Den Gulden Winckel. Jaargang 17
(1918)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen vrouwen-spiegelDas Bild des Weibes, door Etta Federn-Kirmsse. (Delphin-Verlag, München 1917).‘WOMEN, even the loveliest of dream Joannes, are a mistyfying race’, overpeinst in een oogenblik van vrouwenkennis-openbarende wijsgeerigheid de jeugdige Asticot, in Locke's ‘Beloved Vagabond’, en zijn uitlating moge dan al als een persoonlijk getuigenis, en derhalve van niet algemeen-geldende beteekenis te beschouwen zijn, in elk geval is een grond van waarheid in zijn oordeel niet te miskennen. Want ja, is er wel iets moeilijker te doorgronden dan het raadsel ‘vrouw’? Een te-over-gebruikte gemeenplaats, dit? Ai, maar waarom dan dat nimmer-eindend pogen, om het beeld der vrouw te teekenen, te omschrijven, te verklaren? En zìjn we niet, inderdaad, dankbaar voor elken roman, elke beschouwing, die ons weer een klein eindje verder op weg helpt? Hoewel, heeft Oscar Wilde al niet gewaarschuwd, nooit te trachten een vrouw te verstaan, omdat dit tóch nimmer gelukt, en versterkte niet Paul Heyse dit oordeel, toen hij schreef, dat de gansche opvoeding der vrouw nergens anders op gericht is dan om een komediespel te spelen dat het werkelijk wezen der speelsters achter een bekorend konventioneel masker verbergt, en haar ware gestalte zoo weinig mogelijk laat doorschijnen? Waarmede ik maar zeggen wil, dat ge u niet moet voorstellen, in dit verzamel-boekje, bloemlezing van wat mannen en vrouwen hebben geschreven over ‘de vrouw’, bijeengegaard door de sympathieke schrijfster van ‘Christiane von Goethe’Ga naar voetnoot1), 'n ten-voeten-uit geteekend beeld der vrouw te zullen vinden. Etta Federn erkent trouwens zelf, dat zulk een teekening onmogelijk is. ‘Aber es ist nicht die Absicht der Sammlerin gewesen, hier auch nur eine Art Vollständigkeit zu bieten, denn diese würde ein lexikographisches Werk von unerhörtem Umfang bedingen, eine Lebensart erheischen - und am Ende des ihr | |
[pagina 88]
| |
gewidmeten Lebenswürde die schmerzliche Erkenntnis sich aufzwingen, dass das Erstrebte eine Unmöglichkeit sei. Nein, die Unvollständigkeit ist bewuszt ...’ ‘Willkürlich und launisch ist die getroffene Auswahl, möge man sie nehmen, wie sie geboten wird - als buntes Kaleidoskop. Und es war auch nicht ein erstrebtes Ziel, in den angeführten Zitaten tatsächlich das geistige Verhältnis des Autors oder der Autorin zum Weibe zu charakterisieren. Nur die “Frau” selbst sollte charakterisiert, nur sie bezeichnet werden’. Wat Etta Federn dan wèl wil? Laat ze het u zelf zeggen: ‘Dàs wäre vielleicht der höchste Zweck dieser Sammlung, beizutragen zu der Einsicht, dass “die Frau” nicht existiert, sondern nur “die Frauen”, von denen jede anders ist, jede ein Individuum, und manche eine Persönlichkeit. Auch hier besteht das Goethesche Wort: “Was ist das Besondere? Millionen Fälle”. Und diese “Millionen Fälle” werden noch recht zur Anschauung gebracht durch die Fülle der Abbildungen, die in Ihrer Verschiedenartigkeit des Darstellers wie der dargestellten Auffassung des Weibes das Kaleidoskop ergänzen oder gar wieder ein andersartiges bilden’. En tot het bijbrengen van dit inzicht: het bestaan niet van ‘de vrouw’, doch van ‘de vrouwen’, wordt dan een poging gedaan in circa 80 bladzijden citaten van bekende en minder bekende, geestige en hypochondrische, gemoedelijke en zwaarwichtige mannelijke en vrouwelijke auteurs. We vinden er den paradoxist Oscar Wilde en den koelen, nuchteren Otto Weininger, den van vrouwenlof overvloeienden Grillparzer en den fellen, op-'t-onredelijke-af vrouwenhatenden Schopenhauer, de teere Ada Negri naast de kritisch-scherpe, met één rake snede harer zusteren zielen blootleggende Ricarda Huch. Deze reeks van fragmenten, aphorismen en gedichten is verdeeld in de rubrieken: De vrouw als meisje; als bruid; de vrouw in 't huwelijk; als moeder; de vrouw in den ouderdom; de vrouw in 't algemeen; de vrome vrouw; de vrouw in de erotiek; de vrouw als deerne; de vrouw als dame; de vrouw in het beroep; terwijl het slot ons geeft: de vrouw als vorstin. En, volgens de belofte, vinden we van dit alles ver-beeld in wat de beste kunstenaars hebben gewrocht. Er zijn afbeeldingen van Frans Hals' Visschersmeisje; Titiaan's Venus; Rembrandt's Hendrikje Stoffels; Rubens en Murillo; Velasquez en Rafaël; Boucher en David; Gainsborough en Mad. Vigée le Brun; maar ook impressionisten als Millet en Manet; Corot en Renoir vonden een plaats; we zien houtsneden van Daumier en Dürer bij penkrabbels van Matisse, Steinlen e.a. En dit alles in bonte mengeling. Doch heeft Etta Federn ons niet tevoren gewaarschuwd? ‘Es ist ja ein Buch der Frau! Und Willkürlichkeit ist die Eigenschaft, die Gegner wie Verehrer tadelnd und lobend jederzeit der Frau zuerkannt haben’. Maar dìt bovenal stempelt ‘Das Bild des Weibes’ tot een zoo verheugend verschijnsel: dat in deze tijden van brallend chauvinisme en tot-schreienstoe belachelijk Gott-strafe-dom, een duitsche vrouw moed vond een boekje saam te stellen, waarin met verblijdende breedheid van opvatting ook den ‘vijanden’ een plaats werd gegund. Alles bij elkaar: een boekje, om steeds bij de hand te hebben, en ons in oogenblikken van verpoozen hetzij den glimlach van den goedmoedigen spot om de lippen, hetzij den verhelderden blik der begrepen veropenbaring in de oogen te brengen. Want mèt Etta Federn gevoelen we, dat een teeken van onzen tijd is: ontleding, verklàring van de vrouwelijke psyche. En immer meer willen wij verstaan van de vrouw, de moderne, wier anti-conventioneele ziel Ella Wheeler Wilcox zich deed uitspreken in heur ‘The younger born’: We are the little daughters of Time and the World his Wife, R. PIÈRRÈS. |
|