Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.
‘Daar is’ - aldus Anne Hallema in het artikel waarmede ‘Elsevier’ deze maand opent, ‘geen schilder, die zóó argeloos de christus-romantiek der diviene Primitieven, het levensverhaal van onze zeventiend'-eeuwsche genre-paneeltjes en het sensitieve gewaarwordingsleven van de nieuwe dichtkunst in zijn werk heeft weergegeven als H.A.v. Daalhoff’. Wij krijgen hier vele staaltjes van zijn werk te zien, waarbij men de afwezigheid van de kleur (dat integreerend bestanddeel van een schilderij) natuurlijk weer sterk als een gemis voelt.
Johannes Tielrooy heeft een bezoek gebracht aan het huis - het huisje, zoo van buiten gezien - van Honoré de Balzac, waarin hij van 1840 tot 1847, dus van zijn 41e tot zijn 48e jaar heeft gewoond, den tijd waarin de meester al rijk was geweest, wel al beroemd ook, maar toch voor de autoriteiten (van belasting en schutterij) nog slechts le sieur de Balzac, Honoré, homme de lettres; den tijd dat hij ziek, vermoeid, door schulden gekweld en te dik begon te worden. Met oogen en een hart vol piëteit heeft Tielrooy alles in dat huis bezichtigd tot de trouwe koffiepot toe, waaruit Balzac zich onder 't werken maar aldoor inschonk (we vinden er een afbeelding van) en hij vertelt er ons van met wat stille, ontroerde woorden.
S. Kalff gaat de verhouding na van Multatuli tot Duymaer van Twist. Duymaer, die in Indië een plek bewoond had, waar, gelijk Busken Huët het uitdrukte, ‘een ongenaakbaar persoon de heele wereld op een afstand houdt’, Duymaer is ook voor Multatuli ongenaakbaar gebleven. Hij heeft zich door zijn vroegeren ambtenaar niet uit zijn tent laten lokken, hetgeen Kalff een ‘hoogmoedsfout’ noemt; v. Twist had de moreele plicht om zich te zuiveren niet mogen terugwijzen waar hem de middelen daartoe wel ten dienste moeten hebben gestaan. Van de verdere bijdragen noemen wij proza van H.v. Loon, N.M. Prins-Burgers, R. Kimpe; poëzie van Hermance Löhnis, A.E. Drijfhout, C. Tielrooyde Gruyter en Jan v. Lumey.