Den Gulden Winckel. Jaargang 19
(1920)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAlexej Pjeschkow(Maxim Gorki)‘Mijn Jeugd’ en ‘Onder Vreemden’. Autobiografie. (Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. 1919).EEN autobiografie, waarvan deze beide boeken nog slechts de eerste hoofdstukken vormen. Een levensbekentenis dus, die in afzienbaren tijd niet zal voltooid zijn, gezien het vele wat de schrijver van zijn jongensjaren te vertellen had. Maxim Gorki, een der grootste autodidacten van zijn tijd, een der weinige proletarische schrijvers die inderdaad hun klasse en jeugd getrouw bleven en hun pen niet verkochten voor de genadige opname in ‘society’, vertelt van zijn jeugd en eerste omzwervingen onder vreemden. We luisteren, luisteren aandachtig, trots de gebrekkige overzetting, naar zijn verhaal, en hooren de geschiedenis van het Russische Volk. Want Gorki's lijden is als dat van zijn volk, zooals de gelukskreet in het laatste deel zijner autobiografie de roep der opstanding van het communisme zal zijn; een opstanding na eeuwen van verdrukking en verdierlijking. Alexej Pjeschkow (Maxim was de naam zijns vaders en Gorki beteekent ‘bitter’) werd geboren te Nisjni-Nowgorod aan de Wolga, in het jaar 1869. Kort na zijn geboorte verhuisden zijn ouders met hem, doch eenige jaren later stierf zijn vader aan de cholera. Toen kwam Alexej's grootmoeder, Akoelina Iwanofna, hem en zijn moeder halen, om hen te huisvesten in grootvader's woning te Nisjni-Nowgorod. En van uit dien tijd, hij was toen ongeveer vijf jaar oud, dateeren zijn eerste herinneringen, welke hij met verbluffende en niets ontziende openhartigheid vertelt. En ‘hoe’ vertelt hij van die eerste jaren: Ga naar voetnoot1).Nu nog herinner ik mij dien tijd als een vreeselijk verhaal, verteld door een waarheidlievend maar onmeedoogend mensch. Zelfs als ik nu mijn blik terugwend naar dien tijd, heb ik moeite om te gelooven dat alles werkelijk geschiedde zooals ik het hier vertel - zooals ik het vertellen moet, omdat het zoo was. Maar telkens komt in mij een bijna onbedwingbare lust op om dingen ‘uit te leggen’, te ontkennen, te ‘omschrijven’, want het donkere, intieme leven van een ‘onbeschaafd en dom ras’, is vol van gruwelen. Maar de waarheid is meerder dan het medelijden en ik vertel hier niet alleen van jeugd en de verschrikkingen, die ik daarin beleefde; maar ik wil aan ieder die benepen en troebele atmosfeer doen kennen, waarin ik heb moeten leven en waarin nog op dit oogenblik verreweg 't grootste gedeelte der bewoners van Rusland leeft. Dit citaat, deze ‘verklaring’ doet al direct den aard van deze autobiografie doorgronden. Hier is een schrijver, een mensch aan het woord, wien het er niet om te doen is, o zóó interessant van zijn jeugd te vertellen ten einde de ‘ach's’ en ‘hé's’ van flirtende jongedames te oogsten, maar die mèt zijn levensgeschiedenis een zware aanklacht uitspreekt tegen het vorige, Czaristische, Russisch regeersysteem èn tegen regeeringen en volken, menschen en partijen die nu nog coquetteeren met de generaals uit dat zwarte tijdperk, Yoedenitsj, Denikin, Koltchak e.a.; generaals die den tijdwijzer zouden willen terugdringen, opdat over vijftig jaren àndere proletarische schrijvers van hun jeugd vol misère zouden kunnen verhalen. Alexej Pjeschkow vergenoegt zich dan ook niet met deze inleidende verklaring, maar laat inderdaad zijn lezers met die ‘benepen en troebele atmosfeer’ bekend raken. Grootvader, de oude Wassili Kosjirine, heerscht als een despoot over zijn vrouw, zijn kinderen en kleinkinderen. Er wordt geslagen en gemarteld om een enkel woord, om een kleine tekortkoming, en wie het treft neemt | |
[pagina 132]
| |
het berustend op, als natuurlijk en onontkoombaar. Zoo ranselen en pijnigen zijn zoons ook hun vrouwen en kinderen, zoo martelt en pijnigt een ieder in dat oude, door beschaafd Europa zoozeer betreurd Czaristisch Rusland, elk ander die zwakker is dan hij, of weerstandloos.
Maxim Gorki
De laagste instincten leiden de menschen hier tot de dierlijkste mishandelingen, en de wreedheid der momenteel sterkeren wordt slechts geëvenaard door de berusting der zwakkeren en door het kinderlijk, ja kindsch geloof van allen, dat het recht aan de sterkeren, aan de eenige roebels rijkeren is. Luister naar wat grootmoeder uit haar ervaringen vertelt aan haar lieveling Alexej, naar aanleiding van een mishandeling in zijn bijzijn. Ga naar voetnoot1)‘... maar toch zijn de zeden minder woest dan vroeger, wat dat betreft. Tegenwoordig geven ze je een slag op je mond of op je oor of ze trekken aan je haren; dat duurt maar een oogenblik. Maar vroeger mishandelden ze je uren lang! Grootvader heeft mij eens op Paaschdag van 's morgens tot 's avonds geranseld. Als hij moe werd, ging hij even uitrusten en begon dan opnieuw. Hij sloeg me met een riem, een stuk touw ... alles wat hem maar onder de hand kwam’. Het is vooral dat fatale geloof en vertrouwen in de autoriteit van man en vader, dat blijkt te hebben meegewerkt tot het in het moeras houden van het groote, kinderlijke Russische Volk, toen de Westersche Volken zich al een brokje cultuur, zij het dan van een eigenaardig soort, hadden eigen gemaakt. Want de geringste man ‘van de wet’, de meest onbenullige ambtenaar had aldus krachtens de wetten der progressie weer méer macht en autoriteit dan de man en vader, en hoe hooger de macht en het aanzien der ambtenaren stegen, hoe absoluter hun handelingen werden; des te zekerder en onbeschaamder hun zin voor omkooperij en corruptie aan den dag trad. O, hoe moet Gorki het in later dagen gehaat hebben, dat lamme, slaafsche geloof, dat alle onderdrukking en uitbuiting geduld en goedgekeurd werd door den goeden (russischen) God. Opstandeling, strijder, banneling, maar bovenal mensch die zijn volk alles wou geven, moet zijn vuist menigmaal getrild hebben van machteloosheid bij de gedachte, dat er geen dóórdringen mogelijk was in de apatische berusting zijner analphabetische landslieden. Maar, als hij zijn autobiografie schrijft, is voor hem de duisternis geweken. Wel trilt nog verontwaardiging fel in hem op bij het memoreeren der onmenschelijke handelingen van zijn, met opzet en berekening, dom gehouden volk; wel vloeit zijn inkt bitter uit, bij het beschrijven der mishandeling van zijn moeder door zijn stiefvader; maar geen wanhoop doch geloof in de toekomst en vooral in den strijd is het, wat hem het meest bezielt. Ga naar voetnoot1)En dan, er is nóg een reden waarom ik deze afschuwelijkheden beschrijven moet. Hoe schandelijk zij ook zijn, hoezeer zij ons wonden en tallooze edele zielen vernederen, Rusland's geest is nog jong en sterk - krachtig genoeg om er den strijd tegen aan te binden en ze te overwinnen. ‘En die strijd is reeds aangevangen!’ schrijft Alexej Pjeschkow blijmoedig en vertrouwvol. Hij had er mogen bijvoegen: ‘En ik sta aan de spits en zwaai het zwaard des geestes met beide handen’. Want dàt doet hij. | |
[pagina 133]
| |
Kleingeestige muggenzifters hebben er over gepeinsd hoe het mogelijk was dat de zoo parlementaristische mensjewik Maxim Gorki zich zóo maar had laten aanwerven door het ‘terroristische’ bolsjewistisch bewind. Kunstenaars en intellectueelen onder de ‘rechtsche’ socialisten buiten Rusland namen het hem openlijk kwalijk dat hij het volkscommissariaat voor kunst en onderwijs had aanvaard en daarmee zijn partij min of meer had verraden. O, de kleinen, de gebrekkigen van geest, hoe weinig kenden ze hem. Hij wist van geen partijschakeering meer, niet van partij-haat of -voorkeur, toen de dageraad der economische en geestelijke bevrijding van zijn volk gloorde na de November-revolutie. Wat ging hem al dat dor ge-theoretiseer van salon-socialisten en studeer-kamer-idealisten aan. Er zou gewerkt worden, het socialisme zou worden verwezenlijkt, althans deugdelijk voorbereid, en dáármee had hij iets uitstaan. Het Bolsjewistisch bewind had hem noodig voor de allerheerlijkste taak welke ooit voor een schrijver was weggelegd; hij moest zijn Volk leeren lezen en het goede lectuur verschaffen. En daarvoor was hij gereed, daarvoor gaf hij zich, daarvoor werkt hij nóg. En, zelfs al ware hij niet reeds vijf en twintig jaar de vertolker van het leed en de ellende van het Russische Volk geweest en had hij geen reeks werken geschreven die door de westersche burgerij met sentimenteele belangstelling werd en wordt gelezen, dan nòg zou hij door zijn werk als volks-commissaris voor kunst en onderwijs zijn beeld onvergankelijk hebben gegrift in de zielen van hen aan wier geestelijke bevrijding hij arbeidt. Die arbeid is wellicht zijn grootste daad; het is zijn heldendicht. En deze zijn arbeid zal door de eeuwen heen onvergankelijk en onvergetelijk blijken. Want, als na tijden en tijden geen russisch kind meer den naam van een beroemd kozakkengeneraal van dien eener stad zal kunnen onderscheiden en alle heugenis aan het regime der Romanofs zal zijn uitgewischt, dan zal de naam van vadertje Alexej nog doen denken aan een rijke bron van liefde, wier gaven een groot volk den weg naar het geluk en de schoonheid hebben doen kennen. En als alle standbeelden, die herinneren aan wreedheid, verdrukking en massamoord, zullen zijn ómgehaald en voor eeuwig vergeten, dan zal Gorki's zuil fier en eeuwen-tergend oprijzen ter gedenkenis aan den man met het geesteszwaard. Ja, deze boeken, deze eerste hoofdstukken van Gorki's autobiografie mogen, moeten veel gelezen worden. Trots de bar-slechte vertaling, die waarschijnlijk geen vertaling is, doch een aftreksel van de overzetting in het duitsch, lezen, lezen! Dan ook zal menigeen, zullen talloozen overwegen dat de man wiens jeugd zóó is geweest, en wiens werk zoo grootsch is, niet kan staan aan de zijde van redeloos geweld en onrecht, en dat de idealen van hen wier partij hij heeft gekozen, wel moéten zijn als de zijne en moeten beantwoorden aan de verlangens van zijn groote ziel. Den uitgevers, die zoo angstig terugschrikken voor het uitgeven van proletarische en revolutionaire kunst van eigen bodem, mijn compliment voor hun durf. Maar, de volgende deelen moeten in vertaling inderdaad een béetje op Gorki's werk lijken. RALPH SPRINGER. |
|