Den Gulden Winckel. Jaargang 23
(1924)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Een eereschuldHET is nu juist omstreeks tien jaren geleden, dat te Amsterdam een vergadering plaats vond van het Bestuur der afdeeling Amsterdam van het Algemeen Nederlandsch Verbond, onder presidium van een bejaarden, sympathieken Hoogleeraar in de Nederlandsche Letterkunde aan de Universiteit te Amsterdam. Aan de bestuurstafel zaten voorts een Nederlandsch kunst schilder, dan een bekend rechtsgeleerde, die dikwijls zitting heeft in comité's tot huldiging van jubileerende tooneel- en andere kunste naars; een bekend Amsterdammer die zich tijdens en na den oorlog buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt met de behartiging van de belangen van Nederlandsche kinderen in het buitenland. En tusschen al die bezadigde heeren was er ook een jong-broekie, zoo juist van de Handelsschool gekomen, die uit hoofde van zijn voorzitterschap der Jeugdafdeeling van het A.N.V. mede mocht aanzitten aan de Bestuurstafel der grooten, zonder stemrecht natuurlijk. Bij de rondvraag stelde de jongste voor om Herman Heyermans, den grootsten Nederlandschen tooneelschrijver, die binnen enkele dagen zijn vijftigsten verjaardag zou herdenken, ter gelegenheid waarvan een zijner bekendste stukken in den Stadsschouwburg te Amsterdam zou worden opgevoerd, een telegram van hulde te zenden, of door een bloemengave te getuigen van de bewondering voor den grooten Nederlander. Maar het antwoord van den voorzitter-professor luidde, onder instemming van de aanwezigen, afwijzend: niet allen dachten er zoo over, dat Heyermans onze grootste levende tooneelschrijver was, en het lag niet op den weg van het Algemeen Nederlandsch Verbond om dezen schrijver te huldigen. De voorzitter der Jeugdafdeeling zweeg: Heyermans kreeg toen tòch een telegram, namens de jongeren. - Dit nooit gepubliceerd voorval schoot ons thans te binnen bij het verscheiden van Herman Heyermans. En toevallig schreef diezelfde jeugdige voorzitter in ‘Den Gulden Winckel’ van 15 Febr. 1918 het volgende, hetgeen wij thans gaarne aanhalen: ‘Bij de groote - niet onverdiende - belangstelling, die Rabindranath Tagore's “Brief van | |
[pagina 178]
| |
den Koning” te Amsterdam ondervond, moesten velen toch wel pijnlijk getroffen worden door de gedachte aan het feit, dat Heyermans' “Uitkomst” eenige jaren geleden, gedurende de geheele reeks “Verkade”-voorstellingen niet zooveel bezoekers kon trekken, als Tagore's spel bij één voorstelling, en dat terwijl het grootste deel van ons nuchtere Hollandsche publiek niet rijp is voor deze Oostersche kunst, die het tevergeefs met zijn begrip tracht te doorvoelen, instede van met zijn gevoel te begrijpen. Ongetwijfeld is Heyermans' stuk voor ons publiek bevattelijker, terwijl het uit een oogpunt van kunst en tooneel zeker op één lijn met Tagore's kunst gesteld kan worden, zoo het deze al niet overtreft in schoonheid’. ‘En al meenen wij dat Nederland zijn grootsten nationalen levenden kunstenaar Herman Heyermans nog volstrekt niet genoeg waardeert: dat het meerendeel van het publiek “Op Hoop van Zegen” boven “Schakels” en “Uitkomst” stelt....’ .... Helaas, na 1918 is de toestand voor Heyermans er niet beter op geworden: noch de belangstelling voor diens kunst grooter. Nu Herman Heyermans - over wiens werk we hier niet zullen uitweiden - na een heroïsch en smartelijk lijden eindelijk de rust heeft gevonden en van ons is heengegaan, nu voelen we allen wroeging en berouw, dat we hem, den lieven Mensch, niet vroeger veel meer blijken hebben gegeven van waardeering: geestelijk en stoffelijk. - En onze vaderlandsche geschiedenis zou een zwarte bladzijde méer tellen, indien thans Heyermans' gezin aan de materieele ontbering werd blootgesteld: iets wat de idealistische werker vooral gedurende den laatsten tijd zoo sterk gevreesd heeft. - Want onze regeering, die zooveel spendeert om de ‘eer’ van Nederland hoog te houden; die duizenden en duizenden uitgeeft bij de ontvangst van buitenlandsche vorsten; wier gezanten ook in het buitenland voor soortgelijke doeleinden over ruime beurzen beschikken - die regeering heeft tot nu toe geen hand uitgestoken om Heyermans' gezin voor den financieelen ondergang te behoeden. - Het is nog niet te laat: nog kunnen we verhoeden dat ons nageslacht, dat het werk van Heyermans beter zal eeren dan wij, met schande terugdenkt aan den tijd van heden, waarin we onze plicht vergaten tegenover onze groote mannen. - Allen moeten we met liefde offeren om een eereschuld af te doen aan den grooten Droomkoning, aan den Schepper van Schoonheid, aan den Strijder met het hart en met het woord, wien we nooit kunnen vergoeden, wat hij ons gegeven heeft. Br. VAN ES. |
|