Den Gulden Winckel. Jaargang 21
(1922)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen boek over Isabella van KastilliëJane Dieulafoy, Isabelle la Grande, Reine de Castille 1451-1504. Ouvrage illustré de 38 planches hors teute. - Paris, Lebrairi Hachette.IINOODELOOZE omhaal van woorden is in dit boek niet gebruikt. De schrijfster heeft niet getracht een mooi verhaal te schrijven, naar het scheppen van een kunstwerk is haar verlangen niet uitgegaan; haar eigen persoonlijkheid heeft ze niet naar voren willen brengen; ze heeft alleen maar duidelijk willen zijn en waar. Lees het tiende hoofdstuk: ‘l'art de la guerre sous Isabelle’. Nergens kunt ge beter zien hoe geheel ze haar onderwerp onder de knie heeft. En omdat ze de stof zoo geheel beheerscht en omdat ze tot in alle finesses op de hoogte is van het krijgsbedrijf en de strategie van die dagen, kan ze iederen veldslag opnieuw boeiend en zonder in herhalingen te vervallen, beschrijven. Daar moet men even bij stilstaan; men moet beseffen dat mevrouw Dieulafoy persoonlijk niets van dit alles heeft kunnen beleven; slechts zeer zuivere bronnen hebben haar zoo ingelicht. En dan hare verbeelding! | |
[pagina 136]
| |
Men heeft lief hare heldere, levendige verbeelding, die geleefd heeft in die dagen vol romantiek, toen de bloem van de Spaansche ridderschap, zoo menig jong ‘Cid Campeador’ sneuvelde als kampioen voor zijn geloof; toen bisschoppen de vaandels zwaaiden en kardinalen streden met messen. Hoe moeilijk, wanneer romantische gebeurtenissen en heldendaden elkaar verdringen, wanneer de zwoele Spaansche lucht u tegenwaait, waar vestingen vallen onder musketgeknetter en bazuingeschal, waar prevelende priesters en zwierige Grandes buigen voor hun vorsten, hoe moeilijk om dan niet te vervallen in dramatische en op het gemoed werkende beschrijvingen. Maar dan is er nog de zin voor geschiedenis, de liefde voor het grijs verleden en wat het ons bracht en wat het ons leerde. Die is sommigen aangeboren. Daaronder is mevrouw Dieulafoy. Het is de geschiedkundige getrouwheid, het zijn de waarheid en simpelheid van Jane Dieulafoy, die haar hebben behoed voor bombarie en valsche romantiek. Een enkele opmerking. Waar de schrijfster de stof zoo goed meester is, doet de groepeering van enkele hoofdstukken vreemd aan. Hoofdstuk XVIII is ‘la vie intellectuelle au temps d'Isabelle’; hoofdstuk XXIV ‘la mort d'Isabelle’, terwijl het laatste, XXVste hoofdstuk, vertelt van het industrieele en maatschappelijke leven en van de zeden in Isabella's tijd. De dood van Isabella midden tusschen andere gebeurtenissen in, krijgt iets toevalligs, onze aandacht wordt er niet voldoende voor geëischt; het is zeker niet de mooie apothese van een volkomen werk. - Met het sterven van de groote koningin had het boek uit moeten wezen, geen gebeurtenis van eenig belang had daarna meer onze aandacht mogen vragen. Er komt hier een gevoel van kilte over den lezer. Men beseft welk een nationale ramp Isabella's dood is, men voelt dat hier is het droevig, maar onvermijdelijk einde. Nuchter komt het laatste hoofdstuk ‘les arts, l'industrie et les moeurs au temps d'Isabelle’ er achter aan. Wilde de auteur dit als slothoofdstuk gebruiken, dan had in alle geval hoofdstuk XVIII, ‘la vie intellectuelle du temps d'Isabelle’ er aan vooraf hooren te gaan, want deze twee hoofdstukken vormen samen een geheel, namelijk het geestelijk en maatschappelijk leven in den tijd van Isabella. Het is trouwens opmerkelijk in ‘Isabelle la Grande’ dat de spanning der handeling toeneemt naar het midden van het werk tot aan het beste hoofdstuk ‘la prise de Grenade’, om geleidelijk af te nemen en zijn intensiteit niet te herwinnen. De krijg tegen de Mooren, de inname van Granada, zijn het levenswerk geweest van Isabella. Daarover heeft ook Jane Dieulafoy de beste bladzijden van haar proza gegeven. Van een aandoenlijke eerlijkheid is de juichtoon die aanzwelt tot jubel op blz. 222: ‘Boabdil had zich verwijderd, en de koningen, die nog twijfelden aan hun geluk, beving een groote angst. Met koortsachtig ongeduld, hun oogen niet afgewend van het Alhambra, verwachtten zij de komst van een teeken op den toren der Aanbidding. De tijd verstreek en Ferdinand, steeds achterdochtig, vroeg zich af of zijn voorhoede niet was gevallen in een hinderlaag, door de Mooren gelegd na het heengaan van hun vorst. Ineens lichtten de gezichten op en een triomphkreet ontsnapte ieders borst. Het zilveren kruis, geplaatst door den bisschop van Avila, Fernando de Ralavera, schitterde aan de spits van Vela. Aan zijn zijde wappert aan beide kanten tegelijk het vaandel van St. Jacob, begroet door enthousiaste kreten. “Santiago. Santiago!” Toen verscheen triomphantelijk de koninklijke banier. Kastillie! Kastillie! voor den koning Ferdinand en de koningin Isabella. In hun dank aan God waren de koning en de koningin op de knieën gevallen. Zeker, Ferdinand had geen gevoelig hart, geen poëtische ziel, maar toch, geëxalteerd door het enthousiasme, improviseerde hij een hymne, waarop de koren van de koninklijke kapel antwoordden met een plechtig Te Deum. De prelaten, de edelen, de ridders wierpen zich aan de voeten van Isabella, zij kusten hare handen in vervoering, haast in aanbidding, en huldigen haar als souvereine van Granada. Jane Dieulafoy is niet als die lofredenaars van vroeger dagen, die in geweldige verzen hun koning bezongen. In hare waardeering van Isabella gaat zij accoord met het oordeel van tijdgenooten en nageslacht. Wel heeft ze steeds de reden voor Isabella's daden weten te vinden, haar goed recht om zus te handelen en niet zoo. Ze heeft o zoo veel toegeeflijkheid voor haar heldin. Tegenover de wreedheden van de inquisitie stelt zij daden van barmhartigheid, tegenover ondeugden deugden, die zwaarder wegen dan de ondeugden. Maar is daarom dit boek niet juist zoo levend, zoo warm, zoo bezield? En dan, dit alles heeft zijn reden. Door de eeuwen heen zwerven en zweven de geesten, en die verwant zijn zullen elkaar vinden. Zoo ook Isabella van Kastillie en Jane Dieulafoy.
In Spanje leefde in de vijftiende eeuw een vrouw die is geweest een pionierster. Een groote koningin die gestreden heeft zonder te versagen, met dappere volhardendheid, met Christelijken deemoed, met uitnemende plichtmatigheid. Ze was modern en haar ver-ziende blik omvatte de toekomst. Ze wist haar land te besturen met groot beleid; | |
[pagina 137]
| |
als vrouw was ze haar man gehoorzaam, als vorstin regeerde ze zelfstandig, in bondgenootschap met hem. Haar geloof is machtig geweest den ongeloovige te overwinnen. Liefelijk is zij en geweldig. Haar daden zullen haar roem verkonden tot in verre geslachten. Hoog heft zij het kruis. Het is Isabella van Kastillie.
In Frankrijk leefde in de negentiende eeuw een vrouwGa naar voetnoot1), die is geweest een pionierster. Een koningin van de wetenschap, die 46 jaar naast den man dien ze liefhad heeft geworsteld om schatten te verzamelen van wijsheid en schoonheid. Ook zij was modern en ver zag haar idealistische blik in een toekomst, die beter zal zijn dan het heden. Strijdende is ze voortgegaan, naar goedheid en waarheid heeft ze gezocht, ze heeft gesproken en geschreven en gearbeid zoo lang het dag was. Haar naam zal genoemd worden naast die van Madame Curie en Madame Berthelot, de grooten van haar geslacht. Frankrijk zal haar blijven eeren als een wetenschappelijke en deugdzame vrouw. Het is Jane Dieulafoy.
Jane Dieulafoy heeft Isabella van Kastillie liefgehad en daarom is haar boek uw aandacht ten volle waard. A. VAN HAERSOLTE- van Holthe tot Echten. |
|