Den Gulden Winckel. Jaargang 21
(1922)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Manzoni's ‘Promessi sposi’LEZEN we eigenlijk de klassieken der wereldliteratuur nog wel, die we toch zoo dikwijls noemen, wier namen wij allen met ons dragen alsof er inderdaad sprake van was, dat wij dezen grooten rijkdom van gedachten als verworven bezit met ons voerden? Ik waag het dit te betwijfelen. Zeker, we weten te verhalen, vluchtig en oppervlakkig, van Don Quichotte, Sancho Panza, Dulcinea en het ros Rosinante; spreken van de avonturen van Gil BlasGa naar voetnoot1), van Gullivers wonderlijke reizen of we geheel met deze werken vertrouwd waren en doordrongen van den gedachtenrijkdom, dien deze zoo groote schrijvers ons schonken. Is echter ook hier niet, waar dit toch allerminst het geval moest zijn, sprake van een overgeleverden eerbied, eerbied en bewondering die men deze werken reeds eeuwen door heeft betoond en die wij ook nu, om toch vooral niet van den rechten weg af te wijken, van onze voorgangers hebben overgenomen? O, er is vaak een vage schemering van hun grootheid in ons; even voelen we wel iets van Cervantes' magistrale schepping, worden we iets van Swifts vlijmende satyriek gewaar. Doch stellen we ons niet al te spoedig tevreden met de op school gedane mededeeling dat Cervantes' werk belangrijk is als reactie tegen de vele ridderromans; we in Don Quichotte een symbool hebben te zien van de in ongebondenheid zoekende menschenziel en dat Sancho Panza een grof materialisme vertegenwoordigt? Nietwaar, waarom het te ontkennen, voor de meesten onzer is dit afdoend, ze weten nu voor heel hun verder leven hoe dit boek is. En later - want zoo gaat het immers - geeft men zijn kinderen een kinderuitgave van Don Quichotte of Gullivers reizen en vertelt hun hoe mooi en boeiend deze verhalen zijn, autoritair eenigszins en met een gevoel hier nu boven verheven te zijn, en zet zich dan - een vaak schromelijke vergissing - aan de lectuur van den een of anderen modernen roman of verzenbundel. Zoo gaat het enkelen dezer werken, misschien den meesten. Het is vaak of er te veel uitgaven zijn en er reeds te veel over gepraat en geschreven is om de lectuur er van nog te beginnen. En, zegt men: de tijden zijn veranderd. Zeker, doch gedachten en waarheden die zich door de eeuwen hun weg hebben gebaand, zijn groot en machtig gebleven. Een ander bezwaar: de te vele historische details die deze werken zouden bevatten. Vergeet men dan echter de eindelooze psychologische ontledingen van heden? Veel te veel nemen ons vele schijnbaar zoo gewichtige stroomingen in beslag, die naderhand blijken tot de eigenlijke cultuur weinig bij te dragen, zoodat wij beter deden onze aandacht niet enkel op de cultuur van heden doch ook en vooral op de wijsheid der ouden te concentreeren, waarnaar we toch steeds weer zullen moeten terug- | |
[pagina 18]
| |
keeren en waar we telkens waarheden zullen aantreffen die ons thans misschien elementair voorkomen, doch die voor alle tijden gelden. Zoo men in de praktijk eens waarlijk een onderzoek kon instellen naar onze kennis van de klassieke wereldliteratuur, dan twijfel ik niet, of het resultaat zou bedroevend zijn. Zouden er thans nog velen zijn die den ‘Wilhelm Meister’ lezen? En de ‘Divina Comedia’? Zou het daarmee ondanks alle Dante-feesten nu beter zijn gesteld? Hoe gauw is men dikwijls gereed te antwoorden dat de lectuur te zwaar en te moeilijk is, zonder ook maar in 't minst van plan te zijn deze moeilijkheden te overwinnen. Toch zal steeds kennis dezer werken noodig blijken, al gaat thans misschien de stroom der beschaving zoogenaamd in een andere richting. Ik zou hier willen wijzen op een werk, tijden lang door een volk als het hoogste vereerd, dat thans ook om zijn historische details gemeden wordt, terwijl men ook meent, - sancta simplicitas - literair reeds verder gevorderd te zijn en hier nu boven verheven. Een werk, thans verwaarloosd en achteraf gezet, waarvan echter de lezing tot een vreugde zou kunnen worden. Dit werk is de toch ook reeds klassieke roman van Manzoni I. Promessi Sposi. Ik heb dezen 1400 bladzijden langen romanGa naar voetnoot1) in de goede en degelijke vertaling van van Limburg Brouwer aan één stuk door herlezen, en was aan 't einde van mijn lectuur nogmaals vol eerbiedige bewondering voor den kunstenaar Manzoni. Inderdaad, een geheel volk weet wat het doet, wanneer het een werk als dit jarenlang een groote populariteit deelachtig doet worden. Hoe blijft deze geschiedenis uit Milaan, zooals de ondertitel luidt, een kunstwerk, al meenen we tegenwoordig zoo geheel andere eischen aan een werk te mogen stellen. Want hoe vaak ook de auteur in een te veel aan historische bijzonderheden vervalt, hoezeer hij ineens uit zijn objectiviteit treedt en tegen zijn hoofdpersonen moraliseert - een boek als dit spot met allerlei is-men en blijft niet alleen een grootsch schilderwerk van historische waarde, doch een werk van machtige psychologie en religieus gevoel. Tevens heeft een werk als dit eenigszins de waarde van de groote romans van Victor Hugo, vooral van ‘Les Misérables’ met zijn Jean Valjean-figuur. Wilde had in zijn De Profundis, waar hij Christus en de ziel van Christus vooral in Romeo and Juliet, A Winter's Tale, Dante, Franciscus van Assisi en de Provençaalsche poësie meent aan te treffen, ook dit werk kunnen noemen. Want inderdaad is deze roman vol van die groote Christelijke liefde waarover Wilde sprak en zelden heeft deze zich zoo machtig in de wereldliteratuur gemanifesteerd. Hier vooral ligt ook de groote beteekenis van dit werk, die het door alle eeuwen zal bewaren.
Alessandro Manzoni.
Men kent de geschiedenis. Lorenzo Tramaglino en Lucia Mondello, de verloofden, staan op het punt te trouwen, doch een edelman Don Rodrigo, die Lucio voor zich wil winnen, dreigt het huwelijk te verhinderen. Door een paar bandieten (bravo's) die tot zijn beschikking staan, bedreigt hij Don Abondino, den pastoor van het dorp, die een hoofdrol in het boek speelt. Deze nu aarzelt uit lafheid en kleinzieligen angst, het huwelijk te voltrekken. Uit dezen twijfel ontstaat het conflict dat ons het geheele werk door zal bezighouden. Met groot talent heeft Manzoni deze figuur in z'n kleinheid en vreesachtige levenshouding geteekend. Naast dezen priester heeft Manzoni een andere figuur gesteld - ook een geestelijke - vader Christophoro, een persoonlijkheid, geheel anders dan Abondino, in wezen gelooviger en grooter. Deze woont in een klooster, dicht bij het dorp der verloofden, en is eerst door een innerlijken moeilijken en zwaren strijd tot zijn opofferend geloof gekomen. Hij heeft een moord begaan en zich eerst daarna aan het priesterleven gewijd. Manzoni heeft bij 't uitwerken van deze figuur wel blijk gegeven van groote religieuse diepte. Groot is vader Christophoro's misstap - hij heeft een mensch gedood, een daad waartoe Don Abondino nooit zou komen. Hij is echter een volkomener mensch en rijst hoog boven den kalm levenden dorpspastoor uit. De bravo's van Don Rodrigo, die Lucia naar hun heer willen voeren, probeeren haar te schaken; ze vlucht | |
[pagina 19]
| |
echter en vindt een toevlucht in het klooster te Monza. Hier doet de schrijver ons kennis maken met een van de merkwaardigste figuren uit zijn werk - de abdis van het klooster. Prachtig breed van psychologie is de teekening van deze vrouw in haar ouderlijk huis, waar men haar dwingt in een klooster te gaan. Haar verzet, twijfel, en haar toegeven ten slotte - daarna de vreugde in haar familie die haar nu eensklaps vereerd en liefheeft na haar eerst te hebben verstooten - het is van een psychologie als uit de beste werken van Balzac. Ook haar bijzondere positie in het klooster, haar verhouding tot haar minnaar die haar noodzaakt Lucia uit te leveren, doet ons aan de psychologie van Balzac, bijv. aan ‘Splendeurs et misères des courtisanes’, denken. Lucia wordt naar den ‘Groote Ongenoemde’ gebracht, die haar op zijn beurt aan Don Rodrigo zal uitleveren. Ook deze persoonlijkheid, die een groote plaats in het werk inneemt, is zeer belangwekkend. Evenals Don Rodrigo bewoont ook hij een rooverskasteel in de bergen. Wat gebeurt echter? Ook deze eertijds zoo gevreesde rooverhoofdman wordt door de Liefde overwonnen die hem tot inkeer en berouw brengt. Hij begeeft zich naar den kardinaal en brengt Lucia tot hem. Renzo, Lucia's minnaar, is in dien tijd naar Milaan uitgeweken en vindt daar bij zijn komst de stad in oproer. Hij wordt in allerlei politieke aangelegenheden gewikkeld, weet echter te ontvluchten en vestigt zich te Bergamo. Hier ontvangt hij bericht dat Lucia op het kasteel van den Ongenoemde, toen het ongeluk haar zoozeer vervolgde, de belofte heeft gedaan om den sluier aan te nemen. Renzo gaat bij het bericht hiervan op weg, en poogt haar te vinden. In den tijd echter waarin zijn tocht plaats vindt is in Milaan en Bergamo de pest uitgebrokenGa naar voetnoot1). Dit gedeelte van het boek - dat het echter niet z'n grootste beteekenis geeft - is beroemd. Wanneer Renzo in Milaan aankomt, ontmoet hij vader Christophoro, die er de pestlijders verpleegt. Deze helpt hem dan Lucia vinden, die haar belofte aan Maria getrouw wil blijven. Met behulp van Christophoro echter - des te merkwaardiger, daar deze toch priester is - beweegt hij haar om dit besluit op te geven. De liefde triomfeerde dus, ondanks alles; de Verloofden hebben elkaar gevonden. Renzo ontmoet ook Don Rodrigo, hevig lijdend aan de pest, en vergeeft op aandrang van den wijzen Christophoro ook dezen. Nu kan het huwelijk gesloten worden. Ze gaan naar hun dorp terug, waar Don Abondino hen trouwt. Zoo is de handeling van dezen historischen roman, die ons Manzoni's goede en zachte menschelijkheid leert kennen. Inderdaad is deze roman - zonder eenigen hartstocht - een roman van Liefde. Het is een werk dat een weldadige kalmte geeft en na welks lezing men nogmaals weet dat het leven goed is en waard geleefd te worden. ‘Leven was goed, al heeft het mij gebroken,
Leven is goed ofschoon het dooden maakt’.
(M. Nijhoff).
NICO ROST. |
|