Alfons Goldschmidt
HET is geen toeval dat een der krachtigste figuren der moderne Duitsche literatuur, Alfons Goldschmidt, een - econoom is. Een dichter-econoom die voorbij de grenzen van eigen land, van Europa, zijn blik dwalen laat, zich niet meesleuren laat in het pessimisme van het hedendaagsche Duitschland. Dit is zijn kracht. ‘Untergang des Abendlandes’? Hij gelooft er niet aan: ‘Wie kann man von Untergang des Abendlandes sprechen, wo schon die Morgenröte über dem Abendlande steht?’ Het is een verkwikking, een versterking Goldschmidt's werken te lezen. Eerst zijn impressionistisch uitbundig dagboek ‘Moskou 1920’, voorstudies tot een omvangrijk werk ‘die Wirtschaftsorganisation Sowjet Rusland's’, thans zijn nieuw werkje ‘Argentiniën’, waarop eveneens een grootere economische arbeid volgen zal.
Ook thans kon hij de hem overal heen voerende brandende onrust niet bedwingen; gaf hij ons, vóór het eigenlijke werk, zijn met grooten hartstocht geschreven impressies. Zijn blik op land en volk, het verslag van zijn strijd tegen de geestelijkheid in Argentinië (die zich verzette tegen zijn colleges aan de universiteit te Cordova) - zijn forsch samenvattend oordeel over Joodsche problemen. Dit alles is in een stoer genuanceerd Duitsch geschreven, dat zich bijna met het proza van Alfred Döblin kan meten. Uit ‘Argentiniën’ spreekt - en dit is van nog meer waarde - tevens een groot-voelend fel-levend mensch met wijden horizont en een sterk onafhankelijkheidsgevoel. Een ‘camerado’ zooals Walt Whitman het noemde.
Berlijn.
N.R.
Al de genoemde werken verschenen bij het Ernst Rowohlt Verlag - Berlin.