Den Gulden Winckel. Jaargang 17
(1918)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Het militairisme in de nieuwere Fransche romantiekIIIGa naar voetnoot*)Henri Lavedan: ‘Servir’ et ‘Les Beaux Dimanches’.HENRI LAVEDAN is een van Frankrijks diepzinnigste kunstenaars. Hij werd in 1859 te Orléans geboren, en boekte op zijn twee-en-twintigste jaar zijn eerste groot succes: dat was de opvoering van Une Famille in het Théâtre-Français. Sindsdien wisselden luimige en diep-ernstige tooneelen romanwerken elkaar af. Een van zijn beroemdste boeken is zeker wel Le Prince d'Aurec, de bijtende, geestige satire tegen de snobs-aristocratie. Dit stuk werd in 1894 vertoond en dadelijk geestdriftig toegejuicht. Doumic, de bekende criticus, stelt Le Prince d'Aurec op gelijke hoogte met Augier's Le Gendre de Monsieur Poirier, waarvan hij het ‘de gemoderniseerde weergave’ vindt; en dat is zeker een schitterend compliment! M. Poinsot, in zijn werk over het Fransche tooneel door de eeuwen heen, voegt eraan toe, dat Lavedan's tragedie Le Duel eveneens tot de prachtigste gewrochten mag gerekend worden. Noemen wij nog de voor 't minst bij titel gekende stukken: Le vieux Marcheur, Le Nouveau Jeu en Le Marquis de Priola. Servir behoort tot die groep van zijn kunstvoortbrengselen waarvan Emile Faguet zei: ‘Des pièces très dramatiques (dans lesquelles) il remue profondément les sensibilités’; Les beaux Dimanches, waaruit wij straks enkel terloops het militaire element naar voren zullen halen, maakt integendeel deel uit van de serie luchtige schetsjes:... ‘des pièces très légères’, noemt Faguet ze in zijn Petite Histoire de la Littérature Française, ‘et d'une verve délicieuse, (où il) fait éclater le rire des plus honnêtes gens et des plus sévères’.
* * *
Servir is een oorlogstooneelstuk. 't Werd voor het eerst vertoond in het Théâtre Sarah-Bernhardt, den 8en Februari 1913. Een buitengewone avond! Het publiek was geweldig onder den indruk. - Nu is de inhoud ook van dien aard, om den Franschman, die licht te ontroeren is zoodra men het begrip ‘vaderland’ aanraakt, zijn koelbloedigheid te doen verliezen. Zooals in Le Soldat Bernard, maar ditmaal met de krachtdadige medewerking van de plastische en dramatische tooneelkunst, wordt de onontkoombare invloed uitgebeeld, dien het leger, dien de oorlog uitoefent op den meest sceptischen, den kalmsten geest, tot zelfs op het moederhart. De oud-kolonel Eulin heeft, na zijn eervollen diensttijd, een spionnage-ambt voor 't vaderland aan- | |
[pagina 82]
| |
vaard. In '70 deed hij zich door zijn schitterend gedrag opmerken; hij kan, als soldaat met hart en ziel, aan het militaire leven geen vaarwel zeggen. De vurige liefde voor zijn geboortegrond en voor het dienen, de taaie geestdrift voor de revanche hebben in zijn gemoed alle ander gevoel verdrongen, en dat geeft soms aanleiding tot oneenigheid met zijn vrouw, die, o schandelijke zwakheid! meer verdriet voelt over den dood van haar oudsten zoon - op het veld van eer gevallen! -; meer angst om het lot van haar tweeden, die nu in Marocco strijdt; meer teederheid voor haar jongsten zoon Pierre, die ook al, en tegen wil en dank, voor het vreeselijke vak wordt opgeleid, - dan eerbied voor de Vlag, die Eulin in '70 op de Duitschers veroverde. Bij die huiselijke verdeeldheid komt nog de achterdocht. Verre van te vermoeden dat haar man geheime staatsdiensten verricht, komt zij er door zijn veelvuldige en onverklaarbare afwezigheden toe, hem te verdenken, ook als echtgenoot in gebreke te zijn; en dàt geeft haar niet de mìnste smart. Maar Pierre, haar jongste zoon, die zoo innig intiem met moeder spreken kan, heeft haar pijnlijk vermoeden geraden en stelt haar gerust: ‘J'ai l'absolue conviction, tu m'entends? qu'il n'a jamais donné, si petite qu'elle soit, une part de son coeur à une autre femme qu'à la sienne. Non, si tu veux que je te dise, tout ce qui t'arrive, ce n'est pas la faute du mari, c'est la faute du soldat. Zóó hevig is Pierre antimilitairist, zooals Georges Bernard een legerhater uit intellectueele beweegredenen; en hij is niet beschroomd dit zijn vader herhaaldelijk te laten merken. Zulk een sterk en logisch gevoel door de macht van den absurden hartstocht te doen omslaan in onweerstaanbare liefde voor den oorlog, is een onderneming die op zichzelve al diepen eerbied moet afdwingen, en die van het stuk ook werkelijk een schepping maakt, zooals de Pawlowsky in de Comoedia, Souday in de Eclair en Doumic in de Revue des Deux-Mondes schreef, in uitbeelding en conceptie gelijk aan de klassieke, Corneiliaansche tragediën, of die kan toegevoegd worden, als dramatisch hoofdstuk, aan Vigny's Grandeur et Servitude militaires. De jonge man heeft, in zijn scheikundige studiën, een geweldig ontploffingsmiddel ontdekt; zijn moeder is de eenige wie hij zijn geheim mededeelt; en samen spreken zij af, de uitvinding te niet te doen, om zóó te voorkomen dat er nòg meer zou bijdragen tot de vernieling der menschheid. Maar de vader is hun voorgeweest. Eerst en vooral heeft hij alle handelingen van zijn zoon afgespied; hij is in het buitenhuisje, waar het kostbare poeder en de chemische formulen bewaard worden, binnengedrongen en staat op het punt, zijn ex-generaal en den Minister van Oorlog den schat over te reiken... Daar staat zijn kind tegenover hem! Een angstwekkend en spannend tooneel speelt zich tusschen hen beiden af; de moeder weet een handgemeen te voorkomen; en dàn komt het vreeselijk nieuws: Jacques, de zoon in Marocco, is laaghartig door de inboorlingen vermoord... In den laatsten ademtocht van het stuk ligt de ‘péripétie’: de seconde waarop de moeder den dood van haar zoon - den tweeden die sneuvelde! - verneemt, breekt haar moederliefde in gloeienden haat los: Mme Eulin: - Admirable enfant! Ah! le venger! Si j'étais homme! * * *
Wie na lezing het boek sluit of na afloop van de voorstelling huiswaarts keert is onder den indruk van de geweldig-pakkende effecten. Machtig is de invloed van Lavedan's geestdrift en van het beroemde temperament der Fransche acteurs. Maar is de betoovering voorbij en komt het verstand aan de beurt, dan zal bezadigd denken ons er toe brengen, den inhoud wellicht tè romantisch en de strekking zeker tè ... tendentieus te vinden. Vragen wij ons af: - Kàn een moeder wel uit andere overwegingen dan uit verblinde drift haar derde kind offeren, òmdat zij er reeds twee verloor? - Kàn een vurig, intellectueel antimilitarist in éen oogwenk zijn theorieën aan kant doen om zijn broers te wreken? | |
[pagina 83]
| |
Dan vinden wij, in het ontkennend antwoord, de groote trekken van de onwaarschijnlijkheid die het stuk ontsiert. Of het is mogelijk dat het rampzalige bericht van Jacques' dood in hun beider zielen die opwelling verwekt, en dan is het onjuist om op een zoo tijdelijk gevoel een tragedie te bouwen, te meer, daar dat gevoel als eindpunt, als culmen van het stuk word voorgesteld. In ieder geval lijkt ons de verdediging van het militairisme hier op wankele grondvesten gebaseerd. De aard-zelf der dramatische kunst heeft er schuld aan, dat sommige tooneelmatige schikkingen leidden tot wat wij beschouwen als onwaarschijnlijkheden van ondergeschikt belang. Als zoodanig noemen wij: het rendez-vous van Eulin met den Minister van Oorlog, ergens in een verscholen buitenhuisje waar ook Pierre en zijn moeder hun samenkomst hebben; - en vooral dat, op het oogenblik waarop Mme Eulin uitroept: ‘Ik wou dat de oorlog losbrak!’, een kanonschot weerklinkt en Eulin's antwoord klaar ligt: ‘Daar heb je 'm’. Doet dat niet denken aan de cliché-passage, in elk ouderwetsch melodrama te vinden: ‘Waar blijft toch de uitverkorene mijns harten? (tusschen de coulissen turend): Maar wat is dàt? Mij dunkt, daar nadert hij! ...’
* * *
Wij vestigen des lezers aandacht op deze profetische tirade: Le Ministre: ... D'accord avec nos amis et alliés, nous avons, devant tout refus d'excuses, cru impossible de subir ce nouvel affront. Zoo gaat het. Lavedan voorzag de historische leugen van: ‘Men drukt ons het zwaard in de hand’. Terwijl de gewone stervelingen in onbekommerd vertrouwen leven, en hoogstens, voor de waarschuwing van wie het beter weet, de schouders ophalen, heeft de kunstenaar het droeve voorrecht, bij intuïtie te raden wat geheimen de diplomaten onderling afspreken, en welke beslissingen de militaristische geest hen noopt te nemen, buiten meeweten van het volk, mèt het volk als werktuig - en ten koste vàn dat werktuig... Het andere boek heet Les Beaux Dimanches. En weer zien wij hoe een oppervlakkig, komisch bundeltje schetsen met heel gewone en ‘burger’ onderwerpen, hier en daar den sluimerenden revanche-geest door laat schemeren. Datzelfde troffen wij in Allais' Le Captain Cap (zie Inleiding), datzelfde treedt duidelijker in Rolland's La Nouvelle Journée op den voorgrond; wij ontmoeten het in Ancey's beroemd persiflagetooneelstuk Ces Messieurs en in heel wat romans van Marcel Prévost, Mr. et Mme Moloch b.v.; meer rechtstreeks spreekt het uit de serie Elzas-romans van J. en F. Régamey (Récits d'un vieil Alsacien; Au service de l'Alsace; Jeune Alsace enz.). Les Beaux Dimanches zijn geestige verhaaltjes over de zondagspret van de kleine burgermenschen. Vruchtbaar onderwerp voor den opmerker, doch ondankbaar tevens! Hoe licht vervalt men niet in banaliteiten! Lavedan was zulk een psycho-analyse toevertrouwd, en ieder van deze tooneeltjes - de schetsjes zijn in dialoogvorm geschreven - is een pareltje. Af en toe een woord over oorlog en toekomst. (Het boek verscheen in 1892). Een woordje; luchtig, du bout des lèvres. Een soldaat babbelt met een oude vriendin over '70, toen hem een been werd afgeschoten: ...... ‘Si au moins, qu'on aurait été vainqueur!’ ‘Les Dimanches se suivent...’ is de titel van den laatsten dialoog, die 't boek sluit als een apotheose! Een oude man van 72 jaar, met het lintje van het Eere-legioen, en zijn zoon, 24 jaar oud, zijn op een voetreisje in den Elzas. Op de plek zelve verhaalt hij zijn jongen den strijd waaraan hij in '70 deelnam. De stemming en de strekking van hun gesprek laat zich licht raden. Zij ontmoeten een boer en praten met den man over ‘eux’ (den gehaten naam spreekt niemand uit), en ondertusschen zijn ‘zij’, ginder aan den horizont, aan 't manoeuvreeren en 't exerceeren... Le Fils: - Ils se rapprochent. O! als men ziet met welken overtuigden haat zulke dingen zijn neergeschreven, vóór het losbreken van den geoorloofden (?) oorlog, schijnt dan niet het ideaal van een Romain Rolland en andere pacifisten heel moeilijk te verwezenlijken?
MARTIN PERMYS. |
|