Den Gulden Winckel. Jaargang 19
(1920)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
naire Vlaamsche uitgeverij wordt door deze omstandigheden zoo goed als verlamd. In een gewest als Vlaanderen, waar ten gevolge van ongezonde cultureele en sociale verhoudingen het aantal ontwikkelden beperkt bleef, terwijl de strijd voor eigen beschaving door eigen taal een aanzienlijk deel der volkskracht opslorpt, bereikt dergerlijke crisis al gauw een acuut stadium en heeft dieper gaande gevolgen dan elders het geval is. Voor dure boeken zijn in Vlaanderen schier geen koopers te vinden. Verscheidene Hollandsche uitgevers zagen zich daarom reeds vóor den oorlog verplicht tot het vaststellen van bizondere, verminderde prijzen voor België. Zoo vergrootten zij eenigermate den afzet van hun fonds en bewezen tevens onze gemeenschappelijke Nederlandsche cultuur een waardeerbaren dienst. Voor een groot deel werden de uit dezen maatregel voortvloeiende voordeelen te niet gedaan door den hoogen koers welke de gulden tijdens den oorlog en na den wapenstilstand bereikte. Daarin verhielpen weer eenige ondernemende Hollandsche uitgevers, door den frank een grootere waarde toe te kennen dan hij ter beurze in wezenlijkheid bezat. Onze boekdrukkers durven het in de huidige omstandigheden niet aan: bundels, die tegen zeven frank en meer moeten verkocht worden, in den handel te brengen, waar de vooroorlogsche prijs zelden méer dan 3 frank bedroeg! Men bedenke, dat het afzetgebied van het Vlaamsche boek in België uitgegeven, zeer beperkt blijft. In Nederland dringt het slechts uiterst zelden door, en Zuid-Arika bereikt het wel nooit! Daarbij komt nog, dat het in eigen land af te rekenen heeft met de concurrentie van de altijd goedkoopere en steeds met veel ophef aangekondigde Fransche edities. Immers, wat zoo luttel Noord-Nederlandsche uitgevers schijnen te beseffen, begrijpen de Fransche des te beter. Elk boek, hoe gering ook van omvang, is in de gunstigste omstandigheden een cultuurdrager en altijd een propaganda-middel. In een onlangs verschenen bibliografisch overzicht van ‘La Renaissance du Livre’ troffen we brieven aan van een paar Franschgezinde boekhandelaars uit Vlaanderen als antwoord op een enkwest over de middelen, welke ter verspreiding van het Fransche boek dienen aangewend. Zij vragen vooral naar goedkoopere uitgaven. Een hunner wijst er op, hoe, door aan dezen wensch gehoor te geven, de Fransche uitgevers een bij uitstek ‘nationaal’ en ‘patriotisch’ werk verrichten, nl.: ‘propager la culture française, nous débarrasser de la funeste influence flamande et germanique!’ In den strijd voor het Vlaamsche boek staan onze schrijvers en uitgevers alleen ... Van regeeringswege hebben zij slechts luttel steun te verwachten! Het allergrootste deel der gelden, volgens de staatsbegrooting bestemd ter aanmoediging van de nationale letteren, wordt aan Fransch-Belgische literatoren gegund. Bijzonder stichtend zijn in dit opzicht de cijfers voor de periode 1905-1908 ... Toen werd er aan de Vlaamsche auteurs een som van ... 32.212 fr., 03 toegedacht terwijl de Fransche schrijvers 128190 fr., 60 ... d.i. 95.978 fr. méer genoten! Verbeterd zijn deze toestanden wel niet, al werd ons na den wapenstilstand door den Koning gelijkstelling in rechte en in feite met de Walen beloofd ... Een interpellatie tot den minister van Kunsten en Wetenschappen gericht, deed zoo-pas nog blijken, dat er voor 1919 door den staat 19.422 fr. werd uitgegeven voor den aankoop van Fransche boeken en slechts 11.060 fr. of nauwelijks een weinig meer dan de helft, voor het aanschaffen van Vlaamsche werken! Indien het in België gedrukte Vlaamsche boek ook in Nederland doordringen kon, zou de uitgeverij hier te lande daardoor ten zeerste worden gebaat. Beweren dat onze uitgevers daarop al hun hoop vestigen, is in strijd met de waarheid. Het lijkt ons eerder of enkele minder aangename ervaringen bij onderhandelingen met Hollandsche uitgevers of boekverkoopers opgedaan, hen op het punt van samenwerking zeer sceptisch maakten. Persoonlijk meenen we, dat door het oprichten in Vlaanderen van een algemeene Nederlandsche boekcentrale, die zich in betrekking stellen zou met soortgelijk organisme in Holland, menige misrekening bij Vlaamsche uitgevers kan voorkomen, en de verspreiding van het Vlaamsche boek in Nederland zal bevorderd worden. Niettegenstaande de ongunstige omstandigheden gaven verschillende uitgeverijen blijken van ondernemingsgeest. Onder de firma's, die nieuwe boeken bezorgden, noemen we het huis ‘Gust. Janssens’ Antwerpen, dat zich tijdens den oorlog onderscheidde door zijn verzorgde uitgaven - hier in een vorige kroniek besproken -, ‘Lannoo-Maes’, te Thielt, ‘Ons Vaderland’ en ‘De Standaard’ te Brussel, ‘Mercurius’ te Antwerpen, ‘Lectura’ - Antwerpen, en de pas-gestichte, doch degelijke uitgeverij: ‘De Sikkel’ te AntwerpenGa naar voetnoot*). In dit noodzakelijk beknopt overzicht vestigen we de aandacht van den Gulden-Winckel-lezer op eenige Vlaamsche boeken, die sedert onze kroniek in den vorigen jaargang door Belgische uitgevers werden in 't licht gezonden.
* * *
Min of meer regelmatig verschijnen thans enkele tijdschriften. ‘Ruimte’ heet het orgaan der jonge Vlaamsche expressionisten. Uit de inleiding tot | |
[pagina 188]
| |
het eerste nummer lichten we volgenden zin, welke de inzichten dezer literatoren karakteriseert: ‘Een vorig geslacht zag in Vlaanderen de redding van de eigen kultuur in een individueel zich-vol-uitleven van alle gezonde krachten. Daarmede verbonden de dragers van die gedachte een anarchistise opvatting die zij later wel herroepen, maar tot op deze dag nog niet overwonnen hebben. Tegenover een dieper Sociologies inzicht heeft die individualisties-anarchistiese gedachte geen stand kunnen houden. - De moderne ontwikkeling heeft als van-zelf-sprekend meegebracht een noodzakelijk onderdoen van het individualisme voor de sociale organisatie van en door de gemeenschap’. De Ruimtegroep staat dus lijnrecht tegenover de Van Nu en Straksers, waarvan de meesten - het zij hier terloops vastgesteld - door hun haast ziekelijk opportunisme en hun gebrek aan standvastigheid in deze voor ons volksbestaan zoo kritieke doch tevens beslissende tijden, het vertrouwen der bewuste intellectueele Vlamingen verbeurden. Talrijk zijn diegenen, welke zonder tot de expressionistische Ruimte-groep te behooren, toch dezelfde houding tegenover het te-leurstellende individualisme der vorige generatie aannemen. Van de bizonder-fraai uitgegeven en hoofdzakelijk bellettristische revue ‘Het Roode Zeil’ werd in dit tijdschrift reeds met lof gewaagd. Van de vóóroorlogsche periodieken verschenen opnieuw: ‘Vlaamsche Arbeid’, meestal degelijk van inhoud en flink geleid door Jozef Muls, en ‘Dietsche Warande en Belfort’.
* * *
Pol de Mont liet een zijner eerste verzenbundels ‘Lentesotternijen’ herdrukken. (Uitgeverij ‘Mercurius’ Antwerpen-Leiden). Hymnen aan de Lente, aan de weelde der liefde, aan het leven, zijn al deze gedichten, waaruit de vroeg-rijpe virtuositeit van dezen zeldzaam begaafden dichter al dadelijk voor zijn tijdgenooten bleek. Een bundel als deze, sedert jaren niet meer in den handel, biedt ons, die tot een veel later gekomen en in schier grenzeloozen eerbied voor de tachtigers opgegroeide generatie behooren, menige verrassing. Want voorbij is de tijd, toen we geen enkel vers mooi vonden zoo 't niet den Nieuwen-Gidsstempel droeg en we met minachting neerzagen op ieder door Kloos genegeerden dichter! Stilaan neemt zoo elk woordkunstenaar het plaatsje in, dat hem in de historie onzer literatuur toekomt. Kloos blijft een geniaal vernieuwer, een baanbrekend criticus ... En wij, Vlamingen, hebben zijn tijdgenoot, den door hem wat onbesuisd verketterden De Mont naar waarde leeren schatten, als dichter en als verdediger der groot-Nederlandsche beschaving ... Want een groote cultureele beteekenis kan den veelzijdigen arbeid van den dichter dezer Lentesotternijen niet ontzegd worden. Dat voelt thans in Vlaanderen zoo ongeveer iedereen, die het heil der gemeenschap boven den vergankelijken roem van het individu stelt ... Deze Lentesotternijen laten ons toe één zijde van De Mont's dichterlijke persoonlijkheid, n.l. zijn lyrisme, even te belichten ... Dit lyrisme nu, zoekt uiting in gloedvolle uitbundigheid, waardoor het zich van dat der meer naar binnen gekeerde, soms cerebrale tachtigers onderscheidt. De Mont's emotie kiemt en dijt, geeft hem geen respijt tot zelfbeschouwing, dwingt hem tot zingen. Om zich van den roes, die hem bevangt, te bevrijden, stort hij zijn ontroering uit in een kreet: synthetische weergave van zijn verlangen naar levensvreugd of luidruchtige formuleering zijner bewondering voor de natuur. Angstvallige analyse der ik-heid houdt hem slechts zelden bezig. Toen de dichter den ‘Brabantschen leeuwerik’ verheerlijkte als ‘de geest van de lentelucht, bandeloos-vrij’, karakteriseerde hij meteen zijn eigen wezen. In dezen bij uitstek lyrischen bundel nam de dichter een paar brokken verhalende poëzie op, waaronder de ‘Koewachter-idylle’ waarover Georg Brandes oordeelde, dat ze ‘groot’ is ‘als de natuur zelf’, en ‘geteekend en voltooid’ lijk ‘Rubens zou gedaan hebben’. Hoe lief ons deze herdruk van Lentesotternijen ook blijft, toch ware een nieuwe bundel, samengesteld uit een keus der vele onuitgegeven verzen, welke de dichter nog in portefeuille heet te bewaren, ons nog meer welkom geweest. We leven in verwachting ... De Verzen van Paul Verbruggen (De Sikkel, Antwerpen) werden uitgegeven met eigenaardige teekeningen van Jos. Leonard. Verschillende daarvan, wier opvatting in volkomen overeenstemming is met de essentie van Verbruggen's poëtiek, verhoogen in aanzienlijke mate de artistieke waarde van dezen mooien bundel. Verbruggen behoort tot de Ruimte-groep, is daarvan een der begaafdste vertegenwoordigers. Slechts een elftal verzen gaf deze jonge dichter ter publicatie, waarschijnlijk alleen diegene, welke hij als de meest-volmaakte weerspiegelingen zijner emotiviteit beschouwt. Het zijn zuiver-doorvoelde uitingen van een teerzinnig mensch, die bewust werd van het vergankelijke in de broze dingen waarmede het leven hem in aanraking bracht; teer genuanceerde weergaven van subtiele aanvoelingen en verfijnde aandoeningen ... Verzen als ‘Ik had mijn leven ...’ of ‘Dichterschap’ vergeet men niet zoo licht, evenmin als: Nu mijn dagen donker zijn door ziekte,
- O leven, lonkende meid achter de traliën van mijn pijn -
| |
[pagina 189]
| |
zal nu mijn stem in woede opengaan,
of stil verglijden in geween?
Wie eens de schaal met dooden klonk
en dan in 't wekkend licht gaat rijzen,
hem bijt het licht weer spoedig de oogen toe.
Maar wie zijn hart in Godes hart
gestaag te spieglen hing,
hem stremt geen smart, noch drukt hem 't lot,
maar voert het leven glanzend door den dood,
Jos. Leonard
De verzen van Paul Verbruggen lezen is opgaan in verpuurd genot.
Antwerpen. LODE MONTEYNE. |
|