handelaar Vincent Daudet, was te Nîmes geboren op 31 Mei 1837, volgde de lessen aan het Collège de l'Assomption zijner geboortestad, later van het gymnasium te Lyon. Van 1861 tot 1869 was hij secretaris-redacteur van het Corps législatif, daarna kabinets-chef van den grootreferendaris van den Senaat, directeur van verschillende dagbladen, hoofdredacteur van de Estafette; hij schreef onder verschillende namen: Jacques Rigaud, Dora, Louis Reynaud, Louis Fleuriel waren zijn pseudoniemen. Ernest Daudet werd ettelijke malen bekroond door de Académie en verwierf in 1905 den Gobert-prijs (uitgeloofd voor een geschiedkundig werk) ter belooning van zijn Histoire de l'Emigration. Zijn vruchtbaarheid evenaarde zijn eruditie. Onder zijn historische werken stippen wij aan: La Cardinal Consalvi (1866); La Police et les Chouans (1875); Le Procès des Ministres de Charles X (1877); Le Duc d'Aumale (1897); Histoire de l'Emigration; in drie deelen (1905-1907); Le Récits des Temps révolutionnaires (1908), enz. Titels van eenige zijner romans: Aveux de femme; Mademoiselle de Circé; Les reins cassés; A l'entrée de la vie; Vénitienne; Victimes de Paris; La Carmélite; Le Romand'un conventionnel; Le mari; Le défroqué; Lespervertis; Pauline Fossin; Leroman de Delphine; Le crime de Jean Malory; Madame Robernier; Clarisse; Les fiançailles tragiques; L'Espionne; Le mauvais arbre sera coupé; Le comte de Chamarande en Les Rivaux. De meeste dezer werken behandelen, vaak op kiesche wijze, maar soms ook raak-realistisch, al of niet wettige liefdesverhoudingen.
Ernest Daudet heeft ook voor het tooneel geschreven (Marthe, 1890; Un drame parisien, 1892; La citoyenne Cotillon, 1903) en was officier van het Legioen van Eer.
M.P.