| |
Letterkundig leven uit de october-tijdschriften
De Stem
Zijn er geruchten gegaan, dat, mèt ‘Onze Eeuw’, ook ‘De Stem’ den strijd om het bestaan zou moeten opgeven, gelukkig blijken die geruchten onjuist en zal althans deze ‘Stem’, die haar eigen geluid heeft, over onze lage landen blijven klinken.
Nine van der Schaaf geeft het tweede bedrijf van haar tooneelspel ‘Gemeenschap’, welk stuk speelt in een stad, waar revolutionairen vechten om de macht. - Urbain van de Voorde eindigt zijn beschouwing over Guido Gezelle. Er is wel eens gezegd, dat Gezelle daarom de volheid van het dichterschap niet gekend heeft, omdat hij niet ontroerd is geweest voor de vrouw, of, zoo al, daaraan door zijn priesterschap geen uiting heeft mogen geven. Hiertegenover stelt de schrijver:
Om het liefdegevoel niet gekend te hebben was Gezelle beslist te groot artiest; alle kunst is in wezen beeld-en-rythme geworden erotiek; zonder de zinnen geen opname van het leven, geen communiëering met de wereldziel. Erotiek is niet alleen drang, maar ook gevoel en prikkeling van alle zintuigen, extase van het gansche organisme onder de inwerking van den liefdeverwekkenden factor. Deze mocht voor Gezelle de vrouw niet zijn, maar dat alles in hem aanwezig was om zich met gansch zijn wezen over te geven, in een machtigen, laaienden drang, aan het algemeen menschelijke, onafwijsbaar gevoel der liefde, dit bewijst de hooge vlucht zijner soms extatische lyriek en de scherpe, onmiskenbaar sensueele onmiddellijkheid waarmee zijn natuur de indrukken der hem omringende wereld onderging..... Dat het hem echter niet altijd, vooral in zijn jeugd, mogelijk was aldoor in het aetherisch rijk der objectlooze, alleen in het onstoffelijk en onvatbaar wezen Gods een eeuwige bestemming vindende liefde te verwijlen, bewijzen enkele verzen zijner rijpste mannenjaren, verzen die, aan oud-leerlingen opgedragen, hoe zuiver en vergeestelijkt hun rythmen vloeien, hoe begeerte-vrij en stof-ontdaan hun bijna ademlooze hijging lispelt, toch, door hun van zware menschelijkheid oververzadigde en van onbepaalbaar, onuitgedrukt en aan-zich-zelf-niet-toegegeven verlangen, oorspronkelijke erotische zinnelijkheid verraden. Daar is het droefgeestige, ja bijna levensmoede ‘Ik misse u’; daar is het plots weer zinnelijke, van genot-aan-het-daarzijn overvloeiende: Een Bonke Keerzen, Kind; daar is vooral het weemoedig-droomende, van den polsslag des beheerschten levens donker-rythmisch, van verlangenloos smachtende gevoels-intensiteit kalm en breed golvende gedicht: Dien avond en die
rooze.......
Zeer uitvoerig schrijft Dirk Coster over Herman de Man's boerenroman ‘Rijshout en Rozen’. Coster begint met m.i. te veel kwaad te zeggen van ‘Weideweelde’ door dezen zelfden schrijver. Laat het zijn, dat daar veel in mislukt was, lang niet alles van goeden smaak getuigde, dat het hier en daar in zijn lyriek wat te hoog was opgeschroefd - als Coster zegt, dat het ‘bezwaarlijk mogelijk was een meer mislukt en smakeloos boek te schrijven dan dit Sandertje Goagebuur’ dan achten wij dat op zijn minst sterk overdreven.
Met ‘Rijshout en Rozen’, deze ‘kroniek van geslachten’ blijkt de criticus intusschen meer ingenomen. Wel is er een grillige onregelmatigheid ook in dit boek, maar hier is juist die onevenwichtigheid vol bekoring. Het probleem dat de schr. vasthoudt en dat hij nog zal hebben te overwinnen is de overgang van landelijkheid tot het meer be-wust-psychologlsche leven. Juist in dien overgang is de Man ook hier nog niet geslaagd.
Dirk C. behandelt voorts nog buitenlandsche literatuur; Albert Kuyle zingt een Lied van de Lente; Dop Bles geeft een tooneelbeschouwing.
| |
Boek en Kunst
In dit tijdschrift een paar houtsneden van Kees Heynsius, Roger Buck en Joris Minne; artikelen van F.M. Huebner (Over Epische Gelijktijdigheid; naar aanleiding van Joost Mendes' Geslacht der Santiljanos),
| |
| |
Politiek gezien is ‘Het geslacht der Santiljanos’ de roman van het socialisme in Nederland gedurende de laatste dertig jaar. Geen leider, geen partij dicht hier haar levenslied, maar een beweging, een zielsverlangen. Van de laatste sporen, die het optreden van Multatuli in Holland achterliet, vindt men in dit boek een naklank.
van Roger Avermaete (over Pierre Broodcoorens, den leerling van Lemonnier en Eekhoud) met een afbeelding van Dolt Ledel's opmerkelijk gebeitelden kop van dezen ras-Vlaming; een fragment uit Simon Kosters ‘Serenade’, die uitsluitend voor de ‘Vrienden van Prometheus’ ter perse ligt in een luxe-uitgave van 100 genummerde exemplaren; een artikeltje van G.H. Pannekoek Jr. over Ex-Libris.
Het ‘slordige versje’ van Woutertje over Arcadia, het fruitmeisje, is eerder flauw dan slordig.
| |
Boekenschouw
Den thans gevierden dichter Pierre de Ronsard stelt de redacteur A. Gielen ons voor oogen als het ‘slachtoffer van literaire mode’.
11 September was het vierhonderd jaren geleden dat Ronsard werd geboren, en alom heeft men woorden van lof gehoord ter eere van den ‘gentilhomme Vandomois’.
Men moet zich echter niet verbeelden dat Pierre de Ronsard gedurende deze vier eeuwen onafgebroken is gevierd als den ‘prince des poètes’, die met zijn Pléiade eenmaal het geheele letterkundige leven van zijn tijd beheerschte.
Hij is een van de vele kunstenaars, door wier lot men toonen kan de ongestadigheid van menschengunst, de afwisseling van den smaak, de vaagheid van het begrip kunst.......
Karel IX, Maria de Médicis, Elisabeth van Engeland overlaadden hem met vorstelijke eerbewijzen; Tasso bracht het handschrift van zijn epos naar Parijs om Ronsard te raadplegen, de Italianen begroetten hem als den Franschen Petrarca, de Académie des Yeux Floreaux de Toulouse zond hem als blijk harer bewondering een zilveren Minerva.......
Hij stierf in de laatste maand van 1585 en het nageslacht haastte zich den geliefden dichter te vergeten. De monumentale uitgave zijner ‘Oeuvres’ in 1623 bezorgd door Garnier, is het praalgraf geworden van zijn roem.
Van 1629 tot 1857, heeft men het werk van dezen kunstenaar met de taal, ‘cet incomparable inventeur de rythmes, d'images et de mythes’ zooals hij thans weer heet, links laten liggen. Zoo zeldzaam waren zijn bewonderaars, dat er gedurende die meer dan twee eeuwen geen behoefte bestond aan een nieuwe uitgave.
Wat was er gebeurd? Niets ergers dan wat op kunstgebied elke vijf en twintig jaren geschiedt. Een criticus was opgestaan en had met een ernstig gezicht zijn landgenooten verkondigd dat die Ronsard toch eigenlijk behoorde tot de ‘poêtes fameux qu'on ne peut plus lire’. De geweldige Arnould vond het een schande voor Frankrijk dat men die ellendige versjes zoo had kunnen overschatten.
La Bruyère schudde het geestige hoofd en vond dat Ronsard de ontwikkeling der literaire kunst minstens voor een eeuw had achteruit gezet; Voltaire noemde hem een knoeier met de taal.
Toen de mode om te mallen met Ronsard of hem dood te zwijgen een paar eeuwen geduurd had, kwam allengs de tijd voor ‘daden van eenvoudige gerechtigheid’.
In 1828 sprak de vermaarde kritikus Sainte-Beuve, toen nog medisch student, bescheiden en nuchter (want het was een waagstuk) als zijne meening uit: dat Ronsard een grootmeester verdiende genoemd te worden in het rijk der kunst.
En alle jongelieden onder de 25 begonnen te beweren, dat zij het altijd wel gedacht, maar niet hadden durven zeggen.......
Misschien is zijn roem nu voor goed gevestigd, want hij is lang genoeg dood. Maar het is toch mogelijk, dat deze of gene jongeling, die behoefte gevoelt om met iets nieuws voor den dag te treden, straks komt vertellen, dat Ronsard toch eigenlijk een ellendige poëtaster is. Dan zullen honderden hem bijvallen, want nergens is de humbug grooter dan op het gebied der kunst. Zelfs in de dameswereld is de tyrannie der mode niet driester en.... belachelijker.
| |
Vragen van den Dag
Dr. Ph.A. Lansberg begint een beschouwing ‘Tot Vondel door Vondel-vertalingen’ met de volgende typische mededeeling:
Voor eenigen tijd gaf ik aan een publiek, dat twee jaren achtereen mijne lezingen gevolgd had over hedendaagsche letterkunde, het voornemen te kennen, een drietal matinée's aan Vondel te wijden. De dames - het waren bijna allen dames - deelden mij vriendelijk, maar met groote beslistheid mede, dat zij gewoon waren, hare belangstelling een andere richting te geven. Een tiental was ertoe te bewegen, zóóveel vertrouwen in den spreker te stellen, dat zij, op de eerste lezing van het toegezegde drietal, beloofden te verschijnen. Een groote overwinning! Reeds op de schoolbanken hadden zij zich voorgenomen, zich aan Vondel nimmermeer te bezondigen ....
Had ik toentertijd het artikel gekend van Dr. Hendr. C. Diferee over Vondel in den Vreemde, dan zou ik den dames hebben meegedeeld, dat onze dichter bij uitnemendheid ook in het buitenland, in Frankrijk, Duitschland, Engeland en Amerika, door vertalingen en opvoeringen bekend en beroemd was. De belangstelling zou - begrijpelijkerwijs - grootelijks gestegen zijn, en het feit zou mede-oorzaak zijn geworden van mijn slagen in 't doel, dat mij met deze lezingen voor oogen stond: liefde voor Vondel te wekken.
| |
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift
INHOUD. Frontispice-plaat: C. Kuypers, Stil weer (Studie in olieverf). - Cornelis Kuypers, door H. de Boer, (met portret en 9 andere illustraties). - Nazomer, door Hélène Swarth. - Rozen, door P. Otten. - Kinderafbeeldingen, door Cornelis Veth, (met 8 illustraties). - De oude Vlaamsche Schilders (Beschouwing naar aanleiding van de Belgische Tentoonstelling te Parijs), door Dr. G. Knuttel Wzn., (met 5 illustraties). - Meester Vindevogel, door Antoon Thiry, (Fragment). - De sprong in het duister, door H. van Loon. - Lie en Vier Steden, door Maddy Vegtel. - Kroniek. - L. van Deyssel zestig jaar, door H.R. - Boekbespreking. - Kunstoverzicht.
| |
Stemmen des Tijds
INHOUD. Reisindrukken in Spanje, door Dr. K. Sneijders de Vogel. - Gerard Brom, ‘De dominee in onze literatuur’, door C. Tazelaar. - Een Amsterdamsch koopman vóór drie en een halve eeuw, door M.W. Maclaine Pont. - Eton en Harrow, door D.H.M. Belonje. - Aesthetische symboliek, door Dr. S.T. Heidema. - Buitenlandsche Kroniek (Londen en Genève), door H.L. Baarbé. - Leestafel.
| |
De Gids
INHOUD. Nederland, België en Vlaanderen, door L. Simons. ‘Richtige’ belastingheffing, door Mr. A.S. Oppenheim. - Op dood spoor, door Rein van Zanten. - Sonnetten, door Urbain van de Voorde. - Gedichten, door Mr. H.W.J.M. Keuls. - Averechtsche kentheorie, door Dr. M.C. Valeton. - Vijftig jaren uit onze geschiedenis (1868-1918), door Mr. Dr. J.A.A.H. de Beaufort. - Het fascisme en het nieuwe Italië, door Carel Baak. - Buitenlandsch Overzicht. - Bibliographie.
| |
Leven en Werken
INHOUD. De Leerares, door Siegfried van Praag. - Hans Christiaan Andersen, door Annie Salomons. - De Molen, door C.M. van Hille-Gaerthé. - etc.
|
|