Den Gulden Winckel. Jaargang 20
(1921)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMenschheitsdämmerungGa naar voetnoot1)HET werk: een schreeuw, geboren uit veel bloed en tranen; vorm: ontbreekt; bij gevolg: geen kunst. Hierdoor is dit boek voor mij volkomen bepaald; daar men er mogelijk meer van wil weten, zal ik - mijns ondanks min of meer: waartoe die omhaal? - even doorborduren. Duitschland heeft vier jaar gevochten: dat wijzigde bij een groote groep ten deele de mentaliteit; zij werd die - zooals hare dragers gaarne en smakeloos prediken - van de ‘gelouterde Menschelijkheid’. Daar is onloochenbaar iets - vrij veel - van aan. Het is begrijpelijk: honger, ziekte, luizenplaag, shrapnells doen twijfelen aan een en ander; en - naar verluidt: uit den volmaakten chaos, hel-en-hemel van al 's levens waarden, stond de Mensch op, naakt. In wezen accepteer ik dit; vele verschijnselen staven het, zoo de boeken van Toller, Kaiser, Rubiner, Von Unruh, Frank - maar hun mentaliteit ligt me niet: ze is zwaar, huilerig, vermoeiend-‘hartelijk’, ‘menschelijk’ alweer, ik stem het toe, ‘al-te-menschelijk’ zelfs, echter: zoo ze in-staat waren hun psyche - van welke makelij die dan ook is, mits lévend - in hun werk te ver-beelden, vòrm te geven, dan hadt ge dat als kunst te aanvaarden. Zij falen echter: al deze menschen - met uitzondering van Heynicke, Trakl, Stramm - missen: creatief en expressief vermogen, zij vertolken hun mentaliteit gebrekkig, luk-raak, zoo-ongeveer (‘er war ein Dichter und hasste das Ungefähre, Rilke in ‘Brigge’) - slaan er een slag naar, vrijwel steeds mis. Daarom en daarom alleen: geen kunst. Want leven is er achter: ‘fel, opstandig, pathetisch’. Daarom: laat mij Jean Paul lezen, wat ge maar wilt van hem: een kosmischen kwinkslag, of een novelle van Cervantes: geciseleerd en àf, zòo-en-niet-anders, of ... Ik wil er met nadruk op blijven wijzen - tegen alle catechismussen der idee- en Mensch-expressionisten in - dat er zonder nauwkeurig vormbesef en ten-einde-toe-doorwrochte expressie nooit-ofte-nimmer kunst kan zijn; ik kies voorbeelden (‘verdammt, soll ich euch denn alles vorpfeifen?’ Jean Paul!) zelfs, uit de grootsten, uit-den-treure verheerlijkt: Whitman, Van Gogh, Mevr. Roland Holst. Kosmisch-in-aanleg, ongetwijfeld, maar teveel van hun pogingen tot verwerkelijking stranden op een gemis aan kùnnen. ‘Kunst mag zijn, al wat ge wilt, maar het kunstwerk komt uit de werkplaats’ (Wichman | |
[pagina 51]
| |
- men deed beter hem te lezen dan 'm te laten verhongeren -). Rilke gaf in zijn ‘Cornet’ (1899) - naar mijn weten het gaafste stuk uit zijn oeuvre - volmaakte vorm (en niet dat alleen!), ‘expressionistisch’ - zoo ge wilt (het begint er bedenkelijk uit te zien voor ons, die er aan gelooven en er over schrijven), maar vandaag (en morgen ook nog wel!) vindt men zijn ‘Stundenbuch’, als geheel oneindig-zwakker, hier en daar slècht zelfs (‘filosofie in franje’) ‘dieper, menschelijker, minder “aesthetisch-verfijnd”...’ Tot slot: ‘Menschheitsdämmerung’. Voorloopig sta ik nog sceptisch tegenover geleuter over en bewegingen van - en kranten in dienst van! - regeneratie. Maar: nous verrons. Intusschen: terwijl hulpelooze verbijsterden steenen sleepen voor het Nieuwe Pantheon der Menschheid, zit de Muze aan de kassa bij Hirsch - en gapt. H. MARSMAN. |
|