Den Gulden Winckel. Jaargang 18
(1919)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Het laatste werk van RostandGa naar voetnoot1)HET najaar van 1918 bracht, met de griepepidemie, den dood van Frankrijk's grootsten hedendaagschen dichter; en dit voorjaar - laten wij om dien prachtigen romanticus romantisch worden - de bloemen op zijn graf. Zijn uitgever, in practisch-dankbare herinnering aan zijn en des publieks geliefden zanger, zond Rostand's oorlogsboek de wereld in, zeer zeker meer om de vrijgevige nieuwsgierigheid der lezers te bevredigen, dan om 's schrijvers gedachtenis eer aan te doen. Want een oorlogsboek is en blijft een oorlogsboek, en dat wil zeggen: een minderwaardig werk. Laat een mysticus beweren: ‘Immers, uit een kwaad wordt geen goed geboren!’; en laat een nuchter beschouwer berekenen, dat de oorlogsboeken òf tendentieus maakwerk waren, òf dagteekenen uit een eerlijk exaltatie-tijdperk waarvan het evenwichtzoekende brein zich spoedig herstelde, de eenvoudige getuigen zijn: alle oorlogsproducten der groote meesters zelf. In Maeterlinck's Debris de la Guerre is het eenige belangwekkende dat, wat hij lange jaren vóor den oorlog schreef. France's patriotische werken uit de gruweljaren, Bourget's eeuwig-aanvloeiende conflicten tusschen liefde en godsdienst (Le Sens de la Mort, Lazarine en Némésis); Verhaeren's Ailes Rouges en Loti's Hyène Enragée halen niet bij wat de auteurs in vredestijd aan zuivere, innige meesterwerken schiepen. Ook Rostand heeft de oorlog geen goed gedaan. Zijn Vol de la Marseillaise lijkt op een mooi geslaagde nabootsing van Rostand's kunst, door een geestigen, grappigen, goed met Hugo bekenden journalist. Het boek stelt zelfs teleur, na de geruchten als was de overledene in zijn laatste levensjaren bezig aan een don Quichotte (één van de heldenfamilie Cyrano-Flambeau-Straforel), die Chantecler in rostand-heid zou hebben .... overvleugeld! En de uitgever doet er goed aan, zijn inleiding te beginnen met den zin: ‘Ce n'est pas ici l'oeuvre qu'avait rêvée l'auteur’. - Het is ook lang niet wat wij gedroomd hadden.
* * *
Ziehier den draad die door den bundel loopt: het is de levensgeschiedenis van de Marseillaise, van haar geboorte af, te Straatsburg in het steegje waar Rouget de l'Isle woonde, tot even voor haar glorierijk rustmoment: den wapenstilstand van 11 November '18. Na een rondvlucht van 126 jaar zou het Lied zich neerzetten op het Vredescongres, - maar het slotlied op haar eindelijk bereikt doel, ‘Elle se pose’, kon niet verder komen dan een concept. Doch over haar zwerftochten tusschen 1792 en 1914 gewaagt de dichter niet na zijn eersten zang. Hij toont ons haar bedrijvig af- en aanfladderen gedurende de oorlogsjaren. De opzet is episch, de uitvoering kleintjes. 't Is het euvel van al | |
[pagina 82]
| |
Rostands scheppingen sedert Chantecler, ja, zelfs al sedert l'Aiglon geweest: grootsch als totaal, en samengebouwd uit futiliteiten. Een pyramide van fijn-émaillen juweeltjes. Een oerwoud van peterselie. Een wereldstad van luxe-hondemandjes ... En toch ontroert die overal-doorstralende, alles-beheerschende, alles-bezielende Marseillaise, het verzwegen leitmotiv van het Fransche bewustzijn ... De Marseillaise, het lied dat den naam draagt van de zuidelijke stad waar Rostand in 1868 geboren werd, ontstond in het politiek zoo belangwekkend Straatsburg. Er was een Hymne noodig, in die spannende dagen van 1792, en Rostand aarzelt niet, met een welwillende goedgeloovigheid die het publiek bekoort en waaraan hij zelf zeker niet àl te ernstig geloofde, die noodzakelijkheid voor te stellen als de mystieke verwekker van het lied (de gansche bundel
Edmond Rostand
is trouwens, à la Hugo, doorspekt met geaffecteerd-aandoende verpersoonlijkingen, aangekondigd door de drukke herauten hunner hoofdletters!). Het volkslied maakt de grootste oogenblikken der Fransche geschiedenis mee. Wij zien het te Jemmape, te Brussel, te Parijs; na Marengo wordt de Elzasserin een wereldveroverende Fransche. - Napoleon, Louis Philippe ... dan: een pauzé. De geest leeft voort: in proza- en bouwkunst! De klanken leven voort: in de volks-harmonica, de buurtfanfares ... En die decadentie geeft Rostand weer zoo'n echt ouwerwetsche woordspeling in den mond: Est-ce qu'on va pouvoir, grande Voix étouffée,
D'entre les orphéons ressusciter Orphée?
Maar éen enkele nacht heeft haar weer op haar voetstuk, en vandaar in haar activiteit gezet: Il n'a fallu
Qu'un soir de samedi, qu'un matin de dimanche
Et deux petits drapeaux sur une affiche blanche.
En wij hebben weer in deze verzen het voorbeeld van Rostands onwankelbaar-classiek genie: den eenvoud der gedachte te wekken door den buitengewonen eenvoud van die twee vlotte verzen! En midden in het hoog-edele (vaak emphatische) de schelle kleur van het alledaagsche (vaak laagbij-den-grondsche). Daarin ligt het geheim van den prettigen glimlach, die de neiging verraadt, Rostand een humorist te noemen: Et le chant, formidable ‘alea jacta est’
Sort de tous les wagons de la Gare de l'Est.
En het eind van den lofzang zegt ons, hoe de Marseillaise, die geest is, eeuwig krachtig, en eeuwig dezelfde blijft, - haar refrein zal àltijd de zielen ten edelen strijd wekken - terwijl de oorlog zelf, die stof is, in voortdurende verandering: wapens, prikkeldraad, enz., een onophoudelijk ongeluk en een ongewijzigde rampzaligheid zal brengen. Dan volgt het poëtisch dagboek der oorlogsgebeurtenissen, in gedichten van allerlei vorm en aard; de bekende romantische strofe van vier, met gekruist rijm (dat wel nog steeds gekke bokkesprongen maakt, maar toch niet meer zoo doorloopend onthutsend is als bv. in de frissche, te cerebrale Musardises); de classieke afwisseling van lange met zeer korte verzen, Malherbe in het moeielijk!; het eenvoudige achtlettergrepige vers van een liedje; maar steeds is, zooals in de hierboven aangehaalde regels, die vorm in bewonderenswaardige harmonie met de uitgedrukte gedachte. Meer dan ooit toont de dichter hier zijn voorkeur voor het gebruik van eigennamen en woorden uit vreemde talen, met ongeloofelijke behendigheid aangewend tot het bekomen van woordspelingen of stafrijmen. Voorbeelden van combinaties als: Potsdam - quidam; lequel - Miss Cavell; fat - Kronrat; Tisza - attisât; oiseau - Isonzo; Joffre - j'offre; Tulff von Tschepe und Weidenbach - colback; chapeau - Edgar Poe, enz. enz. en encyclopaedistische rijmen, in een sonnet, als: bibliothèque - anthropopithèque zijn bij de vleet in den bundel te vinden. Zij geven er vaak iets onserieus', iets revue-achtigs aan, een zwak dat bv. Chantecler in miscrediet bracht. En dan die toespelingen, voortbrengselen van een àlzijdig ontwikkelden amuseur, welke bij den min of meer ebenbürtigen lezer een gevoel van ijdelheidsvoldoening opwekken! Wij wezen op de waarde van dit genot in ons artikel over Rostand, | |
[pagina 83]
| |
verschenen in de ‘Nieuwe Amsterdammer’Ga naar voetnoot1). Zoo noemt hij bv. Wilhelm, die in Juli 1914, terwijl de oorlog werd bewerkt, een ‘vredesreis’ naar Engeland deed, den ‘Prussien-Volant’ op zijn ‘Yacht-Fantôme’; en wijlen keizer Frans Jozef is de echte Veuf-Joyeux, die een weensche wals fluit; een vorst? - neen! dit land kent geen Roi LearGa naar voetnoot2), maar wel den Roi LéharGa naar voetnoot2). Een van de mooiste gedichten uit Le Vol de la Marseillaise is ‘Mort à Cheval, au galop’, dat een toonbeeld is van behendigheid in rhythme en rijmvaardigheid: niet minder dan twaalf rijmwoorden beantwoorden het refrein dat den titel uitmaakt. En wat is déze strofe ècht Rostandesk, van plastische uitbeelding, ironie, beknoptheid, symboliek, dat alles gevat in vier vlugge verzen die den slaafschen Duitscher moeten bespotten: Insolents, mais faisant, dès que le dieu ricane,
Un plongeon,
Car ils ont avalé leur canne, mais leur canne
Est en jonc!
Wij vinden ook een sonnet ter eere van de verwoeste kathedraal van Reims (pag. 46). Dit onderwerp had o.m. ook Paul Fort in zijn Poèmes de FranceGa naar voetnoot3) (pag. 16) en Verhaeren in zijn Ailes Rouges (p. 35) tot een haatgedicht geinspireerd. De beide gedichten Les Disparus en Le Nom sur la Maison, die zeer mooi zijn, verschenen in de Lectures pour Tous. Wij gaven er toen een bespreking van (zie hooger), waarnaar wij dus voor bizonderheden kunnen verwijzen. Twee staaltjes van Rostand's bewonderenswaardige veelzijdigheid zijn het spotdicht Bülow (p. 108-114) en het volgende La Charge (p. 115-121), waarin achtereenvolgens alle soorten vergiftige gassen en alle soorten daardoor ontstane ziekten en kwalen verpersoonlijkt in stoet voorbijtrekken. Laten wij ten slotte opmerken, dat dit boek merkwaardig is uit twee oogpunten. Het geeft een juisten kijk op Rostand's gedachtengang, in de laatste jaren van zijn leven, en vormt dus een waardevol document voor de bestudeering van zijn geheele werk. - De uitslag van een vergelijkende beschouwing valt dan niet in het voordeel uit voor zijn laatste boek. En anderzijds doet het ons ook inzien, welke plaats de dichter innam in zijn tijd. Hij was niet van zijn tijd. Als kunstenaar was hij een late uitlooper van het toen verloren, eigenlijke romantisme; als mensch toont hij zich vaak, zooals in zijn gedicht Rome (p. 127-132) het bewijst, een naïef nationalist, die tot een zich afsluitende periode behoort. Indien tenminste al die idealistische welwillendheid die hij bij de aangesloten strijdende volkeren veronderstelt, te goeder trouw verondersteld werd ...
MARTIN PERMYS. |
|