Den Gulden Winckel. Jaargang 23
(1924)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOtto Pieter ReysGa naar voetnoot*)OTTO PIETER REYS is een der meest merkwaardige persoonlijkheden van de Nederlandsche Litteraire Wereld. Tot voor korten tijd was hij geheel onbekend, thans is hij beroemd, of berucht, al naar men het nemen wil. Zijn grootste charme voor het publiek is tot nu toe zijn geheimzinnigheid geweest; weinigen kenden hem, sommigen twijfelden zelfs aan zijn bestaan, anderen zagen in den naam Reys slechts een pseudoniem, niemand wist eigenlijk het rechte van hem af. Thans wil ik trachten den sluier der geheimzinnigheid een weinig op te lichten; misschien is dat onbescheiden, maar van Otto Reys zelf heb ik geleerd het met de bescheidenheid niet te nauw te nemen. Ik had zijn stukken in ‘Den Gulden Winckel’ gelezen en mij als zooveel anderen over hem geërgerd, toen ik op een goeden avond zeer onverwachts kennis met hem maakte. Het was in een café in Arnhem. Over dien avond zal Reys, naar hij mij beloofde, zelf schrijven, ik zwijg er dus over; hij toonde veel belangstelling voor de italiaansche letterkunde, daarom noodigde ik hem uit om eens in Heelsum te komen. Hij is er geweest, wij hebben lang en prettig gepraat, veel ook over hem zelf en zijn werk. Daarvan wil ik iets vertellen. Otto Pieter Reys is in 1881 (het beroemde jaar van litteratoren, Giovanni Papini en Guido da Verona zijn o.a. in dat jaar ter wereld gekomen) te Mheer in het zuiden van Limburg geboren. Hij heeft het gymnasium van Maastricht bezocht en is daarna naar Brussel gegaan om economie te studeeren. In 1907 is hij getrouwd met Conny Ruytingha en hij heeft zich toen eerst in Londen en naderhand in Parijs gevestigd. Aanvankelijk zeer gefortuneerd heeft hij veel gereisd; indrukken uit dien tijd hoopt hij binnenkort uit te geven onder den sensationeelen maar niet veel zeggenden titel ‘Bloed en Mist’. Hij scheidde in 1916 van zijn eerste vrouw en hertrouwde in 1922 met een Spaansche: Gloria Danvila, die hij in Granada heeft leeren kennen. Otto Reys heeft nl. onlangs een groot epos voltooid waarin hij de komst der Moren in Spanje bezingt. Hij heeft mij eenige gedeelten uit zijn werk voorgelezen; het maakte op mij een grooten indruk; zijn stijl is breed, forsch, gedragen, zijn visie | |
[pagina 88]
| |
oorspronkelijk, en het geheel getuigt van een zeer markante en interessante persoonlijkheid. Zijn artikelen hebben hem hier en daar vijanden bezorgd - al moet ik opmerken dat mijn vriend Greshoff, op wien hij het bijzonder gemunt schijnt te hebben, hem met
Otto P. Reys
waardeering en onderscheiding behandelde - maar ik ben ervan overtuigd dat zij die zijn epos lezen zullen niet anders dan gunstig over hem zullen oordeelen. Hij beloofde mij spoedig in Bologna te komen opzoeken om met de italiaansche litteraire wereld kennis te maken; en ik verheug mij nu al op zijn bezoek, want Otto Reys, die soms zoo scherp kan schrijven, is in den omgang - behoudens aan tafel; wat kàn die man eten! - een zeer vriendelijk en sympathiek mensch. Ofschoon hij een prozaisch beroep heeft - hij is adviseur van een levensverzekeringsmaatschappij - is zijn belangstelling voor en zijn kennis van de litteratuur enorm. En dat op zichzelf verdient in een tijd, waarin men het voedsel van den geest steeds meer verwaarloost, waardeering en aanmoediging. GIACOMINO ANTONINI. Heelsum, Mei '24. |
|