Den Gulden Winckel. Jaargang 20
(1921)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdWereldlente-boekenLeonhard Frank: ‘Der Mensch ist gut’. Uitg. Europäische Bücher, Max Rascher Verlag, Zürich, 1918Ga naar voetnoot*).Kunst ist niemals Selbstzweck, sondern heilige Sendung. HEBBEN wij genoeg ‘oorlogslitteratuur’? Zoo gij meent avontuurlijke verhalen, dan: ja! Doch indien gij bedoelt de bevrijdingskreten, losgescheurd uit door afschuw verstikte kelen, dan: neen, en nooit! Want leuzen hebben afgedaan, en kunst is wat zij altijd was, doch, verhuld in schoone woorden van zelfgenot-zoekende misbruikers, niet meer scheen: troosteres, en wekster. Uit de harten der duizenden stijgt de gedachte, die één dichter te verwoorden weet; één kunstenaar schept het beeld, waarin duizenden hun schoonheids-ideaal zien vertolkt. Gemeenschaps-kunst, geen bedenksel van verandering-minnende nieuwlichters, maar wezens-kern van alle innerlijk-openbaring. Daarom: kunst is evangelie; verstarrend telkens in der tijden loop tot dogma, nochtans telkens weer uit de lijkwaden der aardsch-menschelijke beredeneering zich loswindend tot haar oorspronkelijke gestalte. Heel de menschheid spreekt met den mond van den kunstenaar. Haar blijheid zingt zij in zìjn lied, haar smart klaagt zij in zìjn elegieën. Zoo is ook Frank de vertolker van het leed, dat millioenen zijner mede-menschen teisterde, die het niet uitspreken kònden, of dorsten. En ook is hij de wekker, die heel de menschheid oproept tot verzet tegen den waanzin, die ‘rechtvaardige oorlog’ heet, en broedermoord is. Die heel de menschheid verkondigt, dat zij, zij zelve schuldig is aan het leed, dat heur hart doorknaagt. Daar is in Frank's ‘Der Mensch ist gut’ de kellner uit de eerste vertelling: ‘der Vater’. Zijn zoon is gevallen op ‘het veld van eer’; en die ‘eer’ wordt hem 'n obsessie, welke hem dag en nacht vervolgt, tot hem het licht der erkenning opgaat. ‘Ehre. Das war ein Wort und bestand aus vier Buchstaben. Vier Buchstaben, die zusammen eine Lüge bildeten von solch höllischer Macht, dasz ein ganzes Volk an diese vier Buchstaben angespannt und von sich selbst in ungeheuerlichstes Leid hineingezogen hatte werden können’. Weggerukt uit den sleurgang van het alledagsleven, verkilt hem 'n onverschilligheid voor zijn taak, die oorzaak wordt van het hem terugwijzen naar telkens lageren arbeid, tot hij ten slotte noodhulp wordt in de vergaderzaal. Dáár doet hij den bevrijdenden sprong. Op 'n jaarvergadering van den bouwarbeidersbond deelt de voorzitter mede, dat de ondersteuning aan werkeloozen en zieken niet meer zal worden uitgekeerd. De leden ‘in het veld’ waren voorgegaan, die hadden alle reserven opgebruikt, nu was de kas ledig. Radeloos zien alle oogen naar den spreker, die, nuchter, heeft voorbereid op 't faillissement der vereeniging. ‘Da tat Robert den Sprung. Es war ein ganz langsamer Sprung. Er ging traumwandlerisch auf den Jungen zu ('n kind, dat 't blikken geweertje, eens speelgoed van Robert's zoon, achter 't podium gevonden had), nahm ihm das Spielzeug von der Backe weg und trat vor, bis an den Rand des Podiums. De in de ban van zijn gedachten gekluisterde menigte huivert onder zijn als in droom gefluisterde woorden. Dit is wat zij zelf al zoo vaak hebben gevoeld, maar zich niet hebben dùrven, niet hebben wìllen bekennen. | |
[pagina 134]
| |
En deze, die geen redenaar is, die een der hunnen is, armelijk en beroofd, spreekt als 'n begenadigde. Vaster en vaster grijpen zijn woorden in hun harten, dieper en dieper graaft hij in hun menschelijk gevoel. Tot hij, in 'n enkel sober woord, de bron aller ellende blootlegt. ‘Wir sind verblendet und Mörder, weil wir den Gegner auszer uns suchen und zu finden glaubten’.
‘Das Nichtvorhandensein der Liebe ist der Feind und die Ursache aller Kriege’.
‘Ich bin schuld. Und du bist schuld. Und du und du... Denn auch wir hatten die Liebe vergessen’.
En dan verkondigt hij het nieuwe evangelie, dat allen weer tot elkander moet brengen: ‘Das Gebot der Liebe ist: wer sich nicht schuldig fühlt, die Schuld nicht auf sich nimmt, liebt nicht, ist unser Feind und musz weichen. Das ist Gesetz. Neues Gesetz!’
Hij verlaat het podium, schrijdt door de zaal, de deur uit, de straat op. Allen staan op, volgen hem. Anderen, in de stad, waar 't gerucht van deze opstanding zich reeds heeft verspreid, sluiten zich aan. Winkelmeisjes, glazenwasschers, wagenvoerders, reizigers, op weg naar 't station, oorlogs-verlofgangers, 't geweer op den rug, allen volgen den kellner, die als 'n nieuwe verlosser door de straten gaat. ‘Gesänge der Liebe ertönten im Marschtempo. Kranke stiegen aus den Betten, schleppten sich ans Fenster. Kilometerlange Linien von Frauen, schräg bewegt, trieben aufeinander zu, stieszen zum Zuge. Zoo, als een brenger van de lang vergeten waarheid, dat Liefde alleen de menschen broeders doet zijn, gaat de kellner door dit gansche boek. En in allen, die hij ontmoet, wekt hij nieuw leven, of hij geeft hun de kracht, met hem mee te getuigen van wat ook zij reeds als waarheid hadden ervaren. ‘De oorlogsweduwe’, vrouw van 'n door 't hoofd geschoten verzekeringsagent, eene van die beproefden, welke slechts troost meenden te kunnen vinden in de gedachte, dat hun man was ‘geofferd op 't altaar van 't vaderland’; ‘Die Mutter’, die als vóór haar oogen 't leven van haar zoon op 't oorlogsveld ziet, en alle martelingen ondergaat van het durend doodsgevaar, maar op het oogenblik, dat hij in een stormaanval wordt vermoord, eindelijk rust vindt bij een brief van hem, waarin hij meldt dat 't hem ‘meer dan uitstekend gaat’; ‘Das Liebespaar’, twee van de achtduizend vijfhonderd, die in Berlijn gedurende den oorlog zelfmoord pleegden, zij, omdat haar verloofde ‘den heldendood voor het vaderland’ stierf, hij, omdat zijn filosofengeest niet dulden kon, in een kazerne te worden afgericht tot moordenaar van even fijnbesnaarden, en die in het lijkenhuis beiden tot het leven terugkeeren, en elkaar ‘vinden’ om, in de straten van het recht der menschheid getuigend, samen te vallen onder 't salvo van jonge soldaten: ‘die vierzig- und fünfzigjährigen Landsturmmänner hatten sich geweigert, ins Volk und damit sich selbst ins Herz zu schieszen’; en ten slotte ‘Die Kriegskrüppel’, een trein gruwzaam verminkten, bij wie de staf-dokter zich vergeefs afvraagt, wèlke de beklagenswaardigste is: de man met het schot in de maag, die als een razende ademen moet, om niet te stikken, of de romp zonder armen en beenen, of de man zonder gelaat, of de man met de rechthoekig gebogen ruggegraat, of de waanzinnige, die met zijn nagels de aderen van zijn been telkens openscheurt; die allen ontmoeten den kellner, en sluiten zich bij hem aan, omdat ze zich een met hem voelen, of de macht van zijn bezieling hen overtuigt. Van al die beproefden beschrijft Frank de smartenvolle ervaringen met een liefde, die alle nuchtere beschrijving verre bant, en dit werk plaatst hoog boven het peil van ‘vertelkunst’. Deze liefde doet hem onder alle gruwelen en ellenden telkens weer getuigen van het goede, dat in elken mensch verborgen ligt. ‘Der Mensch ist gut. Er ist gut. Geht hin, jeder durch seine Strasze, in die Häuser, läutet, klopft an. Und verkündet den Satz des neuen Zeitalters: Der Mensch ist gut... Und wenn wir dann in diesem Geiste wieder zu arbeiten beginnen, wird unsere Arbeit nicht mehr Mord sein, sondern Geschenk für den Bruder, und seine Arbeit Geschenk für uns ... Deze liefde doet hem ver over grenzen en gemaakte staketselen reiken naar het eene, dat overal is. ‘Das Vaterland ist eine Gasse, in der wir als Kinder am Abend gespielt haben, ist ein von der Petroleumlampe sanft beleuchtetes Tischrund, ist das Schaufenster des Kolonialwarenhändlers im Nachbarhause, ist der Geruch von Aepfeln, die auf dem Ofen brieten, ist Kaffee- und Kuchengeruch im durchwärmten Elternhause ... Doch deze liefde scherpt ook zijn pen om in enkele rake lijnen den gruwel, den waanzin, de onmacht van wat menschen werken, die door de liefde nog niet vrij zijn gemaakt, te beelden. ‘Er stand reglos, umtobt von den in wildem Kampfe ineinander Verbissenen. Hier, im Mittelpunkte des Knallens, war es totenstill. Es wurde handwerklich und ganz lautlos gemordet’. | |
[pagina 135]
| |
Hoeveel zou ik u willen voorlezen, om u immer duidelijker te toonen Frank's bewogen mededoogen met de ellende, die geleden wordt ‘weil man die Liebe vergessen hat’. Van blad tot blad, van beeld tot beeld voert de dichter onze ontroerde aandacht naar de verlossing, die wij voorvoelen. Zij wordt geboren, in ‘Die Kriegskrüppel’, dat adem-benemend verhaal over 'n staf-dokter, die drie jaren lang armen en beenen afzaagt, tot al die ledematen voor zijn verstarde oogen een keten vormen (‘Fünf millionen amputierte Glieder mit einer Durchschnittslänge von je fünfzig Zentimeter ergeben zweimillionen fünfhunderttausend Meter ... sind gleich zweitausendfünfhundert Kilometer Menschenglied’ klokketikt het aanhoudend in zijn hoofd), die zijn hart dreigt stuk te knellen. En in 't neerzinken voor ‘der Rumpf’ in den ‘lammenwagen’ van den hospitaaltrein vindt hij de volkomen zelfbevrijding, die hem tot een strijder voor 't geluk-aan-allen maken zal. ‘Der Stabsarzt steht in der Mitte und verkündet allen das neue, das wieder erneute Gesetz der Liebe: “Ich sage euch: wir sind Brüder”. Er sagt das Wort laut, nicht weich. Die Wahrheit klingt im Tonfall seiner Stimme. Als de kellner door de straten, gaat de dokter door den trein, om allen het evangelie der blijde broederschap te verkondigen. En de nieuwe geest, de geest der éénmakende liefde, dringt in de harten dier lijdenden, die meenden nog slechts haat te hebben overgehouden. De dokter en de kellner zoeken elkander op, en samen gaan zij voortzetten, wat zij onbewust van elkander begonnen zijn. En met allen, die we als hun apostelen in dit boek hebben leeren kennen, de ‘Kriegswitwe’, de ‘Mutter’, de ‘Zwanzigjähriger’ en zoo velen anderen, wachten ze ‘die Sekunde, in welcher der neue Anfang geschieht’. Ze komt, op een dag, als de dokter aan 't hoofd van 'n schaar kreupelen (‘der um neun Uhr schon aus zwanzigtausend amputierten Soldaten bestand’) den nieuwen tijd den weg baant. Met 'n haast gruwelijke plastiek beeldt Frank den tocht dier duizenden, die tot honderdduizenden aangroeien. Deze bladzijden zijn van de huiverkille schoonheid eener middeleeuwsche doodendans-prent. Doch deze lijdensgang, die een zegetocht wordt, overwint alle aarzeling. Menigten sluiten zich aan, en het wordt als een wereld, die samenstroomt voor het paleis van den heerscher. Geen kreten, geen rumoer, de gestalten der lijdenden zijn de stem, die opklinkt tot de machthebbers daarboven. En de stem wordt verstaan. ‘In dieser weiszen Sekunde wird es vor dem Gebäude totenstill. Wat zal mijn schamel menschenwoord na deze hymne der verlossing! Een ziener heeft in de omsluierde verten geschouwd, en hij heeft een wereld gezien, waar de Liefde weer heerscheres zal zijn ... Men beweert, dat dit boek van Leonhard Frank grooten invloed heeft gehad op het uitbreken van de revolutie in Duitschland. Grooter verdienste is, dat het in de harten van duizenden de liefde voor den naaste, en den geest van bewust denken, heeft herwekt. Want: ‘Nicht die Kanonen, sondern der negative Geist des Zwanges ist der Militarismus’. En zoolang deze geest nog niet overwonnen is, kan de goedheid van den mensch nooit ten volle ontluiken. R. PIETERS. |
|