Den Gulden Winckel. Jaargang 18
(1919)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
De geestelijke opbouwers van VlaanderenII. Mevrouw CourtmansGa naar voetnoot1)TERWIJL Hendrik Conscience in 't vaderland ‘zijn volk leerde lezen’, werd er van een andere zijde geijverd om èn ons volk èn onze taal beter te doen kennen en te doen waardeeren over de grenzen, bij onze Nederlandsche taalbroeders. Die nieuwe taak viel destijds hoofdzakelijk ten deel aan de Maldegemsche dichteres en romanschrijfster Mevrouw Courtmans, geboren Johanna Desideria Berchmans. In haar standaardwerk Von der Schelde bis zur Maas verhaalt Mevr. Ida von Reinsbergvon Duringsfeld omstreeks het jaar 1860 over deze, te Audeghem (Oost-Vlaanderen) den 6n September 1811 geboren, schrijfster: ‘Zy genoot het eerste onderwys by den dorpsschoolmeester, die de gewoonte had haar wekelyks een zijner eigenaerdige dichtstukken op te geven. Zyn jonge leerlinge leerde die graeg van buiten en onthield ze ook beter dan haer lessen. In den ouderdom van negen jaer werd zy op een kostschool te Lessines in Henegouwen geplaetst; daerna eindigde zy haer opvoeding, die geheel Fransch was, in het klooster te Gyseghem, in Oost-Vlaenderen. Van het Vlaemsch wist zij niets meer dan de tael van het dagelyksch leven en de rympjes van den ouden schoolmeester. Doch in 1836 huwde zy Jan Baptist Courtmans, die toen leeraer was te Gent en bevriend met de dichters Rens, Snellaert en Van Duyse; in het gezelschap dezer taellievende mannen hoorde zy niet alleen Vlaemsche gedichten voorlezen, maer ook over de Vlaemsche letterkunde in 't algemeen handelen. En ware dit ook niet zoo geweest, dan had zij, om het Vlaemsch niet te leeren liefhebben, Courtmans' vrouw niet moeten zijn. Haer groote dichtstukken bewyzen hoe zy, echt vrouwelyk, door dien mannelijken invloed tot vaderlandsliefde ontvlamde; zy handelen uitsluitend over vaderlandsche onderwerpen en werden byna alle bekroond. 't Was in het Nederduitsch Jaerboekje voor 1840 (van Vader Rens) dat haer eerste gedicht verscheen; sedert dien heeft zij rustig voortgewerkt, en, dit moet gezegd worden, in den zin van den Vlaemschen strijd. Onder deze vaderlandsche dichtstukken wordt haer Marnix van Sint-Aldegondis het meest geprezen; ik heb ten andere hooren zeggen dat deze vrouw, voor wat de vlaemschgezindheid betreft, niet door veel mannen overtroffen wordt. Nu, zij mogen er dan vele tot voorbeeld dienen! Zij boezemt een algemeen letterkundig belang in, byzonder door de gedachten en de verbeeldingskracht die zy in een buitengewonen graed bezit: daarby heeft zy het groote voordeel altyd vrouwelyk te blyven, en door alle jonge | |
[pagina 114]
| |
meisjes te kunnen gelezen worden. Haar Helena van Leliëndal verwierf in een pryskamp te Gent een eervolle melding. Na den dood van haer echtgenoot (die op 2 Juni 1856 te Lier overleed, waer hij leeraer in Nederlandsche tael- en letterkunde aan de stedelyke normaelschool was), verliet Mevr. Courtmans de stad Lier, waar zij twaelf gelukkige jaren had doorgebracht, om zich te Maldegem in Oost-Vlaenderen te vestigen en aldaar met haer dochters een school te openen. Het genootschap De Tael is gansch het Volk benoemde haer, in vergadering van 12 Mei 1858, terzelfdertijd als Sleeckx, tot briefwisselend lid’. Hier mag nog even bijgevoegd worden dat, ter gelegenheid der verschijning van haar gedicht over Maria Theresia, de toenmalige Keizer van Oostenrijk haar vereerde met een prachtig halssieraad, dat tot nu toe nog steeds als kostbaar erfstuk in de familie is bewaard gebleven. Het was echter Mevrouw von Reinsberg-von Duringsfeld niet gegeven de geheele ontwikkeling van Mevrouw Courtmans' talent te zien, daar dit zich hoofdzakelijk ontwikkelde van heur verblijf af te Maldegem. Tot dan toe had zij bijna uitsluitend de dichtkunst beoefend: haar hooger vermeld verhaal Helena van Leliëndal, evenals De Burgemeester van 1813, vond zij zelf, in verhouding tot wat ze later op romantisch gebied leverde, van te weinig waarde om in haar Volledige Werken opgenomen te worden, en hetzelfde lot onderging ook, hoewel om andere redenen, haar in het Nederlandsch tijdschrift Europa verschenen werk Drie Testamenten. In de nieuwe omgeving, waarin zij zich door den dood van haar echtgenoot verplaatst zag, wist Mevr. Courtmans zich weldra geheel en al in te burgeren, niettegenstaande de soms zeer hevige tegenwerking van achterlijke overheden, te meer omdat haar wijze raad en haar steeds bereidstaande hulpvaardigheid, gepaard aan groote menschenkennis en overwegenden invloed, in gansch het omliggende zeer hoog geschat werden. Door den omgang met allerlei menschen, die heur hun nood kwamen klagen en bij haar hulp, steun of voorspraak zoeken, leerde zij al beter en beter het volk kennen met zijn deugden en zijn gebreken, met zijn verzuchtingen en zijn eergierigheid, en verzamelde op die wijze tallooze bouwstoffen, die haar zeer wel van pas zouden komen bij de uitwerking van die gansche reeks boeiende volksverhalen met maatschappelijke strekking. Het was de Aardenburgsche letterkundige Vorsterman van Oyen, met wien zij steeds goede vriendschappelijke betrekkingen onderhield, die Mevr. Courtmans in aanraking bracht met de toenmalige meest verspreide Nederlandsche tijdschriften, en van dat oogenblik af wijdde zij zich bijna uitsluitend aan de verhalende letterkunde met maatschappelijke strekking. De Nederlandsche tijdschriften en de Nederlandsche uitgevers betwistten elkaar heur werken, die veel opgang maakten in Nederland, en die dan ook heur naam en faam in Vlaanderen verspreidden, waar zij al meer en meer haar grootere en kleinere verhalen deed verschijnen. De hooge waardeering, die zij in het broederland genoot, wordt wel gekenmerkt door het feit dat Mr. J.J. van Lennep haar het verzoek toestuurde zijn uitgebreid Klaasje Zevenster in het Vlaamsch om te werken - beter gezegd: op Vlaamschen voet te schoeien -, wat zij dan ook deed onder den titel van Nicolette, uit het Leven van een Vondeling, doch in een veel bondiger omvang dan het oorspronkelijke van Van Lennep: waar Klaasje Zevenster in de dichtgedrukte uitgave van Sijthoff drie zware deeltjes uitmaakt, beslaat Nicolette enkel één deel van haar minder dichtgedrukte Volledige Werken, ongeveer in hetzelfde formaat als Sijthoff's uitgave. In 't vaderland zelf mocht zij in 1865 den vijfjaarlijkschen prijs voor Vlaamsche letterkunde behalen met haar alom bekend en in onderscheidene talen overgebracht meesterwerk Het Geschenk van den Jager; en dat, hoewel zij Conscience, die toen in zijn vollen bloei was, tusschen haar mededingers telde! In 1884 werd er te harer eer een grootsch huldebetoog ingericht, waaraan de gansche letterkundige wereld van Vlaanderen deelnam; te dier gelegenheid benoemde de Koning der Belgen haar tot Ridder in de Leopoldsorde, en verschenen haar Volledige Werken, voor zooveel zij ze in deze uitgave wilde opgenomen zien, in 22 deelen bij den uitgever De Seyn-Verhougstraete te Roeselare. Buiten de drie hoogervermelde werken: Helena van Leliëndal, De Burgemeester van 1813 en Drie Testamenten, werd door haar ook nog uit deze uitgave geweerd haar bewerking van Genoveva van Brabant, na heur afsterven bij den uitgever Opdebeeck te Antwerpen in nieuwe uitgave verschenen, alsmede tallooze gedichten en menig tooneelstukje. In de Vlaamsche letterkunde neemt Mevr. Courtmans een bizondere en heel merkwaardige plaats is: zij is namelijk de éérste realist in onze taal, en heur optreden greep dan nog plaats in den vollen bloeitijd van het romantisch tijdperk in onze letterkundige ontwikkeling. Mevr. Courtmans, die een grondige studie gemaakt had van haar omgeving en de gave bezat natuurgetrouw heur indrukken te verwerken, gaf de werkelijkheid weer zooals ze zich aan haar voordeed, zonder ze te idealiseeren, en zonder af te dalen in het naturalisme, dat zoo menige bladzijde van Eugeen Zetternam ongenietbaar maakt voor kiesche ooren. | |
[pagina 115]
| |
Haar opvattingen en de wedergave ervan zijn altijd rein en eerbaar, maar zij dringt diep in de toestanden en de karakters in, om er al het mooie van te doen opmerken, zonder de minste overdrijving. Juist omdat men Mevr. Courtmans wil meten met de maat van de romantische letterkunde in plaats van met heur eigen maat, die van het realisme, maar van het gezond realisme, is men er toe gekomen, zelfs nog in onze dagen, haar te bevitten omdat zij iedereen recht laat wedervaren en ieder op de plaats stelt die hij bekleedt, wat toch een éérste vereischte is voor al wie de wezenlijkheid der maatschappelijke betrekkingen wil onder de oogen zien en nauwkeurig beschrijven zooals zij zich voordoen. 't Is juist in die grepen uit het leven, die een zoo gewichtig bewijsstuk leveren voor de maatschappelijke ontwikkeling van Vlaanderen in de XIXe eeuw, dat zij bizonder uitmunt. Hoe heerlijk zangerig ook haar Geschenk van den Jager is, hoezeer het ook algemeen wordt aangezien als heur meesterwerk, toch moet het voor mij, me steunend op de zuiver maatschappelijke ontwikkeling van heur schrijversgave, onderdoen voor die doorleefde en doorvoelde tafereelen uit het volksleven, die wel van minderen omvang zijn, doch den lezer aangrijpen en medesleepen door hun diepgevoelde en natuurgetrouw weergegeven wezenlijkheid. Ik denk hier bij voorkeur op De Bloem van Kleyt, dat voor mij, en voor velen met mij, het mooiste werkje is dat ooit uit haar pen vloeide, en dat dan ook, evenals onderscheidene andere, in menige vreemde taal is overgebracht. Maar bijna even mooi, zoo niet even mooi, zijn die fijne, invloedrijke en zonder kunstmatigheid - wat waarlijk niet beteekent: zonder kunst - neergeschreven volksverhalen De Zoon van den Mosselman, Uit liefde getrouwd, en zoo menige andere, ware lichtteekeningen, waarin de ouderen van dagen, in de omstreken van Mevr. Courtmans' woonplaats, de oorspronkelijke en daar geleefd hebbende personen soms nog weten te herkennen. Ofschoon Mevrouw Courtmans vooral uitmunt in de kleinere verhalen, in die wedergave van een werkelijkheid op de gevoelige plaat van haar verfijnden geest, vinden we toch die bizondere gave van het zuivere, reine realisme ook weder in menig van haar grootere werken, in Roza van den Boschkant, in De Hoogmoedige, in Moeder Daneel, bij voorbeeld. Het realisme in de maatschappelijke en huiselijke toestanden is haar bevoorrechte begaafdheid, en dit uitbeeldend met het talent, de kieschheid en het opbouwend inzicht, die haar eigen zijn, heeft zij met haar werken dien grooten bijval verworven, die haar nimmer ontbrak, en die haar thans nog tot een immer geliefd schrijfster stempelt. Wanneer zij echter dit gebied, haar eigen gebied, verlaat, verliest zij ook menige van haar bewonderenswaardige hoedanigheden, mijns inziens althans. Zoo is het dat ik niet bizonder houd van haar Bertha Baldwin, het nochtans door menigeen hooggeprezen vaderlandsch verhaal, dat beter door een romantischen geest als dien van Conscience zou geschreven zijn, dan door de nuchtere, bezadigde, dichterlijke en toch realistische beschrijfster van het Meetjesland. Ik weet wel dat heur ervaren pen op elk gebied thuis is, maar toch ligt heur talent, heur schrijversgave, meer op het gebied der maatschappelijke strevingen, op dat van het zuivere romantisme. Voor heldenromans was zij, mijns inziens, de vrouw niet. Van Mevrouw Courtmans' werken, ook van die welke van heur eigen gebied afwijken, gaat een voortstuwende kracht uit tot al wat waar, goed en schoon is. In dit opzicht spant Het Rad der Fortuin, als verheerlijking der wilskracht, de kroon; niemand kan dit werk, dat in zekeren zin een autobiographie mag genoemd worden, lezen zonder den invloed te ondergaan van den edelen, zelf zoo wilskrachtigen en doordrijvenden geest, die dit verhaal schiep; het bezielt tot zelfdurf, krachtdadigheid en werkzaamheid en wekt den moedeloozen geest op tot ernstig opgevatte werkzaamheid. Meer dan twintig maal heb ik het gelezen en herlezen en steeds ondervond ik den invloed van dezelfde machtige stuwkracht. Ten andere, al heur personen, in al heur werken, zijn mannen en vrouwen met vleesch en bloed, met geest en spieren, en men zou er tevergeefs zoeken naar wufte helden en heldinnen die op een zeker oogenblik niets beters wisten te doen dan tooneelfrazen te uiten en tranen te storten, redmiddel dat wel op zwakke geesten invloed uitoefenen kan en dat deze heel mooi kunnen vinden. Van dit laatste, het tranenstorten, vooral, heeft o.a. Conscience wel eenig misbruik gemaakt. Bij Mevrouw Courtmans vindt men het niet. Zij toont ons de zaken zooals ze zijn en niet zooals ze in een romantischen geest van gedaante veranderen. En bovenal, wat mijns inziens haar grootste verdienste is, tezelfdertijd als wellicht de voornaamste reden van den hoogen, veredelenden invloed dien zij uitoefende en nog lang uitoefenen zal: geheel haar omvangrijk werk staat in het teeken van de werkzaamheid, van de krachtdadigheid den Vlaamschen landaard eigen. Om deze reden alleen reeds zullen haar werken nog steeds gaarne gelezen en herlezen worden, wanneer die van menige harer nochtans verdienstelijke tijdgenooten reeds geruimen tijd onder het stof van vergeten boekenplanken zullen bedolven zijn. De verdienstelijke vrouw stierf te Maldegem op 22 September 1890, door iedereen betreurd, ook door de armsten, die in haar hun weldoenster en | |
[pagina 116]
| |
immer onbaatzuchtige raadgeefster vonden. Een eenvoudige grafzerk wijst, op Maldegem's kerkhof, de plaats aan waar de krachtdadige vrouw de eeuwige rust geniet, en de Vlaamsche dichter Karel Bogaerd wijdde haar deze woorden, die haar gansche werkzaamheid omvatten: Haar leven was een lange strijd;
haar hart, haar gansche ziel
heeft zij heur land en volk gewijd
tot ze in de worstling viel!
Zij viel, maar als de zon die daalt
en de afgelegde baan
nog lang met gouden glans bemaalt
na 't heerlijk slapen gaan.
Zij viel, maar boven 't eeregraf,
waarrond wij rouwend staan,
zwaait reeds de Onsterflijkheid den staf. -
Haar naam zal niet vergaan!
Die naam, den dood, het graf te sterk,
leeft voort bij 't nageslacht,
in 't onverganklijk reuzenwerk,
door haar tot stand gebracht!
Oostende. EDWARD PEETERS. |
|