Den Gulden Winckel. Jaargang 21
(1922)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Goncourt-prijs in 1921DOOR haar jaarlijkschen prijs toe te kennen aan het misbaksel waarboven de auteur: Batouala, véritable roman nègre als titel schreef, heeft de Académie des. Goncourt wellicht voor langen tijd het crediet van het publiek verloren. In dezen zgn. roman van René MaranGa naar voetnoot1) (een kleurling, naar het schijnt, die zijn gewaande talenten in dienst wilde stellen van een negrophile propaganda onder de intellectueelen) hebben wij, een kleine 200 pag. geduldig doórzoekende, absoluut niets aan kunnen treffen, dat de keus der Académiciens kon rechtvaardigen. Propagandistisch is het werk er glad naast. Als dàt de methode is om sympathie op te wekken voor de zwarte broeders!... Maran stelt ze voor als bekrompen, wraakzuchtige, grofzielige, uiterst wellustige, egoïstische aapwezens, wier eenige ver- | |
[pagina 21]
| |
dienste zou wezen, dat zij den blanke haten, en den maker van dit boek, door het hun omringend décor waarvan zij geenszins den veredelenden invloed schijnen te ondergaan, in de gelegenheid stelden om hier en daar banale, meestal vervelende, pedant-uitheemsche landschapbeschrijvingen in te lasschen. Een handeling heeft deze roman niet. Stijlkwaliteiten vonden wij niet, althans geen positieve. Het boek wekt dus nòch bewondering nòch belangstelling, nòch medelijden. Men vraagt zich af, hoe het mogelijk was, dat het bekroond werd. Er zijn in de afgeloopen jaren toch heel wat romanwerken verschenen, die eerder in aanmerking kwamen voor den jaarprijs. Wil men L'Ouragan of Clerambault e.d. om politieke redenen uitschakelen, romans als b.v. van Alex. Arnoux, van Chadourne, de Robert, Jaloux, om er slechts enkele te noemen,Ga naar voetnoot1) verdienden toch eerder dan Batouala een onderscheiding van hoogerhand. Waar is de tijd, dat auteurs als de gebr. Tharaud, Frapié, Nau, c.s. de officieele erkenning van hun verdienste mochten ontvangen? Zeker was er toen, in de jury, niet een zeker iemand, die de lakens uitdeelt, en, naar het schijnt, geen jongere van talent zijn eigen roem, die aan het tanen is, geheel in de schaduw wil zien stellen. Daarom ook zeker schommelde de jury het vorig jaar een onbeduidend plattelandsschoolmeester op, en ditmaal een geheel talentloozen neger, wier beider pretentieuze doch ten slotte gevaarlooze pen geen bedreiging kan worden voor de veiligheid van 's Jurylids al kleiner en kleiner wordend plaatsje onder de litteraire zon.
MARTIN PERMYS. |
|