Den Gulden Winckel. Jaargang 20
(1921)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLetterkundig nieuws uit FrankrijkXI‘L'Ouragan’ door Florian-ParmentierGa naar voetnoot1)FLORIAN-PARMENTIER, die tot het jonge geslacht behoort, is bij ons te lande onder de vaklui een goede bekende. Zijn Histoire Contemporaine des Lettres Françaises de 1885 à 1914 (uitg. E. Figuière, Parijs; thans frs. 8. -) is volgens veler oordeel hèt standaardwerk voor de bestudeering der hedendaagsche literatuur; en menigeen zal aan dit werk, zooals wij, veel verschuldigd zijn. Een ander werk, van zielkundig-aesthetischen aard, Psycho-physiologie du Poète, waarvan een hoofdstuk, La Physiologie morale du Poète, reeds destijds verscheen en veel lof oogstte, zal binnenkort het licht zien. Florian-Parmentier beweegt zich op alle gebied met onderscheiding en succes. Als dichter gaf hij den bundel Par les Routes humaines; Déserteur? en Mystère de Sang zijn geroemde romans; drie anthologiebundels van moderne dichters, voorzien van critische aanteekeningen, een studie over den beeldhouwer Carpeaux en eene over hedendaagsche schilderkunst, toonen ons de veelzijdigheid van Florian-Parmentier's kunstontwikkeling. Ten slotte zij, wellicht ten overvloede, vermeld, dat de kunstphilosophische richting die men Impulsionnisme noemt, ontstond naar aanleiding juist van auteurs hooger genoemde studie, La Physiologie | |
[pagina 167]
| |
Morale du poète (1904), en door den ‘ontdekker’ uiteengezet werd voor het publiek in het Februarinummer 1906 van L'Essor. De ‘beweging’ breidde zich uit en vond zeer talrijke aanhangers, ook in het buitenland, zoodat zij er een eigen orgaan, de Revue Impulsionniste op kon nahouden en zelfs later haar activiteit vermeerderde met de oprichting van de Fédération Impulsionniste Internationale.
Florian-Parmentier
Voor bizonderheden over het Impulsionnisme, dat voortaan de hoofdzakelijke glorie zou uitmaken van den dichter-romancier dien wij hier bespreken, raadplege men bovenvermelde Histoire Contemporaine, pp. 163-190. Na den oorlog heeft de even veelzijdige als rijkbegaafde Forian-Parmentier weer veel van zich doen hooren. Op het oogenblik is hij werkzaam aan een nieuwen oorlogsroman, die het vervolg zal wezen op L'Ouragan, het werk dat wij thans ter beoordeeling voor ons hebben liggen, en dat, laten wij dit van meet af aan verkonden, een meesterwerk is, waardig, naast Romain Rolland's Clerambault in iedere boekenkast te prijken: ‘Dit boek geeft kracht’! Ter vollediging onzer bibliografische aanwijzingen zij medegedeeld, dat Florian-Parmentier thans ook de leiding heeft van een serie uitgaven verschijnend bij de Editions du Fauconnier te Parijs, de Collection des Petits Chefs-d'Oeuvre contemporains, waarin al wie de hedendaagsche kunstuitingen van het letterkundig Frankrijk bestudeert voor weinig geld uitmuntend en keurig verzorgd studiemateriaal kan vinden. Als nr. I in die serie kwam onlangs een interessant werkje uit van den grooten, stillen denker, Han RynerGa naar voetnoot1), voorzien van een portretschets van den schrijver en een bio-bibliografie, beide van Florian-Parmentier. En nu over L'Ouragan. Wij noemden zooeven, in een vluchtige vergelijking, Rolland's Clerambault. Welnu, wat Clerambault is op het gebied van den roman van den ‘thuisgeblevene’ (en uit onze bespreking van dit werk, opgenomen in Den Gulden Winckel van 15 Mei 1921 zal genoegzaam gebleken zijn, dat wij aan dit woord geenszins de kleineerende, ja beleedigende beteekenis hechten welke vele Franschen door deze term wenschen uit te drukken), nl. het mooist-menschelijke werk over den oorlog van een beschaafd en breedvoelend denker, - dat is L'Ouragan op het gebied van den loopgravenroman. Uiteraard staat laatstgenoemd werk levender en wreeder in het domein der tastbare werkelijkheid. Maar zijn mindere speculatieve waarde is een logisch gevolg van de verpletterende actie der omringende realiteit. Toch spreekt L'Ouragan minstens even duidelijk als Clerambault tot het gemoed en worden wij zelfs vaak nog dieper getroffen door de voor zichzelf sprekende gruwelfeiten die hij meemaakte en opteekende met een geweldig episch en realistisch beschrijvingstalent. L'Ouragan, zoogenaamd de verzameling dagboekbladen van den officier Gabriel Peissenier (de auteur-zelf) is, zooals M.C. Poinsot terecht in zijn zeer geestdriftige lofcritiek opmerkt, eerder een serie grootsche fresken dan een roman in den waren zin des woords. Het is ‘een synthese van den oorlog, van den 1en Augustus 1914 af tot den 14en Juli 1919 toe, in haar onderscheiden episodes de opeenvolging weergevend der verschillende schijngestalten van den rampzaligen stormgruwel’; beurtelings lyrisch, ruw-reëel, beschouwend, tendentieus, geestig en droefgeestig, hoopvol en opstandig. Bewonderenswaardig bood de schrijver, gedurende de lange jaren met hun wisseling van passiviteit en zinsverbijsterende helleverschrikking, weerstand tegen de krachtige omvatting van oorlogs grootste kwaal: de ontpersoonlijking. Want evenals Rolland verdedigt zich ook Parmentier met alle kracht, hem door de noodzaak van het individueele zelfbehoud verleend, tegen den greep van het militairisme, omdat dit het kudde- | |
[pagina 168]
| |
instinct opkweekt tot een macht, sterker dan die van den eenling, en de zieleslavernij verfoeilijker is dan de gebondenheid, (en meestal de ondergang) des lichaams. En hieruit zien wij, dat Florian-Parmentier, ook weer als Romain Rolland, vooral een spiritualist is, en er mystiek ligt in het ideaal van zijn verzet. L'Ouragan getuigt van zulk een (natuurlijk ònopzettelijke) systematiek in bouw en uitwerking, dat wij de wijze waarop de auteur zijn gedachten ingang wil doen vinden in den geest zijner lezers, schier paedagogisch zouden mogen noemen: de schildering van de afgrijselijkste oorlogstafereelen weergegeven met de felste kleuren en met vermelding der onmenschelijkste détailsGa naar voetnoot1), wisselt af met de anti-militairistische conclusies van den schrijver, gelijk men een zedeles trekt uit een voorafgaande parabel. In Le Feu reeds vonden wij de voor velen ontnuchterende en daarom ongeloofwaardige realistische beschrijving van het vreeselijke leven der modder- en vuurslachtoffers - aan beide kanten even beklagenswaardig - die men achter de gevaarlijke zone zoo graag liet doorgaan voor benijdenswaardige helden, onophoudelijk bezield met nobele vaderlandsliefde en spontane geestdrift ter uitroeiïng van den schuldigen vijand. L'Ouragan ontneemt den weinigen, die in hun verblindheid, in hun naïef geloof aan der soldaten zelfverloochening, zouden volharden, deze hun door de traditie opgelegde illusie. Wie eenmaal kennis maakte met de overtuiging van Florian-Parmentier - en zijn algeheele evenwichtigheid, waarvan iedere bladzijde getuigt, is ons een waarborg voor zijn goede trouw en zijn geloofwaardigheid, en dat hier geen verbitterde, neurasthenische overdrijver aan het woord is, uit reactie tegen een tè lang gekluisterde activiteit hyperbolische aanklachten rondkrijschend - kàn b.v. in den beroemden heldenmoed van een den aanval uitvoerend infanterist niets anders meer zien dan opgezweepten doodsangst. Want een held is een lafaard; en wie bang is, menschelijk bang is in den slachtbaaierd, is een held, daar hij zijn persoonlijkheid weet los te maken uit de gedachtenlooze neutraliseering, in weerwil van de vermorzelende macht der numerieke meerderheid. Zulke gedachten karakteriseeren L'Ouragan. Het boek wordt in Frankrijk enthousiast besproken en druk gelezen. In korten tijd werden er 19.000Ga naar voetnoot2) exemplaren van verkocht. Dit is wel weinig nog, meent terecht Victor Margueritte (een der velen die L'Ouragan voorstellen als het mooiste boek onzer dagen); maar men bedenke dat geen enkel gezaghebbend litterair lichaam het met een of anderen jaarprijs begiftigde en bekrachtigde, en dat het den moeilijker doch schooner roem moet verwerven, door de luide zelfsprekendheid zijner superioriteit de ziel van het publiek te treffen, zonder den stut van boekhandel- of regeeringsreclame. De groote mannen van het litteraire Frankrijk, die de oplaaiïng onderhouden van de Nieuwe Gedachte, roepen het publiek, dat ondanks alles den raad der bevoegden van noode heeft, eer het de stem van zijn eigen overtuiging vertrouwt, eenparig toe, L'Ouragan te lezen en te laten lezen. Poinsot en Victor Margueritte, waarover wij het reeds hadden, vinden woorden van een lyrische welbespraaktheid om hun instemming met Florian-Parmentier's werk wereldkundig te maken. Romain Rolland zei: ‘La qualité exceptionnelle de la vision et de la pensée fait de L'Ouragan une oeuvre admirable’. Paul Brulat schreef, daags na het toekennen van den Goncourtprijs (aan een ander, veel en veel minder beduidend werk), dat de keus der ‘onafhankelijke’ académiciens L'Ouragan had moeten huldigen: ‘(C'est) l'oeuvre la plus forte, la plus puissante, et traçant de superbes fresques’. - ‘Son mérite’ (aldus Pierre Mille), ‘c'est son intensité de vie, sa valeur de vérité, la sincérité et la force de ses accents’. Han Ryner begroette in L'Ouragan hèt oorlogswerk, waarop hij tot dan tevergeefs gewacht had en dat aan alle door hem te stellen eischen voldoet. Aan de uitlatingen van zulke autoriteiten (en er zijn er nog andere) iets toe te voegen, zou onzerzijds wel verwaand zijn. De wijze waarop wij in bovenstaande regelen de hoogste belangstelling trachtten te wekken voor dit machtige werk, - één van de zeldzaamste scheppingen des tijds - zij het blijk onzer volkomen instemming met den lof der meer-bevoegden. Wij hebben aan het lezen van L'Ouragan zoowat anderhalve maand van onzen voor litterairen arbeid beschikbaren tijd besteed.... Maar niet alleen in het aantal zijner pagina's is L'Ouragan: een gróót boek. | |
Andere nieuwe uitgaven.Als roman van dezen tijd biedt Marcello-Fabri, de leider van het tijdschrift La Revue de L'Epoque en de schrijver van een dichtwerk, den roman La Force de vivre en het sprookjesdrama L'a Folie de l'Homme, een eigenaardig en zeker niet onverdienstelijk boek, L'Inconnu sur les Villes getiteldGa naar voetnoot1), in 't oog vallend door zijn grijs-en-rooden omslag (simili-krantenpapier) en de | |
[pagina 169]
| |
afwezigheid van alle hoofdletters. Auteur noemt zijn werk een ‘roman des foules modernes’ en wijst er in zijn voorrede op, dat de conventionneele dramatis personae in dit nieuwe, ‘universalistische’ werk vervangen zijn door menigten, en de individualistische psychologie door die der massa. Romains' ‘unanimisme’, aldus, uit de dramatische naar de beschrijvende kunst getransporteerd. Eenigszins vaag is de indruk, gewekt door de dramatiseering van de afwisseling der passieve gemoedstoestanden van onbepaalde menschengroepen, van wie wij niet anders weten dan dat zij de inwoners zijn van een Hoofdstad, welke doet er niet toe (om des Universalismes wille ...) Die menigten, die dus Slaven of Germanen of Latijnen kunnen voorstellen, leven in een willekeurigen tijd (vroeger, nu of in de toekomst) van oorlogsvoorbereiding, waartoe zij zich, als lijfeigenen van het Kapitaal, blindelings hebben geleend, zij 't met - te zwakken - wrok in 't hart. Allen die aan den Oorlog schuld hebben: de mannen van het Geld in de eerste plaats, en hun ondergeschikten: vorsten, politici, demagogen, geestelijken, intellectueelen, worden aan de kaak gesteld en ter algemeene vermaledijding gedoemd. Het schaapachtige, lijdzame volk is hun nog onbewust of onvoldoende bewust slachtoffer, welks zelfvertrouwen echter onrustbarend aanwast. De kwaal onzer eeuw is, zegt Marcello-Fabri, de zgn. vaderlandsliefde, bron van dierlijke zelfzucht, oorsprong der oorlogen, bespotting der broederliefde, voorwendsel tot alle uitspattingen van het gruwelijkst oer-instinct, en daardoor: het meest geduchte wapen in handen van de kwade trouw der roofzuchtige volksmenners. De godsdiensten die de minachting voor den Dood prediken, hebben eveneens hun aandeel in 's werelds wantoestand. Men leere integendeel den afschuw voor den Dood, en daarmede den afschuw voor het Dooden. Het militairisme berust op de antieke waardeloosheid van het Leven: ònze tijd stelle den cultus van het Leven in. De Vrijheid zij gegrondvest op wederkeerigen levenseerbied. Wie vrij wil zijn, ten koste van anderen, is zelf een slaaf der Politiek. Onafhankelijkheid zij vervangen door Onderlinge Afhankelijkheid = ‘l'interdépendance’. Ook revolutie is uit den booze. Wat onze eeuw verwacht van de maatschappij, dat is de grootste omwenteling waartoe de Menschheid ooit in staat was: die, welke zonder bloedvergieten den mensch zal brengen tot het weigeren van wat zijn geweten veroordeelt.. Want de nieuwe Godsdienst zij de Godsdienst van het Geweten, waartoe geen wezen de belanghebbende leiding van priesters behoeft. De afwachting van al dat nieuwe en van de Mannen die het zullen aanbrengen, ziedaar het Onbekende dat boven de Steden hangt, en waarvan Marcello-Fabri, die ergens waarschuwt tegen het Optimisme, dat even verderfelijk is als het tegenovergestelde: Pessimisme, toch een gunstige ontknooping verwacht ... | |
‘Les OEuvres Libres’.Zoo luidt de titel van een maandelijksche publicatie, uitgegeven door Arthème Fayard te Parijs, en die in boekvorm, keurig verzorgd, onuitgegeven werken van meerderen of minderen omvang brengt aan het publiek dat van goed proza houdt. Het 400 pag. groote boekdeel kost frs. 5. -. In de eerste nummers vinden wij zeer goed werk van Claude Farrère, een (bijwijze van pieuze uitzondering geplaatst) oud gedicht van Rostand, Un Rêve, dat hij later gedeeltelijk omwerkte in het Ve bedrijf van L'Aiglon; romans van Pierre Mille, Henri Duvernois, Binet-Valmer, Pierre Benoit, Ch.H. Hirsch, Maurice Rostand en Tristand Bernard. Men kan zich abonneeren voor 50 frs. per jaargang van 12 deelen. | |
‘Les Poètes Français’.Joachim Gasquet, voor eenige maanden overleden, had de leiding op zich genomen van een serie gedichtenbundels, de ‘Collection-Joachim Gasquet’, uitgegeven door F. Sant'Andrea, L. Marcerou & Co, te Parijs. Deze verzameling geeft de onbekende verzen van op proza- of poëziegebied hoog aangeschrevenen: Fontainas, Erlande, J.L. Vaudoyer, Marc Lafargue, Mme de Noailles, Bourget, Duhamel, Gasquet, Jaloux, Viélé-Griffin e.a. Wij lazen hierin Maurras' Inscriptions, vreemde, harmonieuze verzen, waarvan de negen-lettergrepige nieuw en vlug-rythmisch aandoen, en die voorafgegaan zijn van een opdracht aan den zooveel belovenden overleden oprichterGa naar voetnoot1). | |
‘Ceux dont on parle’.Naast haar bekende serie bio-bibliografieën ‘Les Célébrités d'Aujourd'hui’, geeft sinds kort de firma Chiberre (opvolgster van E. Sansot) te Parijs een verzameling autobiografieën uit, waarvan Marc Saunier de leiding heeft en waarvan een deeltje, Francis Carco raconté par lui-même, voorzien van een frontispice-portret, een geestigen en bescheiden indruk maaktGa naar voetnoot2). | |
Nieuwe Boeken en Herdrukken.Wij ontvingen de volgende nieuwe werken: Dialogue du Mariage Philosophique, gevolgd door Les Dicéphales, door Han Ryner, uitg. ‘Editions du Fauconnier’, Parijs (z.j. 1921?) frs. 2. - (zie hooger); Le Côté de Guer- | |
[pagina 170]
| |
mantes II, gevolgd door Sodome et Gomorrhe I, zijnde de vierde band van Marcel Proust's uiterst zwaar en moeilijk te lezen cyclus A la Recherche du Temps perdu (uitg. ‘Editions de la Nouvelle Revue Française’, Parijs, 1921, frs. 12 50); Le Roman Nouveau, bibliographieën met critiekbeschouwingen van Jules Bertaut,
André Theuriet (1832-1907)
over J. & J. Tharaud, Edmond Jaloux, Eugène Montfort, Marcel Boulenger, Henri Bachelin, Francis de Miomandre e.a. (uitg. ‘La Renaissance du Livre’; Parijs 1920, frs. 4. -); La Mâratre, spannende prozaschets van André Corthis (uitg. A. Michel, Parijs 1920, fr. 0.35); Abel Hermant's La Singulière Aventure, een niet al te belangwekkende ‘avatar’-geschiedenis (uitg. E. Flammarion, ‘Une Heure d'Oubli, No. 67, Parijs 1921, fr. 0.45); het vierde deel van Flaubert's Premières Oeuvres, bevattende den 1848-1849-tekst van La Tentation de Saint-Antoine en een schema van Une Nuit de don Juan (uitg. Fasquelle-Charpentier, Parijs, 1920, frs. 6.75); een handige bio-bibliografie van René Boylesve door Maxime Revon (uitg. Sansot. ‘Les Célébrités d'Aujourd'hui’, Parijs 1921, frs. 2. -; La Bella Venere, fantastische, goed gestyleerde (meest liefde-) schetsen van Théo Varlet, een in de klassieke oudheid goed onderlegden, ironischen, antichristelijken aetheromaan, van wiens werk wel te genieten valt (Uitg. Libr. Edg. Malfère, Amiens, 1920, frs. 7.50; ‘Bibliothèque du Hérisson’); Petites Ames d'Amour, humoristische liefdeverhalen van Charles Fegdal (artistiek medewerker aan de ‘Revue Contemporaine’), leuk opgetooid door penkrabbels van Carlègle (uitg. La Revue Contemporaine, Parijs, 1920, frs. 6. -); een verzameling reisbeschrijvingen uit Brazilië van Charles Bernard: Où dorment les Atlantes, uitg. La Grande Librairie, Antwerpen 1921, frs. 5.50 en een nieuw wijsgeerig werk van René Gillouin, Une Nouvelle Philosophie de l'Histoire Moderne et française; les bases historiques et critiques d'une éducation nationale (Uitg. B. Grasset, Parijs, 1921, frs. 6.75). En de volgende herdrukken: Le Don Juan de Vireloup, een vriendelijk verhaal van André Theuriet (1832-1907) (Une Heure d'Oubli, No 59; Flammarion 1921, fr. 0.45); Angola door La Morlière en Tous Héros van Lichtenberger, in de Collection-Nilsson à frs. 1.95 (Parijs, 1921); in de ‘Bibliothèque-Plon’ à frs. 3. -: Pastels (No. 33) en La Disciple (No. 39) van Bourget; Charles Géniaux' La Passion d'Armelle Louanais (no. 34), waarop wij later terugkomen; (no. 37): L'Ecole des Mariages van E. Jaloux; ‘Une Heure d'Oubli’ no. 62: Paul Bourgets Gladys Harvey (waarover eveneens later meer); No. 71: L'Utilité des Recommandations, een bundeltje kluchten van de gebroeders Fischer; No.72: Marcel Prévost's Un Voluptueux, een der beste schetsen uit zijn Femmes; een nieuwe serie, ‘Bibliothèque-Rhombus’, die te Weenen verschijnt, en voor een koopje Fransche en Engelsche herdrukken geeft op aannemelijk papier in een grijs of een helrood bandje, en waarin werken van Musset, Molière, Gautier, Voltaire, Balzac, de Maistre, Mérimée, de Lammenais, Feuillet, Sand en vele anderen voorhanden zijn. Ten slotte: een nieuwe, geïllustreerde uitgave van Louis de Robert's Roman du Malade (E. Flammarion, Parijs 1921, frs. 7. -), waarvan behalve natuurlijk de tekst, de teekening tusschen pp. 100 en 101 de meeste bewondering wekt.
MARTIN PERMYS. |
|