taling het licht. Het draagt dezen merkwaardigen wel zeer uitvoerigen titel: ‘Die ungewöhnliche Abenteuer des Julio Jurenito und seine Jünger: Monsieur Delhaie, Mister Cool, Karl Schmidt, Ercole Bambucci, Alexej Tischin, Ilja Ehrenburg und des Negers Ayscha in den Tagen des Friedens, des Krieges und der Revolution in Paris, Mexico, Romain, Senegal, in Moskau, Kineschma und anderen Orten, ebenso verschiedene Urteile des Meisters über Pfeifen, über Leben und Tod, über Freiheit, über Schachspiel, das Volk der Juden und einige andere Dinge’ (Welt Verlag Berlin). Het boek van een Bohémien - dat de kenmerken draagt aan een cafétafeltje geschreven te zijn. Hetgeen ten slotte niet tegen het boek pleit. Ook Trotzky en Radek waren eens Bohémiens. ‘Julio Jurenito enz.’ geeft een spottend oordeel over de West-Europeesche cultuur doch ook over de - Russische van heden. Doch laat ik een poging doen om den inhoud te karakteriseeren.
Julio Jurenito - ‘de Meester’, zooals Ehrenburg hem steeds noemt, is eveneens een Bohémien. Hij is geen pathetische of mystieke figuur zooals bijv. Hauptmann's ‘Emanuel Quint’ doch: een provocateur. Het geheele boek door heeft hij de leiding, voert hij ons over Parijs over Senegal naar Rome dan weer van Londen over Berlijn naar Moscou en de Kaukasus. Eigenlijk is de constructie van dit werk zeer eenvoudig. Ehrenburg vertelt hoe hij op een avond Jurenito ontmoet. Deze openbaart hem aan zichzelf. Hij wordt zijn eerste leerling. Samen komen zij in connectie met Mr. Cool een Amerikaan, die bijbels verkoopt, zich tevens bezig houdt met het plaatsen van automaten met voorbehoed-middelen in bordeelen. Deze Mr. Cool wordt Jurenito's tweede leerling. De derde is Monsieur Delhaine, een Fransch renteniertje die een begrafenisonderneming en een zwakke maag heeft, tevens een maitresse die Zizi heet en pronkboonen kweekt. De vierde leerling is de Russische mensch Tischin - een type dat Ehrenburg wel zeer juist en scherp karakteriseert. Hij is de mystieke Rus van vóór 1917, de typische Russische ‘Intelligent’, die steeds spreekt over Wladimir Solofjeff en de Drieëenheid, over den Messias en eigen zieleheil. De drie anderen zijn de neger Ayscha uit Senegal, een Italiaan Ericola Brambucci, die nooit werkt, alleen eindjes cigaret opraapt, kringetjes spuwt en slaapt; tenslotte de Duitscher Karl Schmidt, die alles organiseeren wil, zelfs zijn liefdeleven, zoodat hij elken Zaterdag precies van half tien tot half elf een bordeel bezoekt. Al deze vreemdsoortige personen helpen Ehrenburg den wereldoorlog en den daarop volgenden waanzin te karakteriseeren. Men krijgt nu de wonderlijkste avonturen, de meest merkwaardige
ontmoetingen. Kostelijk is de schets van Sowjet Rusland, waar tenslotte het geheele gezelschap belandt. Degeen die iets van het Russische leven van thans begrijpen wil, leze deze hoofdstukken uit Ehrenburgs boek. Hij zal dan beter deze sfeer kunnen aanvoelen dan na lezing van vijftig boeken van vijftig West-Europeesche journalisten. Ehrenburg spot met ‘Proletcult’ en sommige instellingen - doch niet met de Idee der Revolutie, die hij aanvaardt en waarvoor zijn spot geen woorden vindt. Ehrenburgs's boek is er een van buitengewone hoedanigheden, al is het duidelijk dat de auteur wel wat al te veel onder invloed van Anatole France staat.
Wie hier - in dit werk van Russische jongeren - ‘den geest van Dostojewski’ meent te zullen ontmoeten vergist zich. Hij zal een anderen geest vinden: dien van de ‘Rotonde’. Doch deze heeft ook veel aantrekkelijks en zeker ook zijn waarde.
NICO ROST.