vorm die zich gunstig van de meeste bestaande uitgaven onderscheidt, terwijl de geldelijke opoffering slechts klein is.
Verleden jaar verscheen de ‘Lucifer’. Thans is de uitgave van ‘Adem in Ballingschap’ gereed gekomen. Tegen de typografische uitvoering zijn evenals tegen die van de ‘Lucifer’ enkele bezwaren. Een verbetering is het evenwel, dat de groene randlijnen aan den voet der pagina niet meer doorloopen. De groote beginletters zijn nu in zwart in plaats van in groen gedrukt. Dit is zeker rustiger. Alleen is het jammer dat deze letters nog over de randen zijn gedrukt. Beter ware het geweest de langbeenige N te vervangen door eene, die zich meer bescheiden binnen hare perken hield. Overigens biedt deze uitgave geen nieuwe gezichtspunten. Het weglaten der groene randen, en het vervangen van de groene kleur door rood of blauw, zou de aandacht van den text minder afleiden. Met belangstelling zien wij de volgende deelen van Vondels Treurspelen tegemoet.
Het tweede boek, dat thans onze aandacht vraagt, is er een, waarvan wij de komst minder verwacht hadden, al is zij er niet minder welkom om. Wel worden de gedichten van Jeremias de Decker steeds genoten door de fijnproevers van onze zeventiend eeuwsche poëzie, maar een herdruk hiervan was niet dringend noodig, al bestaat er geen goede moderne uitgave van. Met de keuze van de rij gedichten genaamd ‘Goede Vrijdag’ heeft de heer Nypels een goede keuze uit de Decker's werk gedaan. De text werd herdrukt naar de uitgave van 1659, verschenen bij Abraham van Blancken te Amsterdam. De uitvoering van het boek munt uit boven hetgeen de heer Nypels in zijn vorige uitgaven heeft gegeven. Als letter werd gekozen de Erasmus Mediaeval van den bekwamen kunstenaar S.H. de Roos. De eerste toepassing van deze letter zagen wij in het begin van dit jaar in het boekje van P. Bonaventura Kruitwagen: ‘Erasmus en zijn drukkers-uitgevers’. Deze Mediaeval is cierlijker dan de Hollandsche Mediaeval van denzelfden ontwerper. De ‘Goede Vrijdag’ is gezet uit de 12-puntsletter; de opschriften uit grootere corpsen, wat in het algemeen prettig aandoet.
Henri Jonas heeft voor dit werk een portret van de Decker in hout gesneden, naar het schilderij van Rembrandt uit de Petersburgsche Eremitage. Het is een goede verciering voor dit werk.
Het groote formaat van het boek is een bezwaar, de marges zijn véél te breed; de bladspiegel uit de teere letter gezet, lijkt nu te ijl. De roode kleur had beter kunnen dekken. Overigens is deze uitgave ongetwijfeld een aanwinst voor de boekenkast van elken vriend van het schoone boek.
Belangrijker is de uitgave van de Sonnetten van Hooft, bezorgd door den heer J. van Krimpen. Tot op heden bezaten wij geen volledige uitgave van de Sonnetten. Deze uitgave hiervan is dus reeds qua text een groote verdienste jegens de lettervrienden.
Wat de nauwkeurigheid van de tot nu toe gedrukte texten der uitgaven van Hoofts verzen betreft zijn wij er vrij slecht aan toe. Zèlf heeft Hooft zich nooit bezig gehouden met het uitgeven van zijn verzen. De eerste uitgave werd in 1636 bezorgd door een zijner vrienden, Jacob van der Burch, Raedt des Heeren van Brederode te Amsterdam. Waar men, wat de juistheid van den text en van de spelling betreft, bij Vondel kan vertrouwen op de uitgaven, die hij gekend heeft, - Vondel verbeterde zelf de drukproeven - mist men dezen steun ten eenenmale bij Hooft.
Gelukkig echter zijn ons Hoofts handschriften vol piëteit door zijn erfgenamen bewaard; zij vormen thans een der kostbaarste bezittingen van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam. Deze handschriften omvatten elf folio banden. Een daarvan draagt het opschrift ‘P.C. Hóóft Poëzij. Door Zijn Eygen Handt Geschr.’ De spelling is zeer nauwkeurig, zoodat alleen een letterlijke herdruk te beschouwen is als gevende den juisten text.
Op zes na zijn Hoofts Sonnetten in dit handschrift te vinden. Deze zes zijn daarom naar de oudste uitgaven herdrukt. Weliswaar zijn de gedichten van Hooft naar het handschrift in 1900 door den tegenwoordigen Amsterdamschen hoogleeraar Dr. F.A. Stoett in het licht gegeven, maar enkele kleine onnauwkeurigheden en betwiste plaatsen noodzaakten den heer van Krimpen den text opnieuw naar het handschrift te herzien. Wel heeft hij de, zooveel mogelijk naar tijdsorde vastgestelde, rangschikking overgenomen.
Deze uitgave van Palladium onderscheidt zich van vorige door haar mooien scherpen druk. Wellicht leent het nieuwe papier, wederom met eigen watermerk, zich hiertoe beter. De door den heer van Krimpen geteekende titel is bijzonder cierlijk. De text der Sonnetten is geheel in zwart gedrukt; alle verdere bijvoegsels, zooals opschriften en opdrachten, ‘verstellingen van letteren’ en monogrammen in een fraaie roode kleur. Op het eerste gezicht lijkt de plaatsing der eerste twee Sonnetten eenigszins vreemd, maar bij nadere beschouwing blijkt, dat geen andere oplossing beter kan zijn. Een der, naar uiterlijk, fraaiste bladzijden is die met het sonnet ‘In d'ouwde' eenvouwde tijdt voor duisend jaer verleden’.
De Caslon letter past zich bijzonder aan bij den geest dezer prachtige gebeeldhouwde Sonnetten, die ons den kasteleyn van Muyden toonen als den belangrijksten dichter der Renaissance in Nederland. Zulk een uitgave is inderdaad een gebeur-