De Afrikaansche taal
Waarom heeft de heer Scholtz eigenlijk dat stukje geschreven, dat geplaatst is in het December-nummer van D.G.W.? Toch zeker niet, om te redetwisten over de vraag of het zuidafrikaansch een ‘dialect’ dan wel een ‘dochtertaal’ van het nederlandsch genoemd moet worden. In het voorbijgaan merk ik even op dat de definitie door den heer Sch. gegeven van een dialect, tamelijk fantastisch en naief is. Schreef hij dan zijn stukje om in het kort te herhalen wat ik zelf geschreven had omtrent mijn standpunt ten opzichte van literatuur-in-dialekt in het algemeen, en van die in het zuidafrikaansch in het bizonder? Maar dat was toch wel ten eenenmale overbodig! Dat overigens de heer Sch. niet goed begrepen heeft waaròm ik dat schreef, blijkt wel daaruit dat hij mij een ‘stugge nederlandse hart’ toeschrijft. Goed gelezen heeft hij ook niet; getuige zijn vraag, waarom ik ertoe kwam toch mijn kritiek naar D.G.W. op te zenden.
Neen; er was voor den heer Sch. geen grond tot het schrijven van het bedoelde stukje.
Als hij, na mijn kritiek gelezen te hebben, iets had willen schrijven - dan was er voor hem aanleiding geweest, uiting te geven aan de vreugde over een zondaar die zich bekeerd had; die, na een openhartige biecht, eindigde met een peccavi.
P.L. van Eck Jr.