vele kunstenaars. Die invloed was bijzonder groot op de schrijvers die zich groepeerden rondom de Nouvelle Revue Française die hij sedert 1919 dirigeerde. Hij was geen energieke levenswekker, zooals een Barrès, een Maurras, maar voor velen het geweten waaraan zij de innerlijke waarde van hun werk toetsten. Hij was wat men vroeger noemde ‘un honnàte homme’, een beschaafd, ontwikkeld man, met een gezond gevoel en een gezond verstand.
Maar bovendien was Jacques Rivière een begaafd kunstenaar. In 1912 publiceerde hij zijn eerste boek ‘Etudes’ een bundel studies over musici: Rameau, Bach, Franck, Wagner, Dukas, Ravel, Moussorgsky, Debussy; schilders: Ingres, Cézanne, Gauguin, Matisse, en drie schrijvers: Baudelaire, Claudel en Gide. Vooral de studie over Gide is merkwaardig en behoort tot de meest interessante die over dezen eminenten en subversieven auteur werden geschreven.
Tijdens den oorlog, waarvan hij drie jaar in krijgsgevangenschap doorbracht, ontstond zijn boek ‘L'Allemand’ waarin hij de Duitschen geest aan eene scherpzinnige kritiek onderwerpt die zich uitsluitend op het terrein der geestelijke waarden beweegt. Uit dit werk blijkt reeds de mentaliteit welke voor velen uit zijne literaire omgeving karakteristiek is en duidelijk geformuleerd wordt in de inleiding die hij schreef voor de nieuwe reeks van La Nouvelle Revue Française.
Zijn merkwaardigste werk is ontegensprekelijk de roman ‘Aimée’, dien Edmond Jaloux niet aarzelt op ééne lijn te stellen met ‘La Princesse de Clèves’, ‘Adolphe’ en ‘Dominique’. Dit werk heeft inderdaad eene geestelijke verwantschap met die meesterwerken door de delicate atmosfeer en de subtiliteit der analyse. Er is niets in dezen roman, die in 1922 verscheen, dat aan eenige literaire manie of esthetische mode kan doen denken. En van hoevele werken kan men dit thans getuigen? ‘Aimée’ is eene dezer zelfbekentenissen zooals in elke generatie een kunstenaar zich genoopt voelt te schrijven en die slechts bij uitzondering de zuivere spiegel wordt dien de schrijver heeft gedroomd. ‘Aimée’ is een dezer uitzonderingen. Het is een voorbeeld van diep gevoel, zelfbeheersching en mannelijke kieschheid, een boek dat ten allen tijde enkele uitverkorenen tot pijnens toe zal ontroeren en vervoeren. Ik ben overtuigd dat in de toekomst, in een tijd die meer gevoel voor maat zal hebben dan de onze, de waarde van dit werk nog duidelijker blijken zal.
JAN VAN NIJLEN