Den Gulden Winckel. Jaargang 20
(1921)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
LetterkundeJacob Cats, Keur uit zijn Verhalende Gedichten. Uitgegeven en Ingeleid door Joh. Vorrink.Goethe-Buch. Eine Einführung in Goethes Leben und Dichtung für die Schul- und Privatlektüre, herausgegeben von G. Ras.Chamisso, Peter Schlemihls wundersame Geschichte, nebst einigen Gedichten für die Schul- und Privatlektüre herausgegeben von J.J. Lecker. - (Amsterdam, J.M. Meulenhoff, 1921).Het eerste dezer drie bundeltjes maakt deel uit van de serie ‘Bibliotheek van Nederlandsche schrijvers’, de beide andere van de serie ‘Meulenhoff's Sammlung Deutscher Schriftsteller’. Het eerste boekje wil vooral trachten ons Jacob Cats als dichterlijk verteller te doen kennen. De zeventiende eeuwer, zegt de Inleider, had nog geen kranten, geen salons, hield geen vergaderingen; hij had enkel zijn Bijbel en zijn dominees. En als de gedachten van het kerkelijk leven en het hiernamaals eens wilden wegdwalen, dan lag daar Vader Cats, en die gaf een spreuk, of een les, of een middel tegen buikpijn, of een waarschuwend woord voor een vrijster, maar... ook veel verhalen, uit oude tijden, van verre volken; of, de oolijkerd, hij had iets gehoord, dat in Den Haag of Amsterdam was voorgevallen en waarover gefluisterd was... Cats was ontzettend belezen en had voor een zeventiende eeuwer heel wat van de wereld gezien. Hij had dan ook steeds genoeg te vertellen en maakte het zelfs wel eens wat lang van nat; kon zijn onderwerp nog wel eens drie keer doorzagen en dan inzouten. Maar de Hollanders in die dagen hadden den tijd. Dat hebben Potgieter en Huet te veel vergeten bij hun oordeel over Cats. Potgieter zag ons volk in de 17e eeuw te uitsluitend als het hardwerkende, hoog-strevende koopmansvolk, Busken Huet vond Cats al te zeer een doodgewonen praatvaâr. Maar Cats, geleerd genoeg om even goed als Hooft of Huygens of wie ook te draven in den klassiek-Latijnschen trant, Cats wist, dat hij het oor van zijn volk alleen zou hebben indien hij in de taal zou spreken van dat volk. Zoo vinden wij hem dan ook in de Verhalen, welke in dit Meulenhoffbundeltje zijn saamgebracht, het aardigst in de ‘leersame Fabulen’ uit den bundel Mengeldichten, waarvan de heer Vorrink hier een viertal overdrukte. Ook uit ‘Houwelick’ (1625) (een reusachtig gedicht van meer dan 1000 verzen) en uit ‘Trou-Ringh’ (1637) is 't een en ander overgenomen, evenals uit Ouderdom en Buytenleven.Brief van Jacob Cats aan Huygens
(Naar een photographie) Uit: Jacob Cats, Keur uit zijn Verhalende Gedichten | |
[pagina 77]
| |
's Uitgevers wensch, dat dit bundeltje voor velen aanleiding moge zijn om zich eens in den gemoedelijk-romantischen Cats te verdiepen, onderstrepen wij gaarne. Goethe omstreeks 1780/1785
(Rollet: Goethe-Bildnisse) Uit: Goethe-Buch. Eine Einführung in Goethes Leben und Dichtung für die Schul- und Privatlektüre. Ook op het nieuwe Goethe-Buch vestigen wij gaarne de aandacht. Wel stellen wij 't hier noode zonder een Inleiding - de bedoeling van deze uitgave om ‘für die unterrichtliche Behandlung Goethes wertvolles Material zusammen zu tragen’ schijnt ons wel op gelukkige wijze ten uitvoer gebracht. Goethe wordt hier zelf veel aan 't woord gelaten over zijn eigen leven. Wij zien hem achtereenvolgens in 't ouderlijk huis, in Leipzig, Frankfort, Straatsburg, in Wetzlar, waar hij Charlotte Buff ontmoette, in Frankfort dan weer, op zijn Zwitsersche reis, in Weimar en Italië. Natuurlijk geven de fragmenten in vele gevallen lang niet genoeg; de leeraar moet aanvullen. Een kleine bloemlezing uit de gedichten, het proza en de gesprekken vormt de tweede helft van dit, ook aantrekkelijk geïllustreerde, boekje. Ten slotte: Chamisso's wonderlijke geschiedenis van Peter Schlemihl, het verhaal van den man die zijn eigen schaduw verloren heeft en waarin de dichter zijn onrust en doelloosheid heeft gekarakteriseerd. Het verhaal, in 1814 verschenen, is nog altijd wel de kennismaking waard. Deze uitgave is voorzien van een negental afbeeldingen, gereproduceerd naar een oude fransche editie. H.G. - | |
Romans en novellenFrans van Altena's vuurproef, door Jo van Ammers-Küller. - (Rotterdam, Nijgh en van Ditmar's Uitgevers-Maatschappij).Eén ding verbaast me, namelijk: dat de leerlingen van ‘College of St. Johns Castle’ meisjeskostschool, dicht bij Londen, 's morgens niet onthaald werden op een eetlepel stroop-met-zwavel. De kostschool, door onze vlotte romancière Mevr. van Ammers geteekend in haar verhaal: ‘Frans van Altena's vuurproef’, doortrokken en vaal van Dickens geuren-en-kleuren, heeft aanspraak op de purgeerende ochtend-versnapering door den onsterfelijken auteur van Nicholas Nickleby voorgeschreven. Mevrouw van Ammers deelt mede: ‘Dit verhaal is niet geheel fantazie. De ervaringen van Frans van Altena als leerares op een Engelsche kostschool, zijn ten deele mijn eigene, ten deele putte ik ze uit brieven, mij door een familielid ter hand gesteld’. Verder vertelt de schrijfster in datzelfde voorbericht: ‘Voor groote meisjes, leeftijd-genooten van mijn heldin’, schreef ik dit boek. Dank dezen inlichtingen weten we nu precies, waar we aan toe zijn. Miss Philips, bultig verschoppelingetje met teere ziel en sijsje-in-kooitje, is een der onderwijzeressen van ‘College of St. John's Castle’. Op haar boekenplank staan: Galsworthy, Bennett, Wells. Kàn 't meer up-to-date? Dood-ouwerwetsch, vunzig, troetelig, onhygiënisch, is de ‘Old Curiosity Shop’ betiteld met den weidschen naam van ‘College of St. Johns Castle’.
Goethe's Woonhuis in Weimar.
| |
[pagina 78]
| |
De directrice der kostschool, Miss Sessions, hoewel ‘animal porte-jupe’, miste haar roeping. Natuur had die vrouw met dreunenden stap, dreigstem, die geen tegenspraak duldde, en harde, - natuurlijk groene - oogen, gestempeld tot brigadier. - mit einer bewunderungswürdigen Geschicklichkeit sah ich ihn meinen Schatten, vom Kopf bis zu meinen Füszen, leise von dem Grase lösen (blz. 12).
Uit: Peter Schlemihls Wundersame Geschichte. Miss Randolph, eveneens behoorend tot het onderwijzend personeel van Miss Sessions, haalt Frans van Altena te Londen af; zij is een paskwillige, kakel-bont-toegetakelde, gepoeierde, geblankette verwelkte schoone van vijftig jaar, die een babyhoed draagt. Frans van Altena, - wij bezitten nu twéé vrouwelijke ‘Fransen’ in onze literatuur - zal op die griezel-groezel-school Fransche les geven en kleine huishuishoudelijke bezigheden verrichten. Beide nummers van Frans' programma zijn geweldige tegenvallers. De leerlingen giechelen om 't correcte Fransch der Hollandsche onderwijzeres, begrijpen geen syllabe van haar keurige volzinnen. De lichte, huiselijke bezigheden bestaan in: 't opmaken van 24 bedden per dag, vaatwerk wasschen, bergen kapotte kousen stoppen. Leeftijds-genootjes der 18-jarige Frans van Altena zullen hun hart ophalen aan dit vlug en boeiend geschreven verhaal. Evenals Frans zullen zij taartjes en chocolade ‘zalig’ vinden; en Frans benijden om haar kòstelijk avontuur in den bioscoop; zij zullen verliefd worden op den pseudo-Peter. Een vuurproefje van 4 maanden in Engeland doorstaan; dáár, in den vreemde, een charmanten landgenoot ontdekken; zich op de terugreis naar Holland met hem verloven! Voor jonge meisjes om van te droomen. Mijn persoonlijke ervaringen van Engelsche kostscholen behooren tot de rubriek, waarvan Mevrouw van Ammers verzekert ‘dat er in Engeland tal van goede, welingerichte kostscholen zijn’. Het geven van onderwijs door niet-gediplomeerden is zéér eigenaardig. Toen ik hierover in Engeland en Schotland mijne verbazing uitsprak, kreeg ik ten antwoord: ‘The government has nothing to do with our private schools’. Is 't voor onze regeering niet om jaloersch van te worden?! Vóóral in deze dagen, nu de billijke eisch der onderwijzers, verhooging van salaris, een probleem is, dat heel wat hoofdbreken kost aan bevoegde autoriteiten.
A. SMIT KLEINE-FASTRÉ. |
|