Den Gulden Winckel. Jaargang 22
(1923)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Een centrum van beschaving en schoonheid te MilaanHet levenswerk van dr. E. Ferrieri.HOEVEEL de Italianen ook mogen gevoelen voor de versiering van het dagelijksch leven, ik heb nooit kunnen ontdekken dat zij, in het algemeen, een bijzondere voorliefde hebben voor de verfraaiïng van den geest. Men ziet er weinig lezen. De Italianen die intensief werken, gaan geheel op in hun vak en houden conscientieus hun vaklitteratuur bij, de Italianen die weinig of niet werken hebben heusch geen tijd om te lezen. Deze vinden, iederen dag opnieuw, zóóveel details van het leven die hen boeien, en zij hebben altijd zóóveel te praten en te redekavelen, en het is altijd zóó prettig om heen en weer te wandelen, langzaam en zonder doel, dat, waarlijk, de schoone letteren de minsten van hunne zorgen kunnen zijn. En bij de vele gewone genoegens van den dag komt dan nog het kaartspel! De eindelooze partijtjes, die overal en op ieder uur van den dag in Italië gemaakt worden, berokkenen een onberekenbare schade aan het Italiaansche uitgeversbedrijf! Ik geloof ook dat de meeste Italianen niet het geduld hebben om zich rustig neder te zetten en zich geheel en al over te geven aan het stilte en rust eischend werk dat litteratuur-genieten is. En dat is daarom in het bijzonder zoo jammer, omdat er in Italië merkwaardige en bewonderenswaardige schrijvers leven en omdat deze niet zelden moeite hebben om te bestaan en uitgegeven te worden, terwijl Pittigrilli en Guido da Vérona met de allerbeminnelijkste pornografieën rijk worden. Het gebrek aan offervaardige belangstelling wordt wel het duidelijkst, wanneer men ziet dat er niet één goed groot tijdschrift, als b.v. de ‘Revue Universelle’, ‘The London Mercury’, de ‘Neue Deutsche Rundschau’, in Italië regelmatig verschijnen en blijvend leven kan. ‘Lo Spettatote’, in Januari van dit jaar door Corrado Pavolini te Rome opgericht, beloofde zulk een tijdschrift, met zorg, inzicht en volgens een uitnemend plan geredigeerd, te wordenGa naar voetnoot1). Na vier nummers, die inderdaad zeer wel geslaagd waren, moest de heer Pavolini de uitgave staken wegens volkomen afwezigheid van belangstelling: hij had een kleine vijftig abonné's in een land van 40 millioen inwoners! En daarbij moet men bedenken dat ‘Lo Spettatore’ het eenige tijdschrift van zijn genre in Italië was. Het te Milaan verschijnende ‘Trifalco’ heeft den strijd tegen de onverschilligheid óók al moeten opgeven. En desgelijks: ‘Poesia ed Arte’. Dit verscheen te Ferrara, onder leiding van den beminnelijken jongen dichter Guiseppe Ravegnani en was alleraardigst; zooiets als ‘Le Divan’, waarmede dr. Henri Mar- | |
[pagina 178]
| |
tineau op zoo edele wijze de traditie der Parijsche ‘petites revues’ hoog houdt. Nieuw is ‘Il Concilio’Ga naar voetnoot1), dat mij wel goed schijnt te worden en het weekblad ‘Giornale di Poesie’Ga naar voetnoot2), dat ik zéér aanraden kan. In het bijzonder echter wil ik ditmaal wijzen op ‘Il Convegno’, dat onder goede directie van dr. Enzo Ferrieri te Milaan verschijntGa naar voetnoot3). Men mist helaas nog wat vastheid van wil en lijn bij den leider en vooral regelmatigheid in den afstand tusschen de verschillende data van verschijning. Een aan het tooneel gewijd nummer laat al sinds Maart op zich wachten. Het is moeilijk ‘Il Convegno’ duidelijk te karakteriseeren. Soms lijkt het op een tijdschrift van het type dat door ‘La Nouvelle Revue française’ in geheel Europa bekend is geworden. Soms echter ontdekken wij plotseling in een nummer hoe het universaliteit en selectie mist en slechts de uiting is van een kleine schare schrijvers, meer gelijkend op een vriendensalon, dan op een uit innerlijke affiniteiten natuurlijk gegroeide samenhoorigheid.
Guiseppe Prezzolini
De reden hiervan ligt gedeeltelijk in de eigenaardige verhoudingen van het Italiaansche litteraire leven. Daar merkt men n.l. nog duidelijk een afscheiding naar de landstreken. Men zou welhaast kunnen spreken van een Lombardijsche, een Toscaansche en een Romeinsche ‘School’, en men moet daarbij bedenken dat de Italiaansche eenheid nog jong is. Zoo nu en dan heeft ‘Il Convegno’ een sterk regionalistisch karakter. Eerst in den laatsten tijd zie ik er de medewerking van Guiseppe PrezzoliniGa naar voetnoot4), die, als ik het wel heb, Florentijn, dus Toscaan is en te Rome woont. Zijn rustig doordachte en sterk gebouwde essays zijn een belangrijke aanwinst voor het tijdschrift.
Carlo Linati
Ondanks de weifelingen van Ferrieri vertegenwoordigt ‘Il Convegno’, buiten kijf, een interessant streven. De leider wordt ter zijde gestaan door een keur van ernstige, loyale schrijvers. Ik noem slechts: Carto LinatiGa naar voetnoot1), Cesare Angelini, G.A. BorgeseGa naar voetnoot2), Enrico PeaGa naar voetnoot3), Ardengo SofficiGa naar voetnoot4), Corrado Govoni, Ugo Bernasconi, Afredo PanziniGa naar voetnoot5), Giacomo PrampoliniGa naar voetnoot6), Eugenio LevyGa naar voetnoot7). Men vindt geregeld besprekingen van Fransche, Duitsche, Engelsche, Nederlandsche boeken, een rubriek voor schilderkunst, een rubriek voor muziekGa naar voetnoot8). Maar dr. Ferrieri's verlangens gingen verder. Hij was er niet mede tevreden om een tijdschrift te redigeeren. Hij wilde in de tweede stad des lands een centrum van nationaal en internationaal geestelijk leven scheppen. Daartoe richtte hij een kleinen, maar met litteraire zorg geleiden boekwinkel op in de Via del Monte Napoleone 45, dien ik in 1921 bezocht. Het was iets in den trant als de ‘Poetry Bookshop’ van Harold MonroGa naar voetnoot9). Ik weet niet of deze nog bestaat of nog in dien aardigen primitieven vorm bestaatGa naar voetnoot10). Ik weet alleen dat ik in 1913 buitengewoon bekoord was van den opzet en de uitvoe- | |
[pagina 179]
| |
Il Convegno: De Boekhandel
| |
[pagina 180]
| |
ring. Net als Monro arrangeerde ook Ferrieri voordrachten van bekende schrijvers in een der zaaltjes. Zoowel de boekhandel als de lezingen hadden succes, en Ferrieri was genoodzaakt naar ruimer localiteiten uit te zien. Hij slaagde daarin boven bidden en denken. Van den hertog Gallarati ScottiGa naar voetnoot1) kreeg hij - laat ik er bij zeggen: G.A. Borgese
voor veel geld! - de beschikking over de prachtige benedenzalen van het historische paleis zijner familie. Dit is gelegen in het hartje van de oude stad, in de smalle Via Borgo Spesso, zijstraat van de Via Monte Napoleone. Op den hoek van de Via Borgo Spesso en de Via Monte Napoleone woont een voortreffelijk banketbakker, bij wien Ferrieri gewoon is zijn gasten te onthalen. In de nieuwe woning van ‘Il Convegno’ komt men binnen door een wel wat onaanzienlijk klein deurtje en men treedt dan direct in de monumentale voorzaal, die voor den boekhandel is ingericht. Het is niet mogelijk zich dadelijk te realiseeren dat men in een boekhandel is. Men moet eerst den indruk van het plotseling binnenkomen in de hooge en statige renaissance-ruimte, met al de felle beweeglijkheid der fresco's om ons heen, verwerken. Eerst later ziet men de boeken! Natuurlijk veel Italiaansche boeken. Hierbij zijn vele mooi-gedrukte, goed-verzorgde edities; want enkele uitgevers toonen hart voor hun uitgaven te hebben en enkele drukkers toonen trotsch te zijn op hun oude kunst, die zij daarom met toewijding en voorzichtigen ernst beoefenen. Dan vindt men er verder alle nieuwe Fransche boeken en de beste nieuwe Engelsche, Duitsche en Spaansche. De hierbij gereproduceerde foto geeft ongeveer éen derde van de zaal te zien. Door de deur in het fond komen wij in de Tijdschriftenzaal, iets kleiner, en in denzelfden stijl als de voorzaal. In de koude Februaridagen - Milaan hééft een beroerd klimaat - brandde een deftig houtvuur in de schouw en in de chesterfields daarvoor was het zalig dommelen! Op de groote tafel, met dubbel blad, liggen honderden tijdschriften in alle talen. Ik vond er ‘Wendingen’ en een zonderlinge anarchistische publicatie ‘Ter Waarheid’. Nederland was dus onvoldoende vertegenwoordigd in dit internationale drukwerk-toernooi. Tsjechoslowakije, Griekenland en Catalonië kwamen heel wat beter voor den dag!Ga naar voetnoot1). De tijdschriftenzaal staat voor ieder belangstellende open. Van deze royale gastvrijheid wordt druk gebruik gemaakt. Van deze zaal komt men in de leesbibliotheek; geheel op denzelfden voet als onze leesbibliotheken. Deze is dood-eenvoudig, modern ingericht. Terzijde van de leesbibliotheek, ook modern, koel en licht, met een sobere en ietwat Weensche wand-versiering, is de zaal voor concerten en lezingen. Men kan zonder overdrijving zeggen dat in het laatste jaar deze zaal het middelpunt van het geestelijk leven van Milaan is geweest. Hier werden tal van voordrachten gehouden. De criticus en hoogleeraar G.A. Borgese hield er een cursus over: ‘I maestri italiani del secolo XIX’; F.T. Marinetti sprak twee maal; over: ‘Baudelaire en Verlaine’ en over: ‘Mallarmé en Rimbaud’; de musicoloog Domenico De Paoli gaf een serie voordrachten over muzikale onderwerpen: over de ‘Louise’; over ‘de Herleving van de Hongaarsche Muziek’; over ‘De Tooverfluit’. Ugo Bernasconi wijdde twee avonden aan de Moderne Italiaansche schilderkunst. De Manzoni-herdenking werd door ‘Il Convegno’ gevierd door twee Manzoni-avonden; op den eersten sprak A. Modigliano over ‘Manzoni's Lierdichten’, op den tweeden A. Galleti over ‘Roomschdom en Romantiek in Manzoni’. Hier werden ook vele goede concerten gegeven; o.a. op 30 October 1922 het eerste speciale concert Ravel, waarvoor Henri PrunièresGa naar voetnoot2) en Maurice Ravel uit Parijs waren overgekomen. Op 25 November volgde een concert gewijd aan den muzikalen vriend en medewerker van Gabriele d'Annunzio, Ildebrando Pizzetti; op 27 een concert gewijd aan de werken van Alfredo Casella; en Maart 1923 volgden daarop twee muziekavonden gewijd aan G. Fr. Malipiero en Ottorino Respighi Op den 22sten Februari 1923 woonde ik er een avond van het Hongaarsche strijkkwartet bij. Zij speelden een kwartet op. 17 van Belà Bartòk en een kwartet, op. 10, van Zoltán Kodàly. Hoewel er dien avond veel te doen was in Milaan, liep de Convegnozaal geheel vol. Ik kreeg een sterken indruk van de beteekenis der Convegno-beweging voor het intellectueele leven der stad. Lang nog heb ik zitten napraten met de Hongaarsche musici, die voor het eerst in Italië optraden. Zij waren enthousiast over Nederland. Nederland is, volgens hen, het land waar het zuiverste begrip en de offervaardigste belangstelling voor muziek te vinden is. Zij roemden ook de eerlijkheid en den | |
[pagina 181]
| |
Il Convegno: De Tijdschriftenzaal
| |
[pagina 182]
| |
goeden smaak der kritiek, welke, in tegenstelling met elders, in Nederland niet te koop is. Egon Kornstein, die vrij behoorlijk Nederlandsch kent, sprak in het bijzonder van zijn bewondering voor Matthijs Vermeulen's hartstochtelijken ernst. De Italiaansche schrijvers en intellectueelen die Milaan aandoen verzuimen zelden een bezoek bij Ferrieri te brengen. In het tijdschrift vinden wij meestal hun bezoeken vermeld. In Februari j.l. zien wij een reeks
Giovanni Papini
parlementaire grootheden aangekondigd; en daaronder staat; ‘Abbiamo visto per due giorni di seguito la solida figura di Giovanni Papini in carne ed ossa a suo agio fra i vigoroso affreschi del ‘Convegno’. En ... in Maart j.l. heeft il DuceGa naar voetnoot1) in hoogsteigen persoon, begeleid door groot gevolg, een bezoek aan Ferrieri gebracht. In zijn taak, welke den geheelen mensch eischt, wordt Ferrieri trouw ter zijde gestaan door de charmante en spiritueele mevrouw Ferrieri, die de kunst van recipieeren op een edele klassieke wijze beoefent. Wanneer men Milaan bezoekt, zonder eenige uren aan ‘Il Convegno’ gewijd te hebben, dan kan men zeker zijn dat men de kans om met het zuiverste intellectueele leven van het jonge, tot een grootsche toekomst geroepen, Italië in contact te komen verzuimd heeft. Het is daarom véél beter om zulk een kans niet te verzuimen en om aan dr. Enzo Ferrieri de hartelijke groeten te gaan brengen van J. GRESHOFF. |
|