Den Gulden Winckel. Jaargang 19
(1920)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOpen brief aan den heer Dirk Coster(naar aanleiding van een onderhoudGa naar voetnoot1)
Zeer Geachte Heer,
De gedachtengang door U in ons onderhoud uitgesproken, is samen te vatten in de volgende punten: 1o. Hier in Holland zoowel als in heel Europa ontmoeten wij overal menschen, die de diepste gelijkenis toonen met de helden van Dostojewski's romans, en die hij, wat hun innerlijk betreft (en afgezien van lokale bijzonderheden) tot model had kunnen nemen voor zijn hoofdfiguren, zonder dat zijn levensbeeld daardoor wezenlijk anders geworden ware. Hij had ook in deze menschen dezelfde diepten ontdekken kunnen, - dezelfde drijfveeren, zij 't trager werkend. 2o. De nieuwe Fransche litteratuur toont een karakter dat men Russisch zou kunnen noemen. Deze ‘Russische’ stemming der Fransche litteratuur is geen loutere navolging maar een ontbloeiïng (onder de bestraling der Russische litteratuur) van reeds aanwezige kiemen. M.a.w. de Fransche mensch heeft door middel der Russische litteratuur zich zelf dieper leeren doorzien. 3o. Uit 2o. volgt: de Rus die in Dostojewski's werk verschijrtt, is het beeld onzer eigen algemeen menschelijke natuur, slechts verhevigd in tempo en uitdrukking. Wezensverschil tusschen Dostojewski's helden en onze eigen menschelijkheid is er niet: slechts graadverschil.
Op 1o antwoord ik: Behalve in uitzonderingsgevallen is het onvruchtbaar personen te gebruiken voor het vergelijken van volkenGa naar eind*, vrijwel de eenige mogelijkheid tot doordringing in de psyche van 'n volk is de kunst (voor de grovere trekken: de geschiedenis). Leggen wij het beste Hollandsche boek van de laatste 50 jaar naast een middelmatig Russisch, zoo zien wij wel degelijk wezensverschillenGa naar eind**). U zegt wij ontmoeten overal zulke menschen ... Tusschen het tegenkomen van zulke menschen in werkelijkheid en het vermogen hen uit te beelden in romans bestaat aanzienlijk verschil. Immers ook al komen wij er ook hier enkelen tegen, zoo zoeken wij hier toch tevergeefs naar de pen die ze in een roman kon doen herleven, bewijs dat die ‘typen’ in den Russischen volksaard oneindig veel dieper wortelen ... Uw 1o zegt dus m.i. weinig in het voordeel van Uw 3o. En wat de Russische litteratuur betreft buiten Dostojewski en Tolstoy, zoo is het voor een groot deel ook de wijze van uitbeelding (misschien ietwat lastig te onderscheiden van de karakters zelf) die ons als ‘in wezen verschillend’ aandoet. 2o. Aanleg in de kiem reeds aanwezig? dat is de vraag; kan 't ook niet: mogelijkheid tot het ontwikkelen van juist dien aanleg en niet een anderen, in die richting? Immers de mensch heeft aanleg tot allesGa naar voetnoot2), en juist zijn | |||||||
[pagina 63]
| |||||||
aanleg is: wèlke aanleg hij tot ontwikkeling laat komen ... Verder, en dit is psychologisch heel belangrijk, gedachten kunnen trouwen!! een wijze dit leven te bekijken kan trouwen met een geheel verschillende wijze dit leven te bekijken ..., zooals een pessimistische man kan trouwen met een optimistische vrouw en op den duur ook optimist worden (dit voorbeeld is niet strict bedoeld maar alleen om duidelijk te maken hoe ik dat ‘trouwen’ bedoel). In zoo'n geval is van aanleg in de kiem reeds aanwezig geen sprakeGa naar eind***). 3o. En aangenomen dat in Uw tweede bewering eenige waarheid schuilt, zoo volgt 3o daar nog volstrekt niet uit. Vergelijke men de menschelijke aanleg (hoe nuchter en onaesthetisch het beeld ook moge zijn) eens met een verzameling rupsen (pl.m. 10 stuks). Elke rups kan een pop worden en de pop een vlinder. Tusschen de rups die langs den grond kruipt en de onbewegelijke pop en de vlinder die van bloem tot bloem fladdert, bestaat: graadverschil ook al is de verzoeking groot van wezensverschil te spreken. Vergelijkt men nu twee verschillende aanleg-complexen, in het eene (I)
dan bestaat tusschen complex I en II wezensverschil, ook al kan uit I gedeeltelijk II ontstaan. Graadverschil zou beteekenen dat elke groep van I evenredig in Il kon overgaan, of dat groep I overging in 7 rupsen, 4 poppen, 5 vlindersGa naar eind****), m.a.w. dat het getal der poppen en rupsen géén wijziging zou ondergaan met de toename der vlinders.... (M.i. in vele gevallen een psychologische onmogelijkheid). Inderdaad, en hier ben ik 't geheel met U eens, leert elke mensch door de Russische literatuur zichzelf dieper zien en is de Rus in Dostojewski's werk voor een deel (dit werd reeds in den eersten open brief toegegeven) onze eigen algemeen menschelijke natuur, verhevigd. Deze diepere zelfkennis zal echter aan de oorspronkelijke kracht onzer hartstochten en aan onze verdere geaardheid betrekkelijk weinig veranderenGa naar eind*****). Het wisselspel tusschen natuur en verstand in ons wordt er, dit is zeker, niet eenvoudiger door. Het is mogelijk dat de Hollandsche literatuur over een twintig jaren eenigermate Russisch is geworden (afgezien dan van locale kleur) en het volk der lezers mede of andersom; dit blijft altijd nog een probleem ook in de geschiedenis bekend; maar dat bewijst volstrekt niet dat er nù geen zuiver wezensverschil zou bestaan.
Met de meeste hoogachting, JUZO ALEXANDROFF. |
|