Den Gulden Winckel. Jaargang 18
(1919)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNog eens: de Vlaamsche beweging en de heer PermysWat baten kaars en bril
Als de uil niet zien en wil?
Indien ik mij even - zéér kort - bezig houd met het antwoord van den Heer Permys op mijn verweer tegen de uitlatingen, die hij ten beste heeft gegeven over de Vlaamsche BewegingGa naar voetnoot1), dan is het niet om te wijzen op den hooghartigen toon van zelfbewustheid, dien de Heer Permys ten tweede male meent te moeten aanslaan; ook niet om aan te toonen, dat zijn stukje leeg en hol van bewijsvoering is, en gekenmerkt wordt door een kwâjongensgeest van ‘lekker, ik wìl, ik doe het tòch’ (bewijze o.a. zijn gebruik van Fransche woorden); maar alleen om de aandacht te vestigen op het slot van bedoeld antwoord, waarin de Heer Permys de verbijsterende meening durft neerschrijven: ‘Zoo was de Fransche partij ook, en is nog, de machtigste (in Vlaanderen n.l.) en daar kan men (ook) niets aan doen’.
In gemoede, is het niet treurig? Omdat de Franskiljons op het oogenblik de baas zijn in Vlaanderen, moet het Vlaamsche volk zijn ondergang lijdzaam tegemoet gaan, en geen vin verroeren om het onheil af te wenden. Fier standpunt, voorwaar! Wat was het toch verkeerd en dom van onze voorouders zich te verzetten tegen den Spaanschen overheerscher. Hij was immers zoo sterk! We hadden hem rustig zijn gang moeten laten gaan, nietwaar M. Permys?
Om aan te toonen wat thans in het gemoed der zelfbewuste Vlamingen omgaat, verwijs ik naar het warm geschreven artikel van Emiel Hullebroeck, ‘Tot Afscheid’, verschenen in de N.R. Crt. van 20 April. Ik stip er eenige zinnen uit aan: ‘De Vlaamsche Beweging is een democratische beweging, geboren uit het volk. (De Heer P. vindt haar “eenigszins geforceerd” en “kunstmatig”). Zij moet het winnen tegen de bezitters, de katoenbarons, de geldmannen, die bijna allemaal Franskiljons, d.i. Vlaamschhaters zijn, en die door hun reusachtige fortuinen, verdiend met het zweet der Vlaamsche bevolking, een niet geringen voorsprong hebben’. En verder: ‘Vlaanderen wordt weer vrij, dat is mijn vaste overtuiging’.
Arme Hullebroeck! De Heer P. kijkt minachtend en met een glimlachje-van-ik-weet-wel-beter neer op zoo'n ‘nationalistisch-bekrompen standpunt’. Men vraagt zich af, waarom voormannen van de Vlaamsche Beweging als Aug. Vermeylen, Pol de Mont, Frans van Cauwelaert zich steeds hardnekkiger blijven verzetten tegen de ‘geconstateerde werkelijkheid’. Gij allen, kortzichtige, verstokte Flaminganten, hebt die werkelijkheid, volgens het orakel-woord van den Heer P., eenvoudig te aanvaarden, - zoo niet, zijt ge elk op Uw beurt ‘een, bovendien niet eens sympathieke, Don Quichotte’.
Amsterdam, April '19. D.P. ABRAHAM.
Het debat over deze quaestie is hiermee gesloten. (Red. D.G.W.) |
|