te nemen; daarom verachten allen hem, zijne dochter incluis. Maar aan het einde van het stuk blijkt, dat de minnaar, senator Manfroni, een verwaande dief is van andermans wetenschappelijke ontdekkingen, en de arme Lori, argeloos van ziel, blijkt veel hooger te staan dan de anderen en dan zijne eigen dochter.
Luigi Pirandello
In al deze drie gevallen behandelt Pirandello personen, die door de andere menschen worden verafschuwd, maar in eere worden hersteld door de manier, waarop ze tot het dwaze en droevige einde hunne taak vervullen: het dragen hunner vermomming. - De situatie, waardoor Pirandello wordt getroffen, kan ongerijmd, desnoods dubbelzinnig zijn, zooals die, waarin Baldovino zich bevindt. Maar al spoedig wordt alles logisch, helder, dringend noodzakelijk; alles ontwikkelt zich met eene innerlijke noodwendigheid, die recht op het doel afgaat, zoodat er bijna geen tijd overblijft om even ontroerd te worden door die personen, welke een toeval ontmaskert of blootlegt en die hunne ongelukkige, gekrenkte ziel verborgen willen houden. Men heeft nauwelijks den tijd even droevig te zuchten bij het zien van den armen drommel, verpletterd door gebeurtenissen, welke alleen geestelijke waarde hebben. De uiterlijke omstandigheden zijn bij Pirandello op zichzelf zonder waarde; ze zijn alleen van belang als eene aanleiding tot zekere ‘onthullingen’, die zoo dikwijls in zijne stukken voorkomen, tot zekere ‘ontdekkingen’, vol bittere waarheid en diepe tegenstellingen, waar hij steeds zijne tragedie op bouwt.
De logica van al hetgeen er voorvalt, sluit echter het gevoel niet uit: integendeel: Pirandello's personen leven in eene atmosfeer van hevige opwinding, van geweldigen hartstocht, waaraan ze slechts met moeite uiting weten te geven in korte zinnen, in haastige gesprekken, met afgebroken woorden, met stemverheffingen, snikken en uitroepen.
Het zijn personen, die redeneeren, maar ze doen het als menschen, die over hun eigen ongeluk en hun eigen verdriet praten; het zijn geen menschen, die theoretiseeren. Slechts hier en daar komt bij wijze van toelichting de philosophie van den schrijver tot uiting, zooals in ‘Cosìè, sevipare’ (‘Zoo is het, als gij het goed vindt’) bij Laudisi, die de onmogelijkheid om elkaar te begrijpen vaststelt en tevens de onmogelijkheid om te weten, wie wij zijn en hoe wij in onze betrekking tot elkander zijn.
Pirandello's personen redeneeren over hun eigen leed, omdat ze altijd buitengewoon helderziend zijn. Het is hun volkomen duidelijk, waardoor zij in dien bepaalden toestand zijn geraakt; ze beseffen ten volle den omvang van hunne smart, van hun ongeluk, van hunne tegenstrijdigheden.
Commendator Lori uit ‘Tutto per bene’ is volkomen helder van geest na de ‘onthulling’, die hem heeft doen begrijpen, dat hij gedurende tientallen van jaren als een ‘tevreden en betaald echtgenoot’ is beschouwd. Ook Enrico IV is volmaakt helder van geest, ondanks zijne voorgewende krankzinnigheid na de ‘onthulling’ van de door zijne zoogenaamde vrienden bedachte truc, en begaat den moord, wetende, dat hij zich door zijne vermeende krankzinnigheid voor de gevangenis kan vrijwaren. Zij peilen opeens den vollen omvang van hunne vernedering, van hunne ellende en van al hetgeen zij verloren hebben: maar ze rukken zich niet de haren uit het hoofd met wanhopig romantisch geschreeuw, zooals Shakespeare's personen. Koelbloedig analiseeren zij zichzelf, zooals de helden van Dostoïevsky. Deze helderziende gekken komen in Pirandello's best geslaagde stukken voor, in: Cosìè sevipare; Sei personaggi in cerca d' autore; Enrico IV. Hier schijnt Pirandello het hoogtepunt van zijne ingewikkelde kunst te hebben bereikt, omdat in deze tooneelstukken dwars door dezelfde gecompliceerde gebeurtenissen verschillende lichtstralen en problemen zijn heengeweven, hetgeen op het groote publiek, ook door de knapheid, waarmee alles tot eene oplossing wordt gebracht, een aangenamen indruk maakt. Het stuk, dat de grootste verbazing heeft opgewekt, is: ‘Sei personaggi in cerca d' autore’ (‘Zes personen op zoek naar een auteur’), waarvan de ondertitel luidt: ‘Commedia da fare’. Eene tooneelvertooning op het tooneel had men al dikwijls gezien sedert den tijd van Shakespeare's Hamlet; maar hier ziet men een rommelig tooneel gedurende eene