stukken meeleeft van onzen veelbewogen, revolutionairen tijd.
* *
Waar veel licht is, is ook veel schaduw. Met veel talent heeft Wagenvoort van de nieuwste technische ontdekkingen en uitvindingen gebruik gemaakt; hij beheerscht alle theorieën van liberalisme, socialisme en communisme; hij toovert ons boeiend en treffend een wereld voor, zooals menigeen die wenscht in z'n droomen. Veel licht dus. Maar er zijn ook vele schaduwzijden. Afgezien van den stijl, waarover later, vinden wij ook veel bedenkelijks, vooral op geslachtelijk gebied, veel dat tot het terrein van den hoogeren onzin, en waanzin, behoort. Höherer Blödsinn, zou een Duitsch geleerde zeggen. Ik zal trachten het vóór en tegen zoo objectief mogelijk aan te toonen.
Een goed idee o.a. is, het Engelsch als wereldtaal in te voeren ‘naar den klank geschreven’, dus ook met de noodige hervorming der achterlijke orthographie (blz. 7). De schr. spaart gelukkig ons vaderland niet; ook daar verdwijnt de kapitalistische maatschappij, maar in Nederland 't laatst, ‘ofschoon de kapitalistische overmoed dáár 't hinderlijkst de oude samenleving trachtte te handhaven’ (blz. 36). Ook de vieze gewoonten van onze lieve voorvaderen in Nederland krijgen een heerlijken veeg uit de pan (blz. 53). ‘Gebrekkig geborenen, waarvan men wetenschappelijk kon vaststellen dat zij nimmer zouden opgroeien tot volwaardige individuen, werden door de overheid kort na de geboorte gedood’ (blz. 56), een vruchtbaar idee, reeds bij de oude Spartanen te vinden. Na de spening gaan alle kinderen naar den kindertuin; iets nieuws à la Fourier, dat voordeelen aanbiedt tegenover de ouderwetsche bekrompen en eenzijdige opvoeding. Trouwens, over onderwijs verkondigt de schr. veel goede en vooruitstrevende denkbeelden, al zijn die reeds vroeger, en veel welsprekender, door Multatuli geuit (zie blz. 81). Dat de tegenwoordige Volkenbond een gebrekkig advokatenzaakje is, en door een waarachtigen Bond der Volken moet worden vervangen, deze stelling door mij reeds lang geleden uitgesproken in de Gazette de Hollande, vinden wij bij Wagenvoort terug (blz. 92). En hoe geestig beschrijft hij het vliegwezen van tegenwoordig, waar hij van z'n held zegt ‘dat hij op een uitvlieging was naar de republiek Wales’ (blz. 102); niet alleen het idee maar ook het woord zelf is schilderachtig en voortreffelijk! - Zóó wemelt het boekje van vooruitstrevende, gedurfde ideeën; men leze b.v. de beschrijving
der Centrale Thermen in Den Haag, die in elk geval zeer boeiend is (blz. 106); men leze het verhaal van het leven in flats, groote huisblokken, zooals door den ondergeteekende reeds in 1880 voor Amsterdam bepleit werd, en met Berlage als architect besproken (blz. 122). De droom van een socialistische maatschappij, met groote magazijnen, waar productie en consumtie door middel van bons is geregeld, herinnert mij aan vele gesprekken, tientallen van jaren geleden met mannen als H. Gerhard, H. van Kol en anderen gehouden (blz. 150). Een geestige vinding van Wagenvoort is ook de ‘optimine’, een soort van drank, tevens fijne satire op de vele apothekersen ook wel kwakzalversmiddelen van tegenwoordig (blz. 153). Andere zeer lezenswaarde bladzijden handelen over de koloniën en de koloniale politiek, die in de 21e eeuw een geheel nieuwen vorm heeft gekregen (blz. 155), over de tegenwoordige fabrieken en den toestand der fabrieksarbeiders: ‘voorheen waren de fabrieksarbeiders in hun dagelijkschen omgang met machines zelf machines geworden’ (hoe treffend gezegd en juist! blz. 173), over de parasieten der kunstenaars, scherp maar niet onwaar in de meeste gevallen (blz. 175), over de evolutie der verschillende godsdiensten in de toekomst, waarbij de schr. in proza ongeveer herhaalt wat in mijn Triomf der Vrije Gedachte te lezen staat (blz. 187), over de tuinsteden, als noodzakelijke woningsvorm der toekomst (blz. 226), en - last not least - woorden in den mond van ‘Grootje’ gelegd, maar waarin de schr. een prachtwaarheid uitspreekt: over de ‘verwildering waarin de oude vrouw de menschen ziet leven’ (blz. 238). Is dit niet volkomen op onzen tijd van ontaarding en verwording toepasselijk?
Dit, wat de lichtpunten betreft. Ik moet evenwel, als waarachtig vriend van den schr., ook tal van schaduwzijden aanstippen, misschien in een volgenden druk te verbeteren; hierbij doe ik slechts een greep uit allerlei vraag- en uitroepteekens, bij de lektuur verzameld. De fotofoon van onzen schr. is mij onbegrijpelijk, en de toepassing van radium op de fotofoon (blz. 48) schijnt mij volslagen onzin. Aline, die bereid is met iedereen ‘een boksstrijd aan te gaan’ (blz. 54) kan ons nooit sympathiek worden, en bedenkelijk klinken zinnen als de volgende: ‘Elke omhelzing van twee menschen, die elkaar liefhebben, werd beschouwd als iets van de verhevenste menschelijke heiligheid, waarover niemand een afkeurend woord mocht zeggen’ (blz. 62). Dergelijke zinnen, vooral op geslachtelijk gebied, zijn er nog veel meer bij onzen schr. te vinden; hij bedenke toch, roep ik hem toe, dat aan een socialen roman geheel andere eischen worden gesteld dan aan een handboek van Krafft Ebing of van Havelock Ellis. Ik zou van allerlei bedenkelijke uitspraken en beschrijvingen een geheele bloemlezing kunnen geven, maar wil mij liever beperken, en 't meeste overlaten aan het gezond verstand van lezeres of lezer.