Den Gulden Winckel. Jaargang 22
(1923)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen nieuwe roman van Pierre BenoitMET ieder nieuw boek van Pierre Benoit maak ik dezelfde ervaring. Wanneer ik het in huis krijg, kan ik niet nalaten er in te bladeren; wanneer ik er in blader, mòet ik het lezen; wanneer ik begin te lezen is het mij niet mogelijk vóor het einde uit te scheiden, en als ik het uit heb, zie ik zoo overduidelijk de hinderlijke fouten en tekortkomingen van den schrijver, doorzie ik zoo volkomen zijn grove trucs, dat ik het mij niet vergeven kan er weer opnieuw te zijn ingeloopen! Zoo verging het mij ook met ‘Mademoiselle de la Ferté’Ga naar voetnoot1). Op den eigen dag van ontvangst voltooide ik de lectuur, om vast te stellen, dat ik, voor den zevenden keer, in het ootje genomen was door dien charmanten, speelschen schrijver, die - en dat is de verklaring van zijn macht - ondanks zijn ontelbare artistieke en technische zwakheden, ons telkens weet te boeien met zijn au fond wel èchte, onnavolgbare en verleidelijke vertellerskunst. Hij heeft dan het accent van overtuiging, alsof hij zelf gelóóft aan zijne historie; en een levendig, sierlijk rhythme dat ons bekoort en meevoert over veel obstakels heen. En het is alleen maar jammer dat Benoit, nog niet voldoende meester van zijne middelen in weerwil van zijn nonchalante goochelaarsallures, er niet in slaagt om geloofwaardig te zijn. En zonder die geloofwaardigheid, men leze er Bourget op na, géén roman, die diep ontroert en die blijft boeien!Ga naar voetnoot2) Wij verlangen die geloofwaardigheid ook in het onwaarschijnlijke, jùist in het onwaarschijnlijke (zooals in de Chartreuse of in het relaas van Mlle de la Mole en Juliens Dood). Hoe vreemd het ook moge schijnen, Pierre Benoit kan, ondanks zijn soms verbluffende handigheid, géén verhaal vertellen, dat wij gansch en al aanvaarden. Hij verbreekt telkens de illusie met misgrepen, die ons volkomen ontstemmen. Wij willen immers niet zien ‘hoe hij het doet’! En de wonderbaarlijkste toer lijkt ons een kinderachtig kunstje, zoodra wij de handgrepen zien. Zoo bederft Benoit zelve, te dikwijls helaas, het genot, dat wij er in vinden om naar hem te luisteren en, vooral, te kijken; want in zijn boeken zijn de bewegende beelden belangrijker dan de stem. Beelden soms. Maar meestal silhouetten, met een vage contour. In dit nieuwe boek, voor het eerst, vinden wij een streven naar zielsstudie! En hierdoor staat ‘Mademoiselle de la Ferté’ in Benoit's werk afgezonderd; misschien, maar wie zal het nu reeds zeggen, aan het begin van een nieuwe faze in zijn schrijversleven. De psychologische studie van de hoofdfiguur, Anne de la FertéGa naar voetnoot3), is wel geslaagd en vooral samen- | |
[pagina 134]
| |
hangender, scherper bestudeerd dan het verloop der gebeurtenissen, dat, als gewoonlijk, weer te veel incoherenties en al te opzettelijke toevalligheden bevat. De bijfiguren, zelfs die van de teedere creoolsche, die zulk een belangrijk aandeel heeft in de actie, zijn lichter opgezet, onvolledig en conventioneel aangeduid, als in een schets zonder spontaneïteit.
Pierre Benoit
Teekening van Don, ontleend aan André Lang: ‘Voyage en Zigzags dans la République des Lettres’; La Renaissance du Livre, Paris 1923Ga naar voetnoot1) De ‘geschiedenis’ is, in hoofdzaak, spoedig verteld. Het is de geschiedenis van een trage, wreede wraak. Anne de la Ferté wordt door haar verloofde verlaten om een schatrijke vrouw; dit geschiedt onder den invloed van den zwager des jonkmans, een koopman die alléén daden van koophandel kent en erkent. Maar de ontrouwe sterft plotseling, en door een toeval komt Anne met zijne weduwe in aanraking. Van dat oogenblik af wijdt zij zich met een onuitputtelijke liefde, met een zorg die niet aflaat van te waken, aan den ondergang van Galswinthe en van de familie van Galswinthe's man. Bewonderd door een ieder die haar toewijding ziet, aangemoedigd door den lof van dokter en pastoor, drijft zij langzaam maar zeker Galswinthe, die haar gekozen heeft tot zuster van haar ziel, naar den dood, maar niet vóór dat de protestantsche zich bekeerd en haar groot vermogen aan Anne de la Ferté vermaakt heeft. Na dit aanvankelijk succes gebruikt zij de nalatenschap om de familie van den ontrouwe volkomen en definitief te ruïneeren, om zich daarna geheel te wijden aan werken van barmhartigheid. Zij sterft als een heilige, vereerd en gezegend door de armen en ongelukkigen, die zij, door hare testamentaire beschikkingen, tot in lengte van dagen gelukkig maakt. De eenheid van dit bittere verhaal wordt gestoord door de episode Kennedy-Osborne. Deze preutsche en deftige M.P., aartsvijand der Jezuïten, wordt door Anne volkomen onmogelijk gemaakt, wanneer zij een waardig lid van de Societeit van Jezus op het spoor brengt van Osborne's niet volkomen rechtzinnige verhouding tot Galswinthe. Osborne's ongeluk heeft zonder eenigen twijfel groote beteekenis voor Anne, omdat het bijdraagt tot Galswinthe's ondergang; maar de wijze waarop het conflict geschapen wordt, de rol die Anne er in speelt en de scènes die er op volgen, zijn door Benoit zóó zonderling onhandig en buiten verband met het geheel behandeld, dat wij niet weten of wij ons ergeren moeten of glimlachen over zooveel naïveteit bij een zoo gevat en lustig schrijver. Ik vind ‘Mademoiselle de la Ferté’ beter dan één van Benoit's vorige boeken, omdat het menschelijker is. Maar een goed boek zal Benoit niet schrijven, zoolang hij zich zoo weinig concentreert en voordat hij de consequenties van zijn eigen romantische opzetten volkomen beheerschtGa naar voetnoot1).
J. GRESHOFF. | |
NaschriftDe heer Pierre Mille heeft een artikeltje in de Temps geschreven om te vertellen, dat Benoit, in Mademoiselle de la Ferté, Eugène Sue's Atar Gull geplagieerd heeft. Dat had die mijnheer Mille niet moeten doen. Want een week later lanceerde de firma Ollendorff te Parijs een nieuwe romanserie: ‘Le Roman de Mer et d'Outre Mer’, onder leiding van Pierre Mille. En als eerste nummer in die romanserie verscheen... Atar Gull! De heer Pierre Mille heeft dus reclame voor zijn eigen standje willen maken door zijn vakbroeder Benoit leelijke dingen naar het hoofd te werpen. Ik vind, dat niet fraai. Wie zou dat wel fraai vinden? | |
[pagina 135]
| |
Atar Gull is een stom vervelend boekje, waar ik niet dóór kan komen, slecht geschreven en zonder eenige levende kracht in de teekening. Het gegeven gelijkt in de verte iets op dat van Benoit. Maar het aantal ‘situations dramatiques’ is zeer beperkt. Niet het onderwerp, maar de behandeling toont de eigenaardigheid en de persoonlijke macht van een schrijver. J. Gr. |
|