Den Gulden Winckel. Jaargang 22
(1923)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
waarnà ik meen de zaak van mijn kant voldoende te hebben toegelicht. 1o. De kwestie ‘kunst of fictie’ kan nimmer worden beslist door een beroep op eigen autoriteit, zoodat over het cardinale punt, zooals de heer Coster het stelt, niet te discussieeren valt. 2o. Wat de wijze (ik zeg niet: den toon!) van kritiekvoeren der jongeren betreft: het leeftij dsverschil is hier de principieele factor. Een jongere kàn en màg nimmer met dezelfde maatstavenGa naar voetnoot1) meten als een in jaren aanmerkelijk oudere. Deed hij het, zijn kritiek ware eensdeels onuitstaanbare pedanterie, anderdeels een dilettantisme van de ergste soort. Tenslotte, wat mij zelf betreft: ik ben den heer Coster zeer erkentelijk voor de buitengemeen openhartige èn welwillende manier waarop hij er toe gekomen is zijn bezwaren uiteen te zetten. Hij zal het mij overigens wel niet ten kwade duiden dat ik: 1o. de verantwoordelijkheid mijner opinies zelf wensch te dragen; 2o. echter alle verantwoordelijkheid afwijs voor wat het gevolg kàn zijn van zijn actie: dat de publieke belangstelling wordt geforceerd in een richting die daartoe niet is gerijpt. Kiemen laten zich nu eenmaal niet behandelen als een volwassen plant! ROEL HOUWINK. |
|