouwing erkent men echter het gebaar van een vrijzinnig Vlaming, die om confessionneele redenen bij de Katholieken niet thuishoort en door zijn maatschappelijke positie van de socialisten verwijderd blijft. Uit Vlaamschen gemeenschapszin de wisselvalligheden trotseeren van politieke speculaties, om bij eventueele verkiezing een politiek van eigen ingeving te voeren, getuigt op zijn minst van gemis aan een welomschreven doctrine. Het hart is goed. De geest improviseert. Plato, dunkt mij, zou met Teirlinck gelijk hebben.
Laatste bericht: Teirlinck werd niet verkozen, de dichter Boens wèl.
M. ROELANTS
|
|