De Rus is de ware Proteus-natuur. En Proteus-naturen zijn al de in De Vernederden voorkomende figuren - Proteus-naturen omdat zij waarachtige Russen, omdat zij wezenlijk Russische karakters zijn.
Want indien het al, zooals wij vermeld vinden in deel I, pagina 83, eene eigenschap is van goedaardige, maar zenuwachtige naturen, eigen smart en toorn in wellustig genieten te wreken aan wie ons het naast aan het hart liggen - wij kunnen toch niet elken Rus voor een zenuwlijder houden? Wanneer wij bijvoorbeeld zien met welk een ongebonden hartstochtelijke felheid de oude stakker Ichmenjef (I, 84, 85) zijne weggeloopen dochter, het eenig kind dat hij bezat, in het aangezicht der bitter lijdende moeder vervloekt, hij, die zèlf van smart verscheurd ten slotte plotseling in tranen uitbarst, klein, verworpen, lamentabel als een kind, dan komt ons, om dien wondren omkeer, om die onverklaarde wending, waarbij elke poging tot aanvaardbaar-making zoo jammerlijk ontbreekt, steeds weer dat ééne woord Proteus in de gedachte. En ook een ander: delirium. Want delirium-achtig, - zoo goed als de gansche bolsjewistische revolutie delirium beteekent - zijn al dergelijke zielstoestanden. Zij zijn niet, bij Dostojewski, de louter toevallige, niet de speciale en voorbijgaande waarin zenuwlijders wel verkeeren - zij zijn toestanden inhaerent aan het dieper wezen van den Rus. Stellig, ook wij, individuen van andere nationaliteit, producten van eene anders beïnvloede beschaving, kunnen verkeeren in overeenkomstige toestanden, de moderne litteratuur heeft er voorbeelden te over van. Edoch dáár, binnen de grenzen der eenmaal gestelde personen, zijn zij aanvaardbaar, verklaarbaar, langs de fijnste wegen na te speuren. Hier intusschen, bij den Rus, dit wondere gevoelswentelen, dit geëlectriseerde omslaan zonder eenige voorbereiding, zonder eenig gegeven in de betreffende romanfiguur die het zou kunnen doen verwachten; dit als in één hevige spanning uitbraken van de heftigste oudtestamentische vervloekingen en de ontroerendstzacht-innige deemoed-en-verteedering - het is een verschijnsel van speciaal
de Russische volksziel, dat wij in geen litteratuur ter wereld aldus aantreffen.
‘Hij is een kind, aldus lezen wij, deel I, pag. 48. Hij begrijpt niet wat hij doet. De eerste de beste indruk is in staat hem los te scheuren van alles waaraan hij zich zoo juist onder eeden van trouw heeft overgegeven. Hij heeft geen karakter. Hij zweert je trouw, en nog denzelfden dag geeft hij zich waarachtig en oprecht aan anderen over - en hij is zelf nog de eerste die het je komt zeggen. Hij is tot zelfopoffering in staat - tot welke zelfs! Maar alleen totdat een andere indruk hem weer vermeestert, dan vergeet hij weer alles’. De Dostojewski'sche mensch heeft geen karakter, en al de uitingen van Natasja (I, pag. 48-52), zijn een bewijs met welk eene absolute afwezigheid van iets dat op wil gelijkt, de Rus tegenover de dingen dezes levens staat. Hij lijdt aan fatalisme, aan wat hij zelf noemt mystieke vrees (I, 63), en wat misschien in den zachtaardigen droomer de onbewuste vrees is voor de harde realiteit des levens, ‘een martelende vrees voor iets dat hij niet nader definieeren kan, iets onbegrijpelijks dat niet in den ordelijken gang der dingen zijn begin en oorsprong vindt’.
Ligt in de aangehaalde woorden iets als een kenschets van den waren Rus? Zijn wezen is ons meest duister - maar zeggen wij niet ook thans weder: Proteus? In één wezen het vlammendst en brandendst revolutionarisme en de wonderlijkonverklaarde onbevangenheid en droome-stilheid van een kind! In het land van het nihilisme, het verschrikkelijk-werkelijke Rusland van Lenin en Trotzky, een romantisch-kinderlijk gezwam over een zoo geheeten ‘Dag’ die eens aanbreekt voor ‘het heilig Rusland’! Een volk van brute politieke moorden en van verbijsterende wezens-zachtheid tevens! En in dit land van moord en doodslag, waar een menschenleven voor zoo weinig geldt, en de revolutie slechts een spannend hoofdstuk lijkt uit een bloederigen volksroman, eene litteratuur waarvan de grondtoon is vergeving en erbarmen.
Het is geen wonder, dat Georg Brandes klagen kon, dat de karakters in De Vernederden geen levenswaren indruk maken. De Russen zelf schijnen immers den Westerling niet, om zoo te zeggen, ‘levenswaar’. Veel meer dan een Ik - en ik herinner in dit verband aan Gorki's Zonnekinderen, aan Leonid Andrejew's Tot de Sterren - schijnt hij ons eene reeks van willekeurige zielstoestanden.
Is het, zoo gezien, dan wonder dat de groote Dostojewski, behalve de sterkste vertegenwoordiger der waarachtig Russische litteratuur, ook de sterkste vertegenwoordiger is geworden van den psychologischen roman?
‘De laatste schijn als zou het Ik eene grijpbare substantie, een begrensd en nauwkeurig te bepalen Zijn wezen, heeft hij onverbiddelijk en bijna wreed verstoord. De psychotoom ontleedt het Ik, lost het op in eene reeks toestanden, “bewustheden”, die nauwelijks innerlijk nog samenhangen, en ontkent de laatste rest van een aan het Ik gesubstitueerde Gegenständlichkeit, die wij meenden te behoeven om niet waanzinnig te worden in dit leven’.
D.Th. JAARSMA.