die wij voor onze romans noodig hebben? Waarom dan met twee maten gemeten?
Het is bijna ongelooflijk, dat deze scherpe polemicus, wiens ‘Campagne’ en ‘Nouvelle Campagne’ bij het lezen nog een zuiver genot geven, het onderscheid niet dadelijk en voor de hand liggend gezien heeft. Toegestemd, dat ieder onderwerp den kunstenaar tot thema dienen kan - hoe valt daarover te strijden als de kunst werkelijk wereldspiegel is? - maar dan ligt immers het verschil hier: de krant verricht, min of meer toegelicht, reportage, zij vermeldt de (door haar niet te veranderen) feiten en houdt zich daarbij; de kunstenaar rangschikt en wijzigt de feiten, kiest eruit, voegt ze tot een evenwichtige compositie, en het kunstwerk ontstaat eerst, als het waargenomene, het geheel door hem opgenomene, van hem gaat uitstralen als een eigen fluïde. ‘L'art est un coin de la nature vu à travers un tempérament’; het zijn des meesters eigen woorden. Die natuur is het heelal, dat temperament is de geheele persoonlijkheid van den artiest. Hoe kan zulk een persoonlijkheid zich op den samensteller van de ‘verspreide berichten’ en diens prerogatieven beroepen!
Kunst is een kunst van kiezen; zooals de schilder uit het landschap den plompen transformateur wegdenkt, dien het electrisch bedrijf hem ongevoelig tegen zijn kimlijn heeft gezet, en juist op de plaats waar hij een hoogtepunt behoeft een groep berken fantazeert, zoo schift ook de schrijver; hij verwerpt, voegt bij, totdat de illuzie der werkelijkheid bereikt is die de kunst geven wil. Ook uit haar aard geven moet, want bracht de meest naturalistische weergave - ‘la plus vraie, la plus exacte’ - de hoogste kunst, de schilder van een stilleven zou zijn doel het zekerst bereiken door de tot model gegroepeerde voorwerpen in natura van een lijst te voorzien.
Kunst is een kunst van illuzie-wekken; zooals Jacob Maris met enkele zware ommelijnen en diepe kleuren heel de geweldige stad, Mauve met weinige fijne penseelstrepen en teere tinten gansch de wijde hei suggereerde, zoo weet de auteur zijn doel bereikt, wanneer hij uit den overvloed der levensverschijnselen met het juiste woord heeft weten vast te houden wat zijn eigen ontroering op den lezer overbrengt. Kunst, beeld geworden voorstelling van hoe een bevoorrecht wezen het leven zag, kunst symboliseert levensverschijnselen.
Het is niet verwonderlijk, dat men deze dingen weer begint te overdenken; dat men, de romans uit de korte en gedeeltelijke herleving van het naturalisme doorbladerend, een kleinen schrik voelt om het nadrukkelijke, het gedétailleerde van de intieme gedeelten. Zola werd met een ‘eigen stem’ geboren, zegt Jolles in zijn Gids-artikel; hij was van huis uit lyricus, begon als dichter, als volgeling van De Musset. Zijn theoretische overtuiging dreef hem naar het epische; toen hij met zijn taaie wilskracht en zijn niet minder taai verstand de theorie van het naturalisme in de Rougon-Macquart uitwerkte, offerde hij zijn eerstgeboren zoon op het altaar van zijn objectiviteit en deed hij afstand van zijn individueele stem. Het is wat Couperus reeds in Metamorfoze met enkele woorden samenvatte: Zola is de slaaf van zijn formule geworden. Alles mocht binnen de sfeer der kunst getrokken worden - nu moest ook voor alles het adaequate woord worden gevonden; het was niet meer denkbaar dat een rauwe situatie geen rauwe terminologie zou vereischen.
De ‘renaissance’ was opweg al evenzeer in haar formule verstrikt te raken, maar reeds zijn er de teekenen van kenterend inzicht.
De oorzaak daarvan zal niet in de eerste plaats vrouwelijke pudeur zijn geweest, die huiverde van de spoedige bereidheid, de gemakkelijke overgave der neo-naturalistische heldinnen; die betreurend vroeg waarheen dan de schroom, de trots, de eerbied voor het mysterie gevlucht waren... Want welk schrijfster, hoe schuchter ook in het toonen van haar innigste gevoelens, zal volhouden dat zulke heldinnen niet tot het beschouwingsdomein der kunst behooren? De kwestie is te zuiverder erdoor gesteld, want zij wordt immers bovenal beheerscht door factoren van literairtechnischen aard.
Het kan niet anders, of de beleedigende overduidelijkheid en het onmatig détailleeren, die niets meer te raden overlaten, die alle atmosfeer verscheuren, getuigen niet van fijnen aanleg. Nog altijd eigent zich de spitse pen tot schrijven beter dan de plompe hamer. Het is gebrek aan schrijfkunst, een effect niet in drie regels te kunnen bereiken, maar honderd ervoor noodig te hebben, en dit gebrek wreekt zich doordat het de grove naturen zal aantrekken, de gevoelige afstooten. Schijnbaar weinig, en toch alles te zeggen - is dat niet de groote opgave?
De vertelling, de sprookjesachtige vertelling zelfs, is zich in onze literatuur komen aankondigen, en zij roept onweerstaanbaar de gedachte op aan een luisterenden kring, den verhaler in het midden; aandachtig zijn aller oogen op hem gericht en hij vertelt... Nu en dan schetst zijn hand een gebaar dat de geschiedenis onderlijnt; de wisselende uitdrukking van zijn gezicht illustreert haar. En vooral: hoe dragen rythme en melodie van zijn stem bij tot het effect dat hij al vertellend bereiken wil! Voorzichtig houdt hij teedere détails terzijde; ze behoeven immers niet te worden uitgesproken, want in de trilling van zijn stem vibreeren ze mee, hoorbaar voor wie verstaan kan.