Den Gulden Winckel. Jaargang 19
(1920)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLetterkundig nieuws uit FrankrijkNeurasthenische afdeeling.EEN tot nog toe gezwegen hebbend auteur, Gaston Picard, heeft bij Albin Michel een bundel prozaschetsen doen verschijnen, La Confession du Chat (fr. 3.75-1920), bekroond met den ‘Prix National de Littérature’ en ingeleid door J.H. Rosny aîné. Een vreeselijk boek, pakkend, rasecht, maar zwaar ziek. Op twee of drie minder beduidende liefdes-verhaaltjes na, ademt dit geheele werk een benauwende, nachtmerrie-achtige, hyper-naturalistische atmosfeer. Picard's werk strijkt rakelings langs het sadistische. Remy Basto et sa grandmère is een meesterstuk van psychologie. La Confession du Chat maakt eerder een schalkschen indruk; maar de schalkschheid is wel hier en daar, b.v. op pag. 27, wat erg onbeschaamd gekruid. On a frappé (pp. 135-155) knijpt u Edgar-Poe-achtig de keel toe, als een angstige droom. Gaston Picard's ‘entrée dans le monde’ stelt hem voor als een beklagenswaardig, geniaal zenuwlijder, met Gallischen ondergrond. | |
Humoristische afdeeling.Max en Alex Fischer, de leiders van de serie ‘Une Heure d'Oubli’ (Flammarion, fr. 0.45), verspreiden met mild gebaar hun miltlievende dwaze invallen. In no. 4 van die serie, Une Revanche, drukten zij een tiental allerzotste schetsjes over, waarvan de meeste, ofschoon uit andere bundels reeds bekend, het schaterend herlezen waard zijn. Wij noemen als hoogst lach-verwekkend uit Une Revanche: Une Revanche, Les Durand en het film-zotte Paul, Edouard, Emilie et le funiculaire du Grosshorn; uit no. 32 (Dans l'ascenseur): L'envoi no. 5231 (pag. 29-36) en Estelle (p. 44-48), en uit Mes Lettres à Zonzon (no. 15): Les sauveteurs imprévus (een soort proza-transpositie van La Fontaine's La Mort et le Bûcheron), Heure Militaire en het allerleukste: L'opinion de Prosper Mariolle (p. 34-38). Georges Courteline, van wien het volledig tooneelwerk op 't oogenblik aan 't verschijnen is, geeft in Un sale Monsieur (Heure d'Oubli, no. 37) drie vroegere humor-staaltjes, waarvan het tweede, Ah! Jeunesse ... wel het best geslaagd is en het zuiverste beeld geeft van dezen bezadigden, Fransch-glimlachenden menschenkenner. Het is de spijtige herinnering aan een mislukte jeugdidylle. Kostelijk is Margot (p. 38-62), een nog al ongegeneerd verhaal van vrijpostig overspel. Hoor, hoe Courteline in 't kort ons land ziet, - de bondige weergave van een eigenaardige visie: ‘... Nous traversâmes Leyde et Harlem, puis la Haye, d'où nous emportâmes l'impression d'une ville qu'on brosserait le matin à la façon d'une paire de bottes, et dont les citoyens gagneraient les banlieues pour y cracher, vider les culots de leurs pipes et secouer la poussière de leurs descentes de lit; Rotterdam, où le touriste inquiet n'ose tourner un angle de rue dans la crainte de se faire enlever au passage pas quelque aile de moulin à vent exaspéré; Amsterdam, dont les rouges maisons ont leurs escaliers sur la tête et que les mâts “violet, indigo, bleu, vert, orangé, rouge” d'innombrables barques à l'ancre, pavoisent d'un formidable et mobile arc-en-ciel’. Elders weer leuk-rake wijsgeerigheden: ‘s'il fallait permettre aux autres tout ce que l'on se permet à soi-même, l'existence ne serait plus tenable’ (p. 53). Niet geheel behooren in deze rubriek thuis: Marcel Prévost's Trois Filles d'Eve (no. 35) en Frédéric Boutet's Georgette et son Ami (no. 36), doch hun luchtige toon en komische gedeelten staan hun hier toch een plaatsje af. Het eerste is een trilogie ontleend aan de Nouvelles Lettres de Femmes van den grooten ... gynaecopsycholoog; eerst Mon Vieil Ami, in vele opzichten een liefdestranspositie van Daudet's Siège de Berlin; dan: Le Cahier de Geneviève, ontroerende dagboekbladen van een met recht jaloersch, allerliefst huisvrouwtje; en | |
[pagina 73]
| |
La Question du Lit, allergeestigste brieven over slaapkameraangelegenheden... Hoe jammer toch, dat deze litteratuur zulk een fel licht werpt op betreurenswaardige, en bijna als gewoon beschouwde huwelijksverhoudingen. - Het boekje van Boutet, die bij Flammarion ook Douze aventures sentimentales uitgaf, maar nog vrijwel een onbekende is, vertelt op voorzichtig-realistische wijze hoe ‘Quart-de-Livre’, een echt Parijsch Gavroche type, van handen-uit-de-mouwenstekend schooierjoggie opgroeit tot een verliefd werklustig jongeling. Een zeker goedmoedig realisme werd door een matig argot-gebruik verkregen. Maar 't is toch wel aardig werk. | |
Een reis-premie.De ‘Société Coloniale des Artistes français’ die tot nog toe een reisgeld toekende aan bekroonde schilders, heeft dezelfde gunst thans verleend aan de jonge auteurs wier werk een bizondere belooning waardig wordt geacht. Loti is voorzitter der jury, Brieux, P. Mille, J. Vignaud en anderen, commissie-leden. | |
Andere uitgaven.Het jongste werk van Paul Bourget, Laurence Albani (Plon Nourrit 1919, fr. 5. -) schijnt erop te wijzen dat de bejaarde, maar onstelpbare schrijver nog op zijn ouden dag een nieuwen weg wil bewandelen. Het verhaal van het Provençaalsche meisje, dat door een weldadige Engelsche uit haar plattelandsomgeving werd gerukt en zich, na haar terugkomst, niet meer op haar plaats voelt in het povere geboorte-milieu, is eenvoudig en sympathiek, met iets George Sand-achtigs over zich, en gelukkig ontdaan van Bourget's tegennatuurlijke katholicisme-moraal die sinds 1914 (Le Démon de midi) zijn werk ontsierde. Maar het heeft tegelijkertijd ook wel aan psychologische diepte verloren. En Laurence's voorkeur voor den eenvoudigen, gebrekkigen, zachtaardigen minnaar Pascal Couture, boven den rijken, schoonen doch hardvochtigen rivaal Pierre Libertat, verraadt een soort sentimentaliteit die wij van een bijna zeventigjarige best kunnen begrijpen. - Een criticus zou haast rijk kunnen worden (en dat wil wat zeggen), enkel door besprekingen van Bourget, oud en nieuw. Tegelijk met bovengenoemd werk verschenen in herdruk zijn novellenbundel Monique (‘Bibliothèque Plon’, Parijs, 1920, fr. 2. -) en zijn schets Sauvetage, overgenomen uit zijn ‘Complications sentimentales’. (‘Une Heure d'Oubli’, no. 39). Wij zullen het echter bij de vermelding laten, aangezien men elders over Bourget's vroeger werk voldoende inlichtingen kan vindenGa naar voetnoot1). - Romain Rolland heeft in zijn Liluli (P. Ollendorf, 1919, fr. 6. -) het beste gegeven dat hij ooit bereikte. Dit werk moet men gelezen hebben, wil men met recht - met meer recht dan na doorworsteling van de tien deelen Jean-Christophe - den epicus in den grooten anti-militairist herkennen. Liluli, de hoofdpersoon van dit prachtige symbolische drama, is de verpersoonlijking van de Illusie, - van de kwaadaardige zinsbegoocheling onzer dagen: het aanlokkelijk militairisme, dat den mensch weet te verleiden door zijn laagste instincten te vleien. Een machtige visie van den oorlog - waar boven de ironische spotlach klinkt van Polichinelle-Rolland, ‘au-dessus de la Mêlée’ op een boom gezeten -, en de versiering door Frans Masereels primitieve houtsneden, maken van Liluli een boek dat elkeen zich gelukkig zal achten te bezittenGa naar voetnoot1). - Van Louis de Robert's laatsten roman dien wij in ‘Den Gulden Winckel’ van 15 April bespraken (Le Roman d'une Comédienne) verscheen, in ‘Une Heure d'Oubli’ (no. 38) een verkorte uitgaaf onder den titel Thérèse Arnault, (de naam van de hoofdfiguur).
MARTIN PERMYS. |
|