Wezens- of graadverschil?
Open brief aan den Heer Dirk Coster
(naar aanleiding van zijn Dostojewski art. in De Gids)
Zeer Geachte Heer,
Even wil ik in het kort uiteenzetten waar en hoe mijn meening van de Uwe verschilt.
Wanneer men een ongelukkig echtgenoot vraagt waarom hij ongelukkig is en waàrin hij van zijn ega verschilt, zal het hem moeilijk zijn daarop vlug en bondig te antwoorden; wel zal hij dadelijk enkele feiten uit zijn huwelijksleven vol bitterheid aanhalen, zal vragen of zulke dingen nog niet genoeg zijn! ... en als men er op aandringt nog meer te hooren, zal hij zeggen dat het hem teveel moeite kosten zou zich mèer verschilpunten bewust te maken en dat hij dat ook liever niet doet....
Zoo gaat 't ook mij wanneer ik als niet-Hollander moet spreken over de verschillen tusschen Westerling en Rus.
Het volgende kon dus niet de vorm van een betoog krijgen, omdat 't dan een roman werd; het zijn slechts enkele tamelijk los naast elkaar geplaatste opmerkingen die de kwestie zelf van verschillende kanten naderen (waaronder ook 'n enkele vanuit Uw gezichtspunt!); maar zooals het wegkappen van dicht struikgewas rondom een open plek het licht heller doet invallen, zoo zullen mijn opmerkingen tezamen mijn bedoeling duidelijk maken.
Waarom zegt U in het begin van Uw artikel dat Dost. ons volstrekt niet per sé ondoorgrondelijk is wanneer wij maar eenmaal inzien dat de verschillen tusschen Rus en Westerling graad- en geen wezensverschillen zijn? ...
De Russische mensch, elke mensch, is immers verstandelijk wel door andere menschen te begrijpen, wanneer hij maar goed uitgelegd wordt. Ook de wonderlijkste individuen met eigenschappen op sommige punten oneindig verschillend van de onze, zijn, wanneer wij de grondaxioma's van hun karakter maar eenmaal opgespoord hebben (gewoonlijk doet de schrijver het voor ons) niet per sé ondoorgrondelijk meer. Dit echter alleen dàn wanneer wij aannemen dat een mensch altijd vòlgens die grondaxioma's handelt!
Dit is nu juist niet zoo.
De merkwaardige wisselwerking tusschen die paar (soms opduikende) hoofdrichtingen en andere niet te beschrijven en niet in verband te brengen kronkelgangen schenken den in een roman uitgebeelden mensch het leven.
Die kronkelgangen nu zijn niet te begrijpen, ze zijn alleen aan te voelen (vandaar o.a. dat schrijvers over vrouwen meer: opschrijven dat wat ze niet begrijpen, dan dat ze begrijpen wat ze schrijven).
Men voelt dan het ware, het levende in het feit van een onbegrijpelijkheid!
Hoe overweldigend zal nu dit intuïtief aanvoelingsvermogen niet verschillen bij Hollanders en Russen t.o. van Dostojewski!!
Terwijl U begrijpen meest in den zin van verstandelijk doorgronden gebruikt is voor mij het ‘begrijpen’ door aanvoeling hoofdzaak, tenminste t.o. van romans.
Roman-psychologie toch is geen verstand, maar gevoel, dat tegelijk het diepste verstand is. Voor den Westerling in het algemeen (een enkele uitzondering) is psychologie verstand, zonder iets anders.
Zooals de eene mensch voolt in lijn, in kleur, in tonen, zoo voelt de Rus in psychologie, en dit vormt toch wel een belangrijk ‘wezensverschil’ met den Westerling, en zeer zeker met den Hollander die altijd aan het schilderen is, óók in de psychologie!
Het is dus volstrekt niet voldoende te wijzen op den aard der hartstochten, het is noodig deze hartstochten in hun kracht te begrijpen! dus na te kunnen voelen of liever nog: te voelen dat ònze hartstochten precies net zoo sterk, juist èvenveel kracht hèbben, en niet zooals U zei: ‘een even groote stormkracht in ons zouden kunnen aannemen’.
Men verbeelde zich nu eens de mogelijkheden daartoe van den laksen koelbloedigen Hollander t.o. van den doldriftigen geweldig hartstochtelijken Rus!
Dat er menschen zijn die Dostojewski totaal onbegrijpelijk vinden komt voornamelijk doordat zij opkijken tegen hartstochten die hun ‘vreemd’ zijn of in die kracht ‘vreemd’ zijn, en het feit dat zij gevoelens in anderen niet kunnen navoelen maakt hen kregelig. -
De verschillen tusschen Rus en Westerling zijn dus gedeeltelijk graad-, gedeeltelijk wezensverschillen.
Echter zijn die graadverschillen zoo enorm, dat men het ‘wezens’-verschillen noemen moet. Want wie de verschillen tusschen Goethe en Stendhal wezensverschillen noemt moet die tusschen Russen en Westerlingen ook zoo noemen, en wie spreekt van graadverschillen moet ook zeggen dat ook tusschen Goethe en Stendhal alléén graadverschil bestond. Mijns inziens zegt men met dat laatste net zooveel als met de opmerking dat alle menschen aanleg tot zwaarmoedigheid hebben....
Er zijn tusschen menschen (ook tusschen die van één ras) zulke intensiteitsverschillen mogelijk (b.v. tusschen 'n geniaal dichter en een kruidenier met een hart gelijk 'n ingedroogde krent) dat men het wezensverschillen noemen moet. -
Verder wil ik hier nog iets opmerken over Dostojewski's onbegrijpelijkheid, afgezien dan van rasverschillen.
Om die te beoordeelen moet men hem eerst scheiden voor zoover mogelijk van de toevallige omstandigheid dat hij in de Siberische gevangenis heeft gezeten en daardoor als typen voor zijn romans die misdadigers en dronkaards is gaan kiezen die hij daar zoo overvloedig had kunnen bestudeeren (typen voor 'n Rus misschien even begrijpelijk en even onbegrijpelijk als voor een Westerling; wanneer men er bij bedenkt dat de Rus nu eenmaal hartstochtelijker is, met inzinkingen daarnaast van grooter koelheid en onverschilligheid, welke inzinkingen bij uitstek geschikt zijn voor psychologische analyses; de hartstochten zijn groot, scheppen uitgebreide onderzoekingsvelden en hij heeft dus te knagen!)
Maar ook afgezien daarvan blijft ons de vraag: waarom zijn de figuren in sommige van zijn romans voor ons nog zooveel moeilijker te begrijpen dan Hamlet?
Het volgende lijkt mij een verklaring hiervan:
In de gedachten van Hamlet hoeft men niet te trachten, zooals maar al te velen gedaan hebben, een causaal verband op te sporen: juist het onbegrijpelijke op zekere punten geeft hem het eeuwige leven!
Men voèlt, en dat is het belangrijke, men voelt dat hij één is, dat hij handelt uit onpeilbare diepten waarin geen menschenoog vermag te ‘zien’, Shakespeare bij intuïtie ingegeven, niet geopenbaard.
Hamlet's handelingen en woorden zijn géén goochelende speculaties van 'n psychologiseerend talent, dat daar gaat fantaseeren (uit liefhebberij) waar ervaring en intuïtie ophouden....
Iedereen voelt dat onmiddellijk, voelt dat het géén ge-