Den Gulden Winckel. Jaargang 21
(1922)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Ary Prins †WISTEN wij, dat Ary Prins een gevaarlijke operatie had ondergaan, de dagbladen stelden ons spoedig gerust: alles scheen naar wensch zich te schikken. Helaas, bijna onmiddellijk op die berichten volgde de doodstijding. Prins is overleden in den ouderdom van 62 jaar. Met hem is een merkwaardige persoonlijkheid uit onze moderne literatuur verdwenen. In het vaal-trieste stadje Schiedam leefde hij jaren lang zijn dubbel-leven: dat van directeur eener bekende kaarsenfabriek en dat van een fantast, een visionair. Hij toonde ons het raadsel van den scheppenden kunstenaar wel zeer evident en verbijsterend. Hoe moet voor dezen ‘tüchtigen’ zakenman het alledaagsche bestaan van koopen en verkoopen een droom zijn gebleven. Immers wat zijn droom moest schijnen, was hem tastbare werkelijkheid. In de bonte stoeten zijner brandende verbeeldingen lééfde hij; de straten waarin hij dagelijks opging naar zijn ongetwijfeld nuttigen arbeid moeten de barbaarsche krochten zijn geweest zijner middeneeuwsche werelden, doorkoortst van hijgende begeerten bij laaiend fakkellicht. Wie zal zeggen hoe vaak hem uit het bellen van de stooterige Schiedamsche tram het slechte klepelen zal in de ooren geklonken hebben eener verre, oude kloosterkapel... Een ‘makkelijk’ schrijver was Prins voor zijne lezers niet. De rhythme van het moderne leven klopt niet in zijn werk, dat, ook daarom, mogelijk wel snel zal verouderen. Eigenlijk is het al verouderd. Maar dan toch zooals de gobelins van groote meesters verouderd zijn, die in de musea de enkelen nog stil verwijlen doen vol verwondering - die bewondering wordt zoodra gaat leven wat eerst dood, verward en uitgewischt scheen. De nacht-merrie van het nuchter-‘reëele’ heeft Prins moedig doorstaan. Zijn karakter hielp hem daarbij. Zal hij, ten slotte, niet overal het hem fascineerend mysterie gevonden hebben? In zijn omgang met handelsmenschen zoo goed als tusschen de kasboek-bladen, vol (altijd veel te lage) cijfers, van zijn dierbaar Ondersteuningsfonds?Ga naar voetnoot1) Mag zijn kunst soms onmenschelijk (beter: buitenmenschelijk) schijnen - het menschelijke was aan zijn persoon zeer nauw verbonden. Met de liefde en onbaatzuchtigheid zonder welke geen menschelijkheid denkbaar is. Waar hij helpen kon hielp hij. Zijn kunstbroeders weten ervan. En welk een hartelijk kameraad was hij. Zijn stoere, gulle kop ontbrak maar zelden in de rij der aanzittenden aan den jaarlijkschen maaltijd der letterkundigen. | |
[pagina 66]
| |
Ary Prins.
Ach neen, werkelijkheid en droom moeten voor hem op alle levensgebieden wel zeer dooreengeweven zijn geweest. In Ary Prins is een bizonder schrijver en een goed mensch van ons heengegaan.
G.v.E. |
|