Den Gulden Winckel. Jaargang 21
(1922)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHenry Bataille †UIT Parijs bereikte ons het bericht van het plotseling overlijden van Henry Bataille, die een der beste auteurs geweest is van het zgn. Parijsche ‘Boulevard-tooneel’. Geboren te Nîmes op 4 April 1872, volgde hij eerst de lessen aan het ‘Lycée-Henri IV’ te Parijs, daarna te Versailles. Zijn letterkundige loopbaan werd ingeluid door het verschijnen van den mooien verzenbundel La Chambre Blanche, die later in Le Beau Voyage (1904) werd opgenomen en waarvan de eenvoudige, zuidelijke, intieme poëzie veel overeenkomst biedt met het zuivere dichtwerk | |
[pagina 40]
| |
van Jammes in zijn goede jaren, ofschoon Bataille van meet af aan een onloochenbare kunstigheid, een zekere geraffineerdheid toonde die zich later, in zijn tooneelwerk, tot een verdienstelijke eigenschap zou ontwikkelen. Met La Belle au Bois Dormant debuteerde hij in 1894 bij het ‘Théâtre de l'OEuvre’. In 1897 volgde Ton Sang; de ‘Comédie Parisienne’ speelde in hetzelfde jaar zijn Lépreuse, het Odéon in 1900 L'Enchantement, drama in 4 bedrijven. In 1901 gaf Ollendorff zijn lithografieënalbum - want Bataille was ook teekenaar en schilder; en hij had zich aan de beeldende kunsten gewijd, vóór hij de dichterpen had opgevat - in het licht, waarin wij portretten vinden van 22 beroemde tijdgenooten als Jules Renard, Bernard, Edm. Sée, Gide, Fort, Louys, Henrl de Régnier, Willy, Mendès, Kahn, Mirbeau etc. Vervolgens, zich uitsluitend op dramatische kunst toeleggende, gaf hij Le Masque (1902), Résurrection (1902) naar Tolstoï; Maman Colibri (1904); La Marche Nuptiale (1905); Poliche (1906); La Femme Nue (1908); La Phalène, Le Scandale, enz. enz. De stukken van Bataille onderscheiden zich, behalve door hun reeds vermelde, dadelijk opvallende ‘métier-vaardigheid’ door een zekere mysterieusheid, een soort ‘psychische stoffelijkheid’, het streven om de uitingen der ziel tastbaar te maken met de materieele omgeving. In de Comoedia van 23 Maart 1909 verklaart hij ‘dat de ware tooneelkunst zich als doel voor oogen moet stellen, de diepe waarheden der ziel als het ware te confronteeren met de omringende realiteit’. Bataille was wel de belangwekkendste persoonlijkheid van de dramaturgen zijner dagen. Hij moraliseerde door het afschuwwekkend, immoreel voorbeeld. Naast Bernstein was hij degene, die steeds een juisten kijk bleek te hebben op het tooneel; in vele opzichten steekt zijn werk gunstig af bij dat van zijn tijd- en genregenooten: Capus, Kistemaekers, Hermant, Donnay of Mirbeau. Belangstellenden verwijzen wij voor bizonderheden naar de bio-bibliografische studie welke Denys Amiel bij Sansot (in de serie der Célébrités d'Auourd'hui) publiceerde, of naar de interessante bladzijden die Mr. C.P. van Rossem over hem schreef in Het Moderne Fransche TooneelGa naar voetnoot1). Bataille was lid van de ‘Société des Auteurs’, het ‘Comité de la Bourse de Poésie’ en ridder van het Legioen van Eer.
MARTIN PERMYS. |
|