Luther op het tooneel.
AL is er voor Luther niet, als Meyerbeer voor den hervormer-van-één-dag Jan van Leiden, iemand geweest, die hem op het gewone tooneel onsterfelijk heeft gemaakt - gewone tooneel hier bedoeld in tegenstelling met wereldtooneel - toch bestaan er eenige tooneelstukken, waarin Luther de hoofdpersoon is.
Het meest bekend geworden zal wel zijn ‘Martin Luther oder die Weihe der Kraft’, verschenen in 1807 en geschreven door Zacharias Werner, een tijdlang éen uit den kring der bekenden van Goethe, die het stuk echter niet te Weimar heeft laten opvoeren. Wel is het, met grooten bijval, te Berlijn gegeven, met Iffland in de titelrol. Nu het stuk succes heeft gehad, zal hiertoe zeker veel hebben bijgedragen het tooneel in het derde bedrijf, spelende te Worms op het plein voor het rijksdaggebouw, waar Luther, Melanchton en Luthers knecht, telkens al meer en meer begeleid door het volk, het hervormingslied ‘Een vaste burg’ zingen, terwijl onder klokgelui een geheele optocht voorbijtrekt - herauten, Spaansche, Brunswijksche en Saksische trawanten, ridders en geestelijken van verschillende orden, markgraaf Albrecht, hertog Erich, de keurvorst van Brandenburg, keizer Karel V, waarvan verscheiden te paard - om zich naar den rijksdag te begeven, waar Luther zich zal hebben te verantwoorden. De strophen van het lied klinken als in climax van zelfverdediging en zelfvertrouwen en als in antwoord op de woorden, waarmee verschillende personen Luther ‘en passant’ willen vernederen of moed inspreken.
Deze optocht, die in de beschrijving wel wat veel doet denken aan den kroningsoptocht in het vierde bedrijf van Schillers ‘Jungfrau von Orleans’, zou, met enkele andere tooneelen uit het stuk, in Werners tijd iets geweest zijn voor Klingemann, die in ‘Het Tooneel’ (31ste jaargang, 1901-'02)) door B.W. als ‘Een voorganger der Meiningers’ werd behandeld.
In het laatste, vijfde, bedrijf verliest Luther den moed en begint hij aan zijn kracht te twijfelen; doch dan vindt hij in zijn liefde voor Katharina van Bora de heilige wijding die zijn kracht noodig heeft.
Een paar jaar na het schrijven van zijn stuk, in 1811, ging Werner tot het katholieke geloof over en werd zelfs, in 1814, priester. ‘Als katholischer Weltgeistlicher setzte er diesem Stücke entgegen “Die Weihe der Unkraft”, wodurch er das frühere Drama als eine Verirrung bezeichnete’. (Kluge.)
Het Luther-stuk dat, wel in den geest van Luther, veel zang bevat, is zeer lang en moest voor de opvoering te Berlijn bekort worden. Nog meer bekort werd het in 1883, bij gelegenheid van den vierhonderdjarigen gedenkdag van Luthers geboorte, uitgegeven in een vertaling van Dr. J.M. Vorstman, die echter van de tooneelen welke hij onvertaald liet, een korte beschrijving gaf. Zij verscheen onder den titel ‘Luther op het tooneel’ en was verrijkt met eenige portretten - van Luther, Luthers vader en moeder, Katharina van Bora, Melanchton, - en twee platen - Luther op den rijksdag te Worms en De Wartburg, - die men alle maar beter had weggelaten.
In de voorrede - waaraan veel van 't bovenstaande is ontleend - deelde Dr. Vorstman mede, dat hij het stuk bewerkt had naar aanleiding van het bericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 3 Dec. 1882, dat te Wittenberg zich eene commissie had gevormd, die zich ten doel stelde aldaar reformatie-spelen naar het model der Oberammergauer-passiespelen in het leven te roepen.
Van meer recenten datum dan het stuk van Werner is het tooneelstuk van Friedrich Lienhard: ‘Luther auf der Wartburg’, dat den 11den November van het vorige jaar, ter herdenking van Luthers geboortedag, te Weimar werd opgevoerd met Carl Schreiner in de rol van Luther. Het werd reeds in 1906 geschreven en is het laatste deel van een Wartburg-trilogie, waarvan de beide andere deelen zijn: ‘Heinrich von Ofterdingen’ en ‘Die heilige Elisabeth’. Het heeft, evenmin als deze twee, opgang gemaakt.
A - Z.