Den Gulden Winckel. Jaargang 20
(1921)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Ch.-L. Philippe's ‘Bubu de Montparnasse’Ga naar voetnoot1)WEER heb ik Charles-Louis Philippe's verhaal van den boulevard Sébastopol herlezen, thans in de vertaling van Gerard van Eckeren. En weer bemerk ik dat gevoel van groote christelijke liefde in dit werk, die waarlijk christelijke goedheid welke er aan ten grondslag ligt en die het b.v. gemeen heeft met Hugo's ‘les Misérables’. En deze zuivere christelijkheid, waarover Wilde herhaaldelijk schreef in zijn ‘de Profundis’ - heeft het ook gemeen met Dostojewski en Tolstoj - met Strindberg (vooral in zijn ‘Festspieldramen’). Deze eenvoud en algoedheid - die ons aan het Nieuwe Testament doen denken - hoe treffen ze ons bij herlezing, hoe bevestigen ze weer de waarde van dit werk. Wel terecht kon Philippe - al had ook hij, meer zelfs dan eenig ander, zijn demonen te bekampen - schrijven in zijn ‘Lettres de Jeunesse’: ‘Mon coeur s' est habitué à vivre dans une haute atmosphère où il y a surtout de la bonté’. Het is zeer begrijpelijk - hoewel ook getuigend van een eenzijdig oordeel - dat Henri Vandeputte, aan wien de kostelijke jeugdbrieven gericht zijn, te veel het zachtgevoelige en enkel-goede in dit werk op den voorgrond stelde, en het is goed, nu de vertaling misschien enkelen tot een zelfde oordeelvelling zal verlokken, Philippe's eigen opvatting te citeeren: ‘Mais je te l'ai déjà dit, tu me vois trop comme un coeur sensible et pas assez comme un homme fort. Mes amis d'ici qui me voient tous les jours savent que je suis un homme fort avec de la résistance et du courage et que j'ai des volontés furieuses. Il faut que tu le saches aussi, et que je ne suis pas qu'un bon type, mais aussi que je puis commettre des actes de sombre crapulerie, à froid, parce que je l'ai décidé. Et je suis peutêtre plus près de Nietzsche que de Dostoievsky. Ne crois pas que je fasse du chichi, en ce moment, je n'ai jamais dit si vrai’. Nietwaar, hoe komt deze uitlating overeen met het beeld dat Madeleine Böhtlingk ons gaf in haar belangrijke ‘aanteekeningen bij het lezen van Ch.-L. Philippe’; hoe worden we dit ook zelf gewaar zoo we slechts een werk als ‘Croquignole’ of ‘La mère et l'enfant’ herlezen. Waar echter dezelfde schrijfster - die ondertusschen met haar essay het beste gaf wat in ons land over Philippe werd geschreven - een perverse zinnelijkheid aanwezig vindt in ‘Bubu de Montparnasse,’ kan ik haar niet bijvallen. Er is toch immers geen perversiteit in een boek als dit, doch enkel maar een ontuchtig hunkeren, een verdierlijking en vergroving, die voor een groot deel in maatschappelijke toestanden haar oorsprong vinden. | |
[pagina 178]
| |
Het is loonenswaard de wordingsgeschiedenis van ‘Bubu de Montparnasse’ uit de jeugdbrieven na te gaan. Het was in 1898 dat bij Philippe
Charles-Louis Philippe
Naar een penteekening van Grandjouan het plan opkwam, dit boek te schrijven. Zijn gedachten houden zich in dien tijd veel met de prostitutie bezig. Hij ziet in, hoe de jonge, vroolijke ‘ouvrières’ van haar loon niet rond komen kunnen, begrijpt haar verlangen naar praal en rijkdom en heeft haar bij voorbaat reeds hare zonden vergeven. Hij schrijft Vandeputte dan over een meisje met wie hij onlangs kennis gemaakt heeft: ‘Donc, ma petite Maria s'est acheté une robe de soie et se dispose à s'en servir comme d'un instrument de travail. Quelles remontrances je lui ai faites! Je lui parlais d'agents des moeurs, de syphilis, je lui parlais surtout de la vieillesse misérable qui serait la sienne. Ses raisons étaient toujours plus fortes que les miennes: Les agents des moeurs ne courent pas après les robes de soie parce qu'elles peuvent avoir des protecteurs puissants. La syphilis on n'en meurt pas’. Telkens nog raadt hij haar aan niet in ‘het Leven’ te gaan, maar liever in armoedig bestaan te volharden, doch telkens komt bij haar weer het verlangen haar beroep op te geven. Philippe schrijft dan: ‘Lorsque la société pervertit certaines âmes on sent qu'on est en présence d'un crime. Je trouve cela bien plus terrible que l'assassinat d'une impératrice d'Autriche’. In December 1898 schrijft hij dan, bezig te zijn met materiaal voor zijn boek te verzamelen. Want men meene niet dat een werk als dit zonder milieu-kennis geschreven werd: ‘Bouquins de sociologie, d'économie, politique, de statistique, je vais compulser tout cela’. Nauwkeurig onderzoekt hij hoeveel de vrouwen per avond verdienen. Hij bezoekt de bordeelen en de hospitalen voor venerische ziekten, de gevangenissen. Een groote droefheid komt over hem bij het zien van al deze ellende: ‘Mon pauvre vieux, quand on voit certaines choses de trop près on est plein de douleur comme un chien. On est tout en larmes. On a des colères contre la Société et l'on devient anarchiste’. Terwijl hij avond aan avond dit alles onderzoekt en het rosse leven van nabij meemaakt, werkt hij aan ‘La mère et l'enfant’: Mon gosse a un an, il est serré, il sait déjà imiter l'âne, le veau, le mouton et la poule. C'est d'ailleurs un bel enfant. Mais il me donnera bien du mal en attendant sa majorité. Ah! s'il était seulement au collège! En van dengene die dit schreef, den heerlijken kunstenaar Ch.-L. Philippe, die zich zoo bloot gaf in zijn eenvoudig menschzijn, zou men nu een werk - als eenmaal tot onze schande Barbusse's L'Enfer - als onzedelijk willen veroordeelen, misschien zelfs deze uitgave ongepast vinden? Ik kan het bijna niet gelooven en ben dankbaar gestemdProeve van illustratie uit de Duitsche vertaling van ‘Bubu’ door Camill Hoffmann. Met 20 houtsneden van Franz Masereel. (Kurt Wolff Verlag, München).
nu van Eckeren dit werk voor velen in den lande bereikbaar heeft gemaakt. Dìt boek zou aanstoot geven? | |
[pagina 179]
| |
Seigneur! seigneur, il y a pourtant des lecteurs... In de brieven van 1899 schrijft Philippe nu telkens over zijn vriendinnetje ‘La petite Marie’. Ze heeft - ook zij - in het hospitaal gelegen en geniet, wanneer ze daaruit terugkeert, eenige dagen zijn gastvrijheid. Ze wil nu terugkeeren naar haar Proeve van illustratie uit de jongste Fransche uitgave. Met 90 lithographieën van Grandjouan. (Albin Michel, Parijs).
oude betrekking; alles zal zich weer ten goede keeren. Juist echter wanneer ze zich dit voorgenomen heeft komt op een nacht haar ‘vent’ en eischt haar op. Weer moet ze 't leven in, de vlakte op. Geen enkel recht kan Philippe laten gelden, gebroken en met groot verdriet moet hij dit alles aanzien. Uit Bubu de Montparnasse, waarin hij dit tafereel zoo meesterlijk beheerscht - dit is ook een van de groote deugden van dit boek - verwerkte, weten we hoe dit alles hem aangreep. Hoe dieper hij in dit leven doordringt, hoe meer hij begrijpt en - vergeeft: ‘Comprends tu cela, mon bon vieux: c'est la fin du mois, cet employé qui vient de toucher de l'argent, mange, boit, est gris et se sent une âme enfantine. La Nature nous rend comme des petits enfants lorsqu'elle veut nous tenter. Cet homme passe dans une rue, il rit comme un ange, et il rencontre cette femme. C'est fait, ils sont ensemble, il y a l'homme et le Destin. L'homme va avoir la syphilis’. In 1901 verschijnt dan Bubu de Montparnasse, dat werk waarin alles, zooals van Eckeren het zoo goed uitdrukt, is samengesmolten tot die hoogere manifestatie van den geest, die slechts valt aan te duiden als het ‘Verhevene’. Een hoofdstuk van den roman echter was nog ongeschreven. Donderdags was het werk verschenen toen Philippe Zaterdags van Berthe - want deze bestond, als bijna elk zijner romanfiguren - een brief ontving waarin ze hem meedeelde van Bubu af te zijn en dat ze thans weer bloemenverkoopster wilde worden. Philippe zoekt enkele vrienden op die haar helpen willen. Eén redding weet hij slechts voor haar, - weggaan uit Parijs zoodat Bubu haar niet kan vinden, ze buiten het bereik van zijn wraak zal zijn. En daar, in Marseille, koopt Berthe den roman die van haar leven vertelde: ‘Elle a acheté mon livre à Marseille. Je ne lui en avais pas parlé qu'au moment de son départ et je voulais le lui envoyer. Elle l'a acheté. Elle m' a écrit que c'était bien vrai, tout lui était revenu, qu'elle avait eu bien de la peine et qu'elle avait pleuré surtout quand je dis que son père était peintre et qu'il est mort des coliques de plomb!’ Waar en waarachtig is dit boek, en méer nog dan dat andere meesterwerk ‘La fille Elisa’ van Edm. de Goncourt wijst het, naar ik meen, ‘in de richting van het Verhevene’.
NICO ROST. |
|