Een mirakelspel van Onze Lieve Vrouwe
Hoe een nonne haar klooster verliet om een ridder te volgen die haar huwde, en hoe, nadat zij schoone kinderen hadden gekregen, de Lieve Vrouwe haar verscheen, waarop zij naar haar klooster terugkeerde en de ridder monnik werd. Naar het Oud-Fransch door Simon Koster. - (Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur).
DIT mirakelspel vertelt in simpele verzen hoe een non, door een ridder daartoe overgehaald, haar klooster wil verlaten, doch tot tweemaal toe verhinderd wordt haar plan ten uitvoer te brengen, doordat het Mariabeeld, nadat zij het gegroet heeft, beweegt en den kloosteruitgang voor de non verspert. Bij de derde poging besluit de non bij het verlaten van het klooster het Mariabeeld niet meer te groeten en nu gelukt de vlucht haar inderdaad:
‘Nu zal ik niet meer marren. Ik wil
Haastelijk heengaan uit dit huis,
Zonder geruchte of gedruisch.
Het klooster slaapt, des ben ik vroed.
Daarom wil ik met grooten spoed
Henengaan door deez' kapel,
Voor het beeld der Maagd Marie.
Zij heeft mij te groot leed gedaan.
Ik wil nu zonder groeten gaan,
En zonder dat mijn oog haar ziet.
Vrouwe, vrouwe, verroer U niet’.
Psychologisch zeer goed is de laatste versregel, waarin de angst van de non tot uiting komt.
Nadat de non reeds jaren lang gehuwd is, verschijnt Maria haar ten derde male, waarop zij beangst wordt voor de straf welke haar voor het breken der kloostergelofte zal wachten:
‘Het herte vlammende van toorn
Zeide Zij dat mijn ziel verloren
Zou zijn in 't eeuwig helsche vuur,
Als ik niet haastelijk, zonder duur,
De aardsche min van mij zou weren,
Om Haar te dienen en te eeren’.
Aardig zijn na dezen intensen angst de volgende practische versregels:
‘Mijn edel heer van hoogen bloed,
Ons jonkheid is reeds lang vcorbij,
Bij God, dat ik weder nonne zij’.
Beiden gaan nu naar het klooster, de vrouw wordt weer non en de ridder besluit monnik te worden.
In ‘Het Masker’ wijst Simon Koster er op, hoe vele plaatsen in den tekst vaak van ontroerende primitiviteit zijn: ‘De getijden, gezegd door de kloosterzusters, duren niet langer dan een minuut, de maaltijd in het klooster is door een paar woorden aangegeven’.
Simon Koster
Deze primitiviteit is inderdaad typeerend voor deze oude tooneelstukken, en het bewijst, hoe schrijver, zoowel als publiek van vroeger, anders stonden tegenover een tooneelstuk dan thans het grootste deel van het publiek tegenover een kunstwerk staat. Zij verlangden niet een imitatie van de realiteit, doch slechts een aanduiding, een enkele karakteriseerende lijn. Wat zij noodig hadden was slechts: de primaire prikkel voor hun fantazie. De verhouding doet eenigszins denken aan: het kind ten opzichte van zijn spel of primitieve, min of meer steeds symbolische, teekening. Hun zin voor fantazie was nog niet verstompt door jaren van realisme, zooals wij deze tot voor kort hier hadden! In de middeleeuwen was elk toeschouwer bij een tooneelstuk tegelijk min of meer scheppend kunstenaar, immers er bleef veel voor zijn fantazie te verwerken, en de actie prikkelde voortdurend zijn fantazie, en vereischte deze, hem zoodoende steeds deel doende nemen aan de scheppingsdaad