Den Gulden Winckel. Jaargang 23
(1924)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBij het portret van Marcel AzaïsAZAÏS stond in den aanvang van een schrijversloopbaan, welke belangrijk en nuttig beloofde te worden, toen een wreed toeval hem velde. Hij had alle eigenschappen om een invloedrijk, bewonderd en gevreesd, criticus te worden, in een land waar de critiek in een vervalperiode verkeert. Hij was scherpzinnig en tegelijkertijd gevoelig voor de bekoring der schoonheid; hij was enthousiast waar het pas gaf en daarbij nuchter genoeg om zich door reclame en leugen niet te laten misleiden; hij was hoffelijk en niettemin recht op den man af; hij was moedig, levenslustig en volkomen onafhankelijk. Dit laatste is een zeer bijzonder iets in onze corrupte letterkundige wereld, waar de onderlinge verhoudingen in hoofdzaak zijn gebaseerd op belangen, kameraderieën en wederkeerige diensten. Hij kon onafhankelijk zijn, omdat hij een bedrijf geheel buiten de litteratuur uitoefende en daarin zooveel geld verdiende dat hij, voor eigen rekening en risico, een tijdschriftje uitgaf, waarin hij heel nauwkeurig alles zeide wat hij wilde zeggen. Hij, de forsche wijnboer, aan harden arbeid in de open lucht gewend, lachte om litteraire coterieën, het gebruikelijke lik-en-trap-systeem, om de ijdele eer der boulevards en om de seniele achterklap der hunkerende letterknechten. Hij sprak een duidelijke, harde taal, zooals men in Parijs niet gewend was te hooren. En, wonder boven wonder, hij dwòng tot luisteren. Zijn edele zielsdrift was zoo sterk en sprak zoo onmiskenbaar uit alles wat hij schreef, dat niemand het waagde hem zijn scherpe, felle, maar altijd waardige, aanvallen ten kwade te duiden. Zijn heele wezen, zijn openheid en zijn karakterkracht dwòngen tot bewondering. En ik heb lieden, die in elk opzicht zijn tegendeel en tegenstander waren, met warme genegenheid van hem hooren getuigen. Marcel Azaïs heeft in betrekkelijk korten tijd zeer veel geschrevenGa naar voetnoot1). De verzameling van zijn tijdschriftje ‘Essays critiques’, dat hij, van de eerste tot de laatste letter, zelf schreef, omvat zes kloeke deelen, terwijl zeker nog een flink boek te vullen zou zijn met zijn muzikale beschouwingen uit het dagblad ‘L'Action française’.
Marcel Azaïs (1888-1924)
Foto F. Boissonnas & Cie De aandacht van dezen veelzijdigen jongeman ging niet alleen uit naar litteratuur, tooneel en muziek. Hij heeft zeer doordachte, en nadrukkelijk geformuleerde, uitspraken over politiek gegeven, die zeker niet tot het minst belangrijke gedeelte van zijn oeuvre behooren. Onder zijn litteraire opstellen is een grondige afrekening met Pierre Hamp, gebaseerd op een loyale erkenning van diens primitieve en onontkoombare talenten, een der beste stalen van zijn volmaakt beheerschte essay-kunst. Persoonlijk ben ik hem dankbaar, dat hij, toen de uitgevers Gallimard, Grasset etc. door alle critici, die zij aan hun snoer hebben, lieten verkondigen, dat Morand en Giraudoux groote nieuwe lichten waren, onomwonden heeft verklaard en met voorbeelden aangetoond, dat het niet anders waren en zijn dan jongelieden die hun natuurlijke gaven verknoeiden door hun vooropgezette neiging om origineel te zijn en opdringerig te schrijven. Wanneer ik niet duizend andere redenen had om een afschuw voor de electriciteit te onderhouden, dan zou het feit dat een prachtige jonge man als Azaïs door een stompzinnige kortsluiting gedood werd, meer dan voldoende zijn om die brutale en geniepige duivelsche kracht te schuwen en te vloeken. J. Gr. |
|