Den Gulden Winckel. Jaargang 20
(1921)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Letterkundig nieuws uit FrankrijkVIIHet dure boek.DE prijzen worden waarlijk buitensporig. Men herinnert zich de verontwaardiging van het publiek, toen, verleden jaar, de uitgevers den boekenprijs bepaalden op frs. 7. -. De meeste uitgevers zwichtten voor dat protest; doch langzamerhand, van den eenen toeslag op den anderen, heeft de prijs van het Fransche boek weer de fatale bovenste sport bereikt ... en (waar zal mij die figuur heenvoeren?), zelfs overschreden! Zoo zweeft hij nu in de ruimte, dreigende naar beneden te storten, en van het wankel gebouw onder zijn breeden voet een volkomen ruïne te maken! De Nouvelle Revue Française gaf zooeven een nieuwen druk uit van Paul Claudel's Le Père humilié, op dun papier en voor zeven francs, - en Plon-Nourrit - ziedaar de voltigeur boven het laddertje! - liet ons voor J. en J. Tharaud's L'ombre de la Croix frs. 7.50 neerleggen! Waar moet dit heen? Laten wij eens hooren wat Eugène Montfort er over denkt, in zijn artikel Il faut sauver le livre français, verschenen in de Figaro: ‘Om den boekenprijs tot op een normaal peil te verlagen, moet eerst het zoo dure papier afslaan. Te dien einde moet de vervaardiging van het boek geschieden in steden, waar de inkoopprijzen der fabricagebenoodigdheden zoo billijk mogelijk zijn. Misschien ware het mogelijk - zoo werd reeds van andere zijde geopperd - in Roemenië een groote uitgeversfirma op te richten, waar, op Roemeensch papier, goedkoope Fransche uitgaven worden gedrukt. Het is eveneens bekend dat een Parijsche uitgever binnenkort de publicatie zal ondernemen van een reeks boeken die hij te Weenen op Oostenrijksch papier zal laten verschijnen; een andere firma overweegt hetzelfde plan te Amsterdam tot uitvoering te brengen. Zoo zou Amsterdam, evenals in de XVIIIe eeuw, een centrum worden van Fransche uitgaven. Want men wete wel, dat in dien tijd de Fransche boeken niet alleen wegens de grootere vrijheid van drukpers te Amsterdam verschenen, maar ook omdat de papier-prijs en de zetkosten er veel geringer waren dan in Frankrijk. De verwezenlijking van al deze plannen zou tot dit eigenaardig resultaat leiden: vanuit Boekarest zou de Fransche Gedachte zich naar het Oosten verspreiden, en vanuit Amsterdam tot in het beschaafde Westen doordringen ... | |
‘La Première Classe’.Iedereen kent Daudet's typisch meesterwerkje La Dernière Classe, het verhaal van een jongetje uit den Elzas, dat na den Fransch Duitschen oorlog Monsieur Hamel, zijn Franschen onderwijzer, vervangen ziet door een Duitscher, Herr Klotz (Le nouveau Maître). Toen, bijna vijftig jaar later, Herr Klotz opnieuw door de politieke gebeurtenissen over de nieuwe grenzen werd gezet, en de Elzasser jeugd wederom haar Monsieur Hamel voor de schoolbanken mocht begroeten, kwam de Amerikaan Donald Harper op de gedachte, twee prijzen, resp. 1000 en 500 frs. groot, uit te loven voor het beste werk - gedrukt of manuscript - weergevende de indrukken, op dezen ‘Eersten Schooldag’ ervaren. De Jury is thans vastgesteld en bestaat o.m. uit Emile Boutroux, Brieux, Madame Saint-René Taillandier, e.a. | |
Een hand vol kleine nieuwe uitgaven.- Ferenczi brengt een nogal aardig boekske van Lucie Delarue-Mardrus: Le Château Tremblant (Fr 0.95, Parijs 1920). Ook ditmaal is de niet onverdienstelijke schrijfster aan het vertellen gegaan over kinderen. Bij twee boerenkindertjes uit Normandië, wordt een rijk meisje van mysterieuze afkomst, Lucrèce, in den kost gedaan. Het aristocratische kind werd door twee even geheimzinnige en even rijke dames in een auto gebracht, en van haar onbekende familie wordt nooit meer iets vernomen. Lucette - zoo heet ze nu - raakt door de onvoorzichtigheid en de bijgeloovige domheid van de boertjes in een (ook al weer) geheimzinnig kasteel, ‘Le Château Tremblant’, verdwaald, en verdwijnt er ook weer even mysterieus. Na jaren komen de moeder en dier echtgenoot, niet de vader van Lucrèce, het meisje opeischen, natuurlijk tevergeefs. De tot nu toe verzwegen waarheid van Lucette's verdwijning moet thans wel bekend worden, en men vindt in de ruïnen het kleine, halfvergane geraamte ... Wij lazen het werkje aan de heerlijke Normandische kust ... en vonden het misschien daarom aardiger dan het in werkelijkheid is. In dezelfde uitgave, die uitsluitend ‘oeuvres inédites’ brengt van hedendaagsche groote romanschrijvers: Prévost, Lichtenberger, Francis de Miomandre, Edmond Jaloux, e.a. (het zijn onoogelijke boekjes van 126 pagina's, klein en bleek gedrukt en met een affreus gedecoreerd geel papiertje als omslag), lazen wij met veel genoegen een bundel Psychologieën (No. 1) van den zielekenner Marcel Prévost (Femmes et Maris) fr. 0.95, (1920). Op welke levendige wijze weet hij ons in korte, anecdotische novellen verschillende typen voor te stellen, in onderhoudende verhalen de gecompliceerdheid der vrouwenziel aan te toonen! In zijn studie Jalousie moderne geeft hij de ontleding van het jaloeziegevoel in de liefde vol- | |
[pagina 7]
| |
gens een theorema dat hier op neerkomt: ‘Bij onze tijdgenooten is de liefdesjaloezie samengesteld uit een ietsje hartstocht, en een massa conventie. En de ondergrond dezer conventie is doodeenvoudig eigenliefde’. Het verhaal dat deze stelling staaft lazen wij vroeger onder den titel La jolie Sorcière, besproken in D.G.W. van 15 Febr. 1920. Adrien (pp. 44-48) leert eens te meer hoe dwaas het is, het huwelijk op passie alleen te grondvesten. Na de aardige kinderidylle, beschreven in La Cave à Liqueurs volgt een beeldenserie Profils de Maris die om hun levendigheid en geestige bondigheid aan den grooten La Bruyère herinneren. In Puérilités wonen wij het ontwaken bij van een Chérubinzieltje en zien wij tegelijkertijd hoe de zich voor het eerst manifesteerende liefde bij den jongen man eerlijk, spontaan en schuchter, bij het jonge meisje sceptischer is, en vooral reeds haar zin voor intrige en haar onbetrouwbaarheid in actie brengt. Maxime is de echtgenoot die verstandig en objectief kan nadenken over het bedrog zijner vrouw en zich in zijn lot weet te schikken als een wijze. Een aardig intrigetje à la Mendès is de novelle in briefvorm L'Aumônier, terwijl Simone et le bon Dieu op humoristische manier bewijst, welk een voor henzelf verkeerden indruk kerkelijk-vromen in de kinderziel wekken door hun voor kinderen immers nog minder dan voor henzelf begrijpelijke zoogenaamde symbolische voorstellingen. En in het slotstuk Philosophie vernemen wij, aan welke voorwaarden een goed Fransch huwelijksleven dient te voldoen: ‘Gewoonlijk is in Frankrijk de vrouw de wijste en de meest verdraagzame; in sommige Slavische landen is het tegenovergestelde eerder waar; maar in of buiten Frankrijk is verdraagzaamheid de eerste eisch. Het gaat hiermee als met de kleine “voordeelen”, die ons dienstpersoneel zich verschaft. Er zijn dienstboden die je openhartig-weg bestelen, maar de meeste stellen zich tevreden met onschuldige gapperijtjes; als je die niet door de vingers ziet, loopen ze allemaal van je weg ...’. Marcel Prévost's Femmes et Maris brengt niets wat een teeken des tijds mag heeten. Maar het amuseert, en leert veel over de onvergankelijke kernzeden van het Fransche volk. In dezelfde uitgave (No. 2) verscheen Edmond Jaloux Vous qui faites l'endormie ... Het is wellicht bekend, dat Edmond Jaloux voor eenige maanden door de Académie Française bekroond werd voor het ensemble van zijn werken. Maar minder bekend is het wellicht, dat Marcel d'Albaret twintig jaar is en tot die categorie romantische verliefden behoort, die het water drinken uit een openbare fontein, waarin de Geliefde, i.c. Madame de Dainnamare, zich even heeft gespiegeld, en die 's avonds, bij maanlicht natuurlijk, geknield liggen voor het donkere slaapkamervenster hunner aangebedene (resp. pp. 9 en 36). Dit vervelende boekje, dat, o symbool door het onderbewustzijn eens slordigen binders geschapen, bij ieder blad dat men omslaat, een blad verder uit elkaar valt, lazen wij slechts tot zoowat blz. 50, en we kunnen dus den lezer niet verklaren, wat Edmond Jaloux met zijn eigenaardigen titel bedoelt. Maar dat hoeft ook niet, want we zullen niemand aanraden, dit romanwerk van het ordinairst allooi te lezen. J.H. Rosny Jeune: La Petite Nielle. Fernande Etcher, zoo lezen wij in dit bij Flammarion verschenen boekje (Une Heure d'Oubli ..., Nr. 44, 1920, frs. 0.45) is bestemd om de vrouw te worden van haar vroeger speelmakkertje, Jacques Macauran, thans beroemd mathematicus te Parijs, die bij Fernande in zijn vroegere woonplaats Bayonne uit komt rusten van zijn zenuwsloopenden arbeid. Niet met haar evenwel doch met haar vriendin Danielle de Labesque, komt het huwelijk tot stand. Na welke zielsprocessen, aarzelingen en overwinningen op conventie, op egoïsme en afgunstigheid, - dàt verhaalt Rosny de Jongere in dit mooi, met menschkundige opmerkingen doorzaaid verhaal, dat het lezen overwaard is. | |
Necrologie.Voor eenige maanden overleed te Marseille, zijn geboortestad, op 88-jarigen leeftijd Charles Mérouvel, eigenlijk Chartes Chartier, een romanschrijver van een schier ongeëvenaarde vruchtbaarheid. Van dezen auteur, wiens genre de populaire roman was, geeft de catalogus van den Franschen boekhandel 53 werken op, voor het meerendeel uit twee of drie deelen bestaande! - Op zestigjarigen leeftijd overleed te Parijs Madame Jeanne Lapauze-Loiseau, bekend onder haar schrijfstersnaam Daniel Lesueur, geb. in 1860, die haar loopbaan begon als dichteres en naam maakte door haar psychologische romanwerken, waarvan de beroemdste zijn: Marcelle, Nietzschéenne (die de energie verheerlijkt), Invincible Charme (waarin de liefde wordt beschreven van een Duitsch officierszoon voor een Fransche officiersdochter, een aantal feuilleton-achtige avonturenromans die bij het publiek en serieuze critici wel in den smaak vielen, Calvaire de Femme, Madame de Ferneuse etc. Haar critieken waren zeer gewaardeerd; haar vurig feminisme spreekt uit vele harer romans. | |
Goedkoope Herdrukken.In de serie Une Heure d'Oubli... verschenen: | |
[pagina 8]
| |
Nr. 46, Argile de Femme, door Paul Hervieu (geb. te Neuilly, 1857, gestorven te Parijs, 1916), zes sarcastisch-humoristische schetsen, waarvan L'Esquimau en Krab uitmunten door hun bittere realiteit, en waarvan de laatste, Guignol, een uiterst treurigen indruk nalaat; - Nr. 47, Le Roman d'un Ménage, aan Michel Provins' Heures Conjugales ontleend, geeft in een vlotten dialoogvorm weer eens een kijk op den droevigen toestand van een Fransch huwelijk, gesloten tusschen een totaal onervaren bakvischje, Huguette, en een gewetenloozen bruidschatjager, Roger de Collanges. Het overspel, waar men van begin af aan het voorgevoel van heeft, blijft ook werkelijk niet uit, doch voor de buitenwereld blijft de schijn behouden van een gelukkige verbintenis, gelijk een gave schil om een wormstekige vrucht. - No. 48, Marcel Prévost's Poupette, (uit zijn Fausse Bourgeoise), houdt ons gezellig een uurtje bezig met de levensgeschiedenis van een allerliefst ateliermeisje; het is een fatsoenlijke, zacht-ontroerende geschiedenis, ondanks de jolige allures van den aanvang en van de beide omslagplaatjes: zij deelt ons de kalme voldoening mee van een overwinning op banale zinnelijkheid en gemakkelijken wellust. Een goed boekje ten
De ‘tweeling-schrijvers’ Max en Alex Fischer
slotte. - In No. 49 hebben de directeuren der uitgave, Max en Alex Fischer, hun cliëntele weer wat stof tot lachen gegeven met hun Après vous, mon Général! ... Deze allervermakelijkste geschiedenis vertelt, zooals gewoonlijk met veel woordspelingen en met charges tegen de Fransche bureaucratie der ministeries en het beheer der spoorwegen, de ingewikkelde gevolgen van een vergissing, waardoor, na hun overlijden, de rijke generaal Hector de Poulpiquet du Retourg in de doodkist der arme, tegelijkertijd gestorven weduwe Ernestine Mongénie terechtkwam, en de familie dezer goede dame de lijkkist ontving met het stoffelijk overschot des gefortuneerden krijgsmans. - L'Amour et le Plaisir, gevolgd door Les Petits Messieurs de Nèvres door Henri de Régnier (geb. te Honfleur in 1864), behoort tot die gewaagde, profane letterkunde die tot een ondeugend medeglimlachen dwingt, maar op wier strekking de Kerk wel niet bijster gesteld zal zijn. (No. 50). Zij vertellen, soms met een gewaagden wellust, liefdesavonturen van niet altijd even zuiver allooi en zijn ontleend aan zijn novellenbundel Couleur du Temps; het eerstgenoemde was in 1906 afzonderlijk te Parijs verschenen, voor rekening van den schrijver. - Als altijd geestig, als altijd de vereeuwiger van Parijsche overspelverhalen, als altijd de weergalooze vrouwenkenner en zielvorscher, verhaalt Marcel Prévost ons in La peur de L'Enfer (No. 51), hoe Paulette Valenty bijna haar ontrouwen man met gelijke munt betaalde. Inhoud: sinds lang bekend! Vorm: eerste kwaliteit humor. Wel waard, gelezen te worden. - Deel 154 van de Nelson-uitgave brengt ons twee verhalen van Jules Claretie (1840-1913), een uit den Franschen Revolutietijd, Les Huit Jours du Petit Marquis, het met zachte melancolie weergegeven relaas van 't lijden en het leven van Markies Hector de Beauchamp d'Antignac, banneling in het groote mistige Londen; en Carlos et Cornélius, een hartstochtelijk geschreven verhaal van haat en ijverzucht tusschen twee Hollandsche Noordpoolreizigers uit het midden der vorige eeuw. - Van Charles Henri Hirsch, die niet eens altijd geestig is als hij zijn pen wijdt aan pornographie en die zoo zot zijn naam bedierf door zijn quasi-Hollandschen roman La Ville Dangereuse, (net zoo Hollandsch als de Eiffeltoren), verscheen in herdruk Une Tête légère, (‘Une Heure d'Oubli’, No. 17), dat o.m. alle dramatische eenheid mist: nu eens hou je het voor een charge tegen gewetenlooze gerechtsmannen, dan weer worden dezen, weliswaar met spot, doch niet antipathiek voorgesteld. De jolige gedeelten zijn het wat àl te, - en daardoor lijkt de tragiek van het tragische een parodie. | |
De stand der hedendaagsche poëzie in Frankrijk.Francis Carco, romanschrijver en dichter, geeft in La PoésieGa naar voetnoot1) een overzicht van den toestand der poëzie onzer dagen in Frankrijk. Ofschoon de | |
[pagina 9]
| |
auteur geen nieuwe gezichtspunten opent en zich niet onderscheidt door een zeer persoonlijke meening omtrent richtingen en dichters van de laatste dertig jaar, is het boekje wel geschikt om den leek een kijk te geven op den aard van de moderne
(Cliché Manuel)
Jules Claretie in zijn werkkamer. poëzie en hem op de hoogte te stellen van de bedoelingen der voornaamste ‘scholen’, zooals het Unanimisme van Jules Romains, het Spiritualisme van André Delacour, het Neo romantisme van Joussain, Beauduin's Paroxysme en Barzun's Dramatisme, dat wij de orchestratie der poëzie mogen noemenGa naar voetnoot1). Verhaeren en Whitman, zoo lezen wij op pag. 69, oefenen op de huidige dichtkunst slechts een geringen invloed uit, dien het buitenland vaak overschat. Want naast het aantal groepen revolutionnairen die Verhaeren, Whitman of Marinetti volgen, en die den algemeenen naam van futuristen kunnen dragen, blijft de traditie voortleven als de sterkste en standvastigste uiting van den Franschen geest.
MARTIN PERMYS. |
|