Den Gulden Winckel. Jaargang 21
(1922)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen ‘incident’NAAR wij uit ‘De Hollandsche Revue’ vernemen is in het maandblad ‘Boekenschouw’ (een voor Roomsch-Katholieken geschreven uitvoerig orgaan, dat, blijkens advertenties van de uitgevers, zijn lezers op de hoogte houdt ‘van de geheele wereldliteratuur’ - excusez du peu!) het volgende fraaie stukje opgenomenGa naar voetnoot*): ‘Gerard van Eckeren vertaalde uit het fransch de vuile historie van een souteneur en eene prostituée: Bubu van Montparnasse. En hij ontziet zich niet zijn lezers wijs te maken dat het in dit boek gaat “om een algemeen groot levensgevoel”, en hij verzekert dat “dit boek wijst, wat zijn vizie op het leven betreft, zeer stellig in de richting van het Verhevene, hoe weinig “verheven” het hier behandeld onderwerp ook zij”. Alsof de fransche auteur in zijn eigen land niet bekend stond als een fabrikant van galante avonturen, dien men veilig kan rekenen tot de zooveelste-rangschrijvers. Maar hij is ruim 10 jaren dood en, als ik mij niet vergis, behoeft men thans het vertalingsrecht niet meer te koopen, hetgeen ook wel kan hebben bijgedragen om hem ineens over de grenzen te sleepen. Zoo kunnen wij voortgaan met den catalogus van zedelijke verbastering open te leggen. Maar het is genoeg! Méér dan genoeg om te bewijzen dat ons volk wordt bedrogen en misleid; dat onder den naam van kunst het met gedrukte vuiligheden overstelpt wordt; dat thans openlijk worden uitgegeven en verkocht de schunnigheden, die men vóór den oorlog alleen in het geheim durfde drukken en toezenden onder couvert. Men weet het dus nu: de Fransche kunstenaar Charles-Louis Philippe is een ‘zooveelste rangsschrijver’, ‘fabrikant van galante avonturen’, van ‘schunnigheden die men vóor den oorlog alleen durfde toezenden onder couvert’, en de vertaler van ‘Bubu de Montparnasse’ een ‘bedrieger en misleider’, iemand die in ‘laffe onoprechtheid wauwelt’ over kunst en psychologie en levenswaarheid. Het zij zoo. Er zijn altijd menschen geweest en er zullen wel altijd menschen blijven wien 't aan 't meest elementaire onderscheidingsvermogen mangelt; die de literaire en moreele waarde van een roman afmeten naar de personen en toestanden die er in beschreven worden. Zoo heb ik enkele dames onder mijn kennissen die van mijn boeken dezulken waarin van freuletjes en deftige mijnheeren sprake is heel wat mooier en leesbaarder vinden dan die waarin over polderwerkers en kruideniers wordt gehandeld. Die laatste boeken vinden ze te ‘realistisch’, te laag bij den grond! Anna Lohman sprak eens smalend van mijn ‘vrome boekjes’ omdat ik van mijn vrome hoofdpersonen geen caricaturen heb believen te maken als bij ‘niet-vrome’ auteurs te doen veelal gebruikelijk is. Ik kan om die dingen niet anders dan lachen. Ze ergeren mij al zoo min als de gestes mij ergeren van het Oweeër-echtpaar, waarvan hetzelfde Hollandsche Revue-nr. ons het vermakelijk prentje biedt. Meneer en Mevrouw staan in hun pas aangeschafte Ahnengalerie voor het schilderij, dat een stoeren oud-Hollander afbeeldt met een pot bier, een dier meesterwerken waarschijnlijk zooals we ze wel kennen uit het Rijksmuzeum. En Mevrouw Owee zegt: ‘Hè Keis, nou mosse me dat glas bier weg late krabbe en een glas sepannie in plaats late schildere. Bier staat toch net zoo ordinèr!’ Nietwaar? zoo iets is alleen maar amuzant. Indertijd noteerde dit ‘Boekenschouw’ bij zijn vermelding van ‘Den Gulden Winckel’: ‘Waar het betreft de beoordeeling van moraliteit der boeken volkomen onbetrouwbaar’. En wij beamen: Ja, goddank, voor de lezers van Boekenschouw volkomen onbetrouwbaar. Het ‘twee vijfde deel’ der totale Nederlandsche bevolking, waarvoor dit blad ‘het richtsnoer vormt bij de keuze van lectuur’, naar de uitgevers zeggen, is dus nu gewaarschuwd!Ga naar voetnoot*)
Nog een enkel woord. Als ‘Boekenschouw’ dan een goed werk wil doen, een werk waarbij het op onze warme instemming kan rekenen, laat het dan ageeren tegen een walgelijk bedrijf als van ‘Het Leven’, welk blad een fotograaf durft afzenden op een mensch in zijn stervensoogenblikken. Volkomen sluiten wij ons aan bij het verontwaardigd protest van Mr. P.H. Ritter in het Utrechtsch Dagblad, die vraagt: ‘Moet er niet, al zijn dan dergelijke praktijken waarschijnlijk door den strafrechter niet te achterhalen, een algemeen protest komen uit ons volk, dat het dit niet wil, een algemeene boycot van publicaties die ons stellen beneden het peil van de Indianen, die dan ten minste eerlijk bloeddorstig hun oorlogsdansen houden om de brandende schedels van hun verslagen vijanden? | |
[pagina 48]
| |
Het stemt somber in onzen tijd, die gemeenschapszin, sociale verheffing, volksontwikkeling niet alleen in zijn vaan geschreven heeft, maar die voor die volksontwikkeling schatten uitgeeft, klakkeloos die volksontwikkeling te zien vernielen....’
GERARD VAN ECKEREN. |
|