Den Gulden Winckel. Jaargang 23
(1924)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
is dat het geval. Na omstreeks 1900 zijn grooten bloeitijd te hebben gehad, was ook de italiaansche roman langzaam aan doodgebloed; er waren nog wel een paar goede schrijvers, maar toch was ongeveer alles wat als nieuw verscheen een herhaling, een nabootsing van hetgeen vroeger al gezegd en geschreven was; bij de derde bladzijde wist men al welken grooten schrijver de auteur als voorbeeld had gekozen; hoe hij het gegeven ontwikkelen zou en op welke manier hij het boek zou laten eindigen. En zij die nog origineel wilden zijn zochten die originaliteit in de uiterlijke dingen: de wijze waarop het boek gedrukt of ingebonden was; of door den romanvorm te vervangen door korte tafereelen zonder verband bijeengebracht, meestal in een ultra modernen stijlloozen stijl, met hier en daar duistere symboliek of gewaagd conventioneel realisme. Gedurende den oorlog verkreeg dat genre boeken dat aan pornographie grenst de overhand, aan inhoud en stijl werd steeds minder zorg besteed, de omslag, over het geheel veelkleurig en prikkelend, en de titel waren hoofdzaak. - Het is de na-oorlogperiode (de z.g. dopo-guerra) die een algeheele omkeering gebracht heeft; de vruchten er van zijn de, in vergelijking met hetgeen vooraf ging, vele goede romans waarin wij ons thans mogen verheugen; en al is het volmaakte in deze zeker niet bereikt, het zou van onrechtvaardigheid en onkunde getuigen wanneer wij steeds jammerend bleven wijzen op het vele, dat nog ontbreekt, in de plaats van het goede, dat er is, te waardeeren, en zonder overschatting, te prijzen. Omstreeks 1900 bereikte de romanlitteratuur in Italië haar hoogtepunt; onze beste romanciers konden toen de vergelijking met hetgeen in 't buitenland gegeven werd glansrijk doorstaan. Aan de eene zijde hadden wij de veristen: Giovanni Verga, de allergrootste, had reeds ‘I Malavoglia’ ‘Mastro don Gesualdo’ en ‘La Vita dei Campi’ uitgegeven, Capuana had met ‘Il Marchese di Roccaverdina zijn hoogtepunt bereikt, en Federico de Roberto, die met deze beiden het z.g. Siciliaansche driemanschap vormt, had zijn wel moeilijke, maar voortreffelijke ‘Vicere’ en ‘L'Illusione’ geschreven, die samen een geheel van ongeveer 1000 bladzijden vormen, en nu pas gewaardeerd worden, ja met Tolstoi's ‘Oorlog en Vrede’ en Thackeray's ‘Vanity Fair’ op één lijn worden gesteld. En daar tegenover hadden wij Antonio Fogazzaro, den laatste en beste der manzonianen met zijn zoo bekende ‘Daniele Cortis’ en ‘Piccolo Mondo Antico’; Enrico Butti, den genialen schrijver van ‘L'Automa’ en ‘L'Incantesimo’; Matilde Serao met haar voortreffelijke ‘Il Paese di Cuccagna’, Alfredo Oriani den toen versmaden thans in eere herstelden schrijver van ‘No’ en ‘Gelosia’, en ten slotte den allerbelangrijksten Gabriele D'Annunzio, den wereldberoemde, die zijn boeken in bijna alle europeesche talen vertalen zag, en die omstreeks dien tijd zijn beste werken schreef: ‘Il Piacere’, ‘L' Innocente’, ‘Trionfo della Morte’, ‘Novelle della Pescara’. - Maar dit tijdperk van grooten bloei werd door een inzinking gevolgd, en tusschen 1900 en 1920 is er op het gebied van den roman heel weinig goeds verschenen. - Het spreekt van zelf dat er in deze twintig jaren wel eenige belangrijke en zelfs zeer voortreffelijke boeken gepubliceerd zijn, maar vergeleken met het overstelpend vele dat werd uitgegeven, waren die enkele goede romans ‘Rari nantes in gurgite vasto’. - Verga publiceerde in dien tijd zijn ‘Dal tuo al mio’, volgens sommigen zijn beste werk, D'Annunzio gaf nog ‘Forse che Si, forse che No’, terwijl onder de jongeren ‘Ugo Ojetti’ met zijn ‘Il Gioco dell' Amore’ en Luciano Zuccoli met ‘L'Amore di Loredana’ en ‘Farfui’ naar voren kwamen, en dan Alfedo Panzini met zijn geestige ‘La Lanterna di Diogene’, Giuseppe Lipparini met ‘L'Osteria dalle Tre Gore’ en Guido da Verona met ‘La Vita Comincia domani’, alle drie zeker onder de voortreffelijkste boeken te rekenen van de italiaansche moderne litteratuur; maar is het niet eigenaardig dat zoowel Panzini als Lipparini en da Verona pas in de laatste jaren de roem en de bekendheid verwierven, die hun zeker toekomt, evenals die andere thans wereldberoemde schrijver Luigi Pirandello, na Boccaccio en Bandello misschien wel onze allerbeste novellist, die niettegenstaande zijn ‘Il Fu Mattia Pascal’ ‘I Vecchi e I Giovani’ ‘La Vita Nuda’ en ‘Terzetti’ jaren geleden verschenen zijn pas de twee of drie laatste jaren algemeen gelezen, besproken en geprezen wordt? - Uit dien tijd moet ik nog Grazia Deledda noemen, de veelgeprezen schrijfster van en over Sardegna die zich met ‘Canne Al Vento’ en ‘La via del Male’ onder de allereersten een plaats heeft ingeruimd. - Van allen afgezonderd, tegen allen gekant waren toen de naar het tijdschrift ‘La Voce’ genoemde ‘Vociani’. - Met zeer veel geraas zijn zij de italiaansche litteraire wereld in komen vallen en hebben er aanvankelijk veel opschudding veroorzaakt. De allerbesten onder hen waren ongetwijfeld Papini, Soffici en Palazzeschi. Giovanni Papini, berucht om zijn dikwijls dwaze en, ofschoon amusant om te lezen, over het geheel zeer partijdige critieken, die voor het grootste gedeelte alleen op sym- of antipathieën berustten, gaf toch voortreffelijk eigen werk met de bundels ‘Il Tragico Quotidiano’ en ‘Parole en Sangue’ en vooral met ‘Un Uomo Finito’, niet ten onrechte de roman van een generatie genoemd. - De bekend- | |
[pagina 20]
| |
heid van Ardengo Soffici en Aldo Palazzeschi is ook van de laatste jaren; de eerste dankt haar vooral aan zijn in dagboekvorm geschreven ‘Giornale di Bordo’ en ‘La Giostra dei Sensi’, de laatste aan zijn roman ‘Il Codice di Perela’ dat van een groote oorspronkelijkheid getuigt, en zijn novellen ‘Il Re Bello’. - Het is zeker niet overbodig in dit verband ook Scipio Slataper te noemen, den zoo sympathieken jonggestorven schrijver van ‘Il mio Carso’. - Wanneer men deze opsomming van namen leest denkt men misschien bij zich zelven dat het toch zoo weinig niet is, en in zeker opzicht heeft men gelijk: vergeleken met hetgeen in het buitenland in deze laatste twintig jaren gepubliceerd is, is het misschien zelfs veel; maar wanneer men denkt aan de geweldige hoeveelheid boeken in deze twintig jaren uitgekomen is deze oogst van goede werken wel klein, vooral ook omdat de meesten dezer schrijvers pas in de vijf laatste jaren de roem en de bekendheid hebben verworven die hun toekwam. - Het is de naoorlogstijd geweest die een verandering gebracht heeft. De oorlog zelf heeft bij ons geen boek van beteekenis voortgebracht, al heeft men èn in Sapori èn in Soffici èn in Puccini om beurten een Barbusse willen zien. - Alleen indirect heeft hij gewerkt, want het is onder invloed van den oorlog geweest dat Fausto Maria Martini en Gino Rocca, twee onzer beste jonge schrijvers, romanciers zijn geworden. Fausto Maria Martini, thans bekend als een der beste tooneelschrijvers van de nieuwere school, schreef ‘Verginita’ en Gino Rocca ‘L'Uragano’. In beide romans, die zich terecht in een groot succes mochten verheugen, vinden wij een jong gezond idealisme dat na den roes en de verwildering der oorlogsjaren weer opbloeit, en een opnieuw waardeeren van het leven na de verschrikkingen van den dood van zoo nabij te hebben gezien. Zij zijn de beste documenten om de generatie te leeren kennen die onze nationale herleving tot stand bracht. - Wanneer ik nu over den allerjongsten tijd ga spreken moet ik in de eerste plaats op Giuseppe Antonio Borgese wijzen. Na jarenlang als criticus leiding te hebben gegeven en na als zoodanig een eerste plaats in onze letterkunde te hebben verworven, is hij plotseling tot den roman overgegaan met een succes zóó groot als na D'Annunzio nog niemand ten onzent was te beurt gevallen. - Zonder twijfel is hij op weg de grootste van onze romanciers te worden na Verga en D'Annunzio; ‘Rube’ en ‘I Vivi en I Morti’ luiden een nieuw tijdperk in onze letterkunde in, en wanneer iemand recht heeft om vertaald te worden en in het buitenland te worden gekend dan is hij het zeker. - Naast Borgese noem ik u een anderen criticus die ongeveer in denzelfden tijd tot den roman is overgegaan: Umberto Fracchia. Zijn eerste werk ‘Il Perduto Amore’, waarin voortreffelijke bladzijden waren, was wat men gewoonlijk een ‘belofte’ pleegt te noemen; maar met zijn onlangs verschenen ‘Angela’ heeft hij die belofte op schitterende wijze ingelost en zich een eerste plaats verzekerd onder onze romanciers; ‘Angela’ is een werk van zeer hoog litterair gehalte en van groote menschelijkheid. - Een die ons te vroeg ontviel is Federigo Tozzi, de op 37 jarigen leeftijd gestorven romancier uit Siena, die zich met ‘Tre Croci’, ‘Con gli Occhi Chiusi’ en ‘Il Podere’ een blijvende plaats in onze letterkunde verzekerd heeft. Zijn werken worden gekenmerkt door de eenigszins ruwe, eenvoudige wijze waarop hij primitieve menschen en ongecompliceerde hartstochten weet te schilderen; eenerzijds heeft men hem met Verga anderzijds met Dostoievschi vergeleken. - Tot dezelfde school behooren ook Michele Saponaro en Mario Puccini. - Wanneer iemand in staat schijnt te zijn om in de nieuwe letterkunde de plaats van Verga in te nemen, dan is het zeker Michele Saponaro, de nog zeer jonge auteur die in zijn romans ‘Peccato’ en ‘Nostra Madre’ en in zijn novellenbundel ‘Le mie cinque fidanzate’ zijn Puglie op zoo'n sterke, oorspronkelijke wijze heeft weten uit te beelden. - Mario Puccini, ook nog zeer jong, heeft naam gemaakt met ‘Dov'è il peccato è Dio’ en ‘Essere o non essere’, waarin hij religieuse problemen behandelt, waarbij hij zich een forsch en talentvol schrijver toont, van wien wien wij nog veel kunnen verwachten. - Een geheel eigen wereld van eenvoudigen van geest en reinen van hart (‘I Puri di Cuore’ is de titel van zijn laatste en beste werk) heeft Marino Moretti, die in zachte soms naar het melancholieke neigende tinten ons zijn provincie schildert; zeer bekend is van hem ‘La Voce di Dio’. Tot een geheel andere wereld behoort de moderne onrustige Piermaria Rosso di San Secondo, die, ofschoon nog jong, ook in 't buitenland bekendheid heeft verworven; de tegenstelling tusschen Noord en Zuid, tusschen de hollandsche en de italiaansche ziel neemt in zijn boeken een groote plaats in. - Holland, waarin hij een tijdlang vertoefd heeft, beschrijft hij met een zekeren voorkeur in de, novellen ‘Ponentino’ en in zijn romans ‘La Festa delle Rose’ en ‘La Fuga’, welke laatste met ‘La Morsa’, ‘Le Donne Senza Amore’ (een schildering van het artistenleven te Rome) en het onlangs verschenen ‘La Donna Che Può Capire, Capisca’, een in alle opzichten zeer belangwekkend boek, zijn beste romanwerk vormt. - In dit verband mogen ook genoemd worden Luciano Zuccoli en Giuseppe Lipparini, die, ofschoon ze, zooals ik reeds zooeven zeide, reeds jaren geleden hun entree | |
[pagina 21]
| |
in de litteraire wereld hebben gedaan, in de laatste jaren hun beste werk gaven. Luciano Zuccoli publiceerde ‘La Divina Fanciulla’ en ‘Le Cose pui grandi di lui’, twee psychologische studies van jonge menschen van onzen tijd; terwijl Giuseppe Lipparini ons, naast een herdruk van zijn meesterlijke ‘L'Osteria Dalle Tre Gore’, bijzonder scherpe psychanalytische studies van moderne vrouwezielen gaf in ‘La Donna che Simulo’ en ‘Le Fantasie della Giovine Aurora’. Tot den psychologischen roman behooren ook de dit jaar verschenen werken, waarmee twee jonge schrijvers, van wie men veel verwachtte, maar die nog geen groot werk hadden gegeven, aan die verwachtingen hebben voldaan; het zijn ‘La Velia’ van Bruno Cicognani en ‘L'Erede’ van Carlo Emanuele Basile; ofschoon onderling zeer verschillend wat stijl en wat inhoud betreft - ‘La Velia’ is een roman uit het Florentijnsche volksleven, terwijl in ‘L'Erede’ een aristocratisch milieu geschilderd wordt - behooren zij beiden tot het beste wat er in dit genre geschreven is. - Zeer beroemd is op het oogenblik in heel Europa Guido da Verona, vele nijdassige critici ten spijt; hoe of men ook verder over zijn werk denken moge, men zal moeten erkennen dat hij als kunstenaar ongewone kwaliteiten heeft; zijn eerste werken ‘Colei che non si deve Amare’, ‘La Vita Comincia domani’ en ‘L'Amore che Torna’ blijven tot nu toe èn wat stijl èn wat romancompositie betreft zijn beste, en niet ten onrechte worden zij zoo algemeen gewaardeerd. Zijn latere werken zijn over het geheel zwakker, al schijnt ook hij zich te willen herstellen; dit jaar publiceerde hij ‘Yvelise’, dat zijn in de laatste jaren geschreven romans zeker overtreft en weer een stap in de goede richting is. - Hetzelfde kan men zeggen van Antonio Beltramelli en zijn laatste werken ‘Ahi Giscometta la tua ghirlandella’ en ‘I Segni del Fascino’, die voortreffelijke eigenschappen bezitten, zooals ook, maar in mindere mate, ‘Il destino in Pugno’ van den veelschrijvenden en door het groote publiek veel gelezen Virgilio Brocchi. - Mij resten nog drie namen waarmee ik dit vluchtig overzicht besluiten wil; het zijn Salvator Gotta, Corrado Govoni en Roberto Palmarocchi. - Salvator Gotta noem ik u omdat hij in zijn vele romans, en vooral in ‘La Donna più bella del Mondo’ en ‘Il Primo Re’ die zijn besten zijn, eigenschappen heeft getoond, welke in de toekomst heel veel van hem doen verwachten; hij is de eenige die de traditie van Fogazzaro voortzet. - Corrado Govoni daarentegen, algemeen erkend als de beste van onze jongere dichters, heeft de verwachtingen die men van hem had overtroffen door zijn lijvige maar frisch en krachtig geschreven romans ‘Anche l'Ombra è Sole’, ‘La Terra Contro il Cielo’ (deze beide vormen één geheel onder het motto: Giovinezza fermati: Sei Bella) en het zoo juist verschenen ‘La Strada sull' Acqua’; hij heeft zich met deze werken ook in de romanlitteratuur een geheel eigen plaats verzekerd. - En nu ten slotte onze jongste schrijver Roberto Palmarocchi, die na een voortreffelijken bundel novellen: ‘Io non esisto’ dit jaar ‘I Castelli delle Carte’ publiceerde, een werk van groote oorspronkelijkheid, dat hem eensklaps in de voorste gelederen bracht; hij is onze hoop voor de toekomst. - Ik heb hier heel wat namen genoemd; later hoop ik op enkele dezer werken uitvoeriger terug te komen; het was thans alleen mijn bedoeling u vluchtig te wijzen op de enkele bloemen, die tusschen het vele onkruid verscholen bij ons te vinden zijn. GIACOMINO ANTONINI. |
|