Den Gulden Winckel. Jaargang 16
(1917)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd✡ Vondel en zijn Jozef in Dothan.Naar aanleiding van D. Fuldauers artikel in het vorig nr. ontvingen wij van een onzer medewerkers een brief, waarin hij van zijn afwijkend standpunt rekenschap geeft. Zijn bezwaren formuleert onze briefschrijver in de volgende punten:
1. ‘In Vondel's eigen tijd [aldus de heer Fuldauer] was de J. zijn meest populaire stuk’. - Maar we zijn nu gelukkig aan Vondel's tijd ontgroeid. De bewering van F. zegt dus weinig of niets.
2. In de 18e eeuw had men..... sterk vooroordeel tegen bijbelsche stukken’ (blz. 130 bovenaan). Dit pleit m.i. voor de 18e eeuw.
3. ‘Het publiek is ... in 1887 voor Vondel's genie weer in vuur gebracht’. Dit betwijfel ik. Vondel wordt steeds weinig gelezen. Vuur bij ons publiek komt haast nooit voor, noch voor Vondel, noch voor Bilderdijk of andere grooten.
4. ‘Adam in Ballingschap ... met welk schitterend succes’. Dit spreek ik tegen. Ten eerste bedenke men de propaganda van katholieken kant. Ten tweede dat 't mode is geworden een beetje. Publiek is een groot kind.
5. ‘Een Jan te Winkel... om het Ned. volk zijnen hoofddichter... terug te geven’. Woord voor woord aan twijfel onderhevig. Is Vondel onze hoofddichter (dichter = denker)?? Wat J. te Winkel betreft, 't is een veelschrijvend en ijverig geleerde, maar z'n oordeel over kunst is .... laat ik maar zeggen: dat van elken professor. Lees eens wat Multatuli over specialiteiten gezegd heeft.
6. ‘De geschiedenis... hebben Jonckbloet in 't ongelijk gesteld’ (blz. 130 onderaan). Volstrekt niet. Ik dweep niet met J.'s boek. Maar in z'n oordeel over Vondel als dramaturg heeft hij groot gelijk. V. is een lyrisch, geen dramatisch dichter. Z'n drama's zijn meest: gedramatiseerde dialogen in versvorm.
7. ‘Shakespeare ... die vaak boven hem wordt gesteld’ (blz. 132). En terecht. Shakespeare heeft drama's geschreven, stukken actie en dramatische handeling. Vondel verzen in drama-vorm, waaraan vaak het leven ontbreekt. Daarenboven huldigt hij den ouden tragedie-vorm (van Seneca e.a.) met reien etc. etc. en den min of meer verouderden alexandrijn. Dit alles zeer kort. Er ware een boekdeel over te schrijven.
8. blz. 133 bovenaan: ‘met den Vondelschen, met den Hollandschen geest’. Dit is volstrekt niet synoniem. Vondel was van huis uit een soort Vlaming, een soort Zuidnederlander, geen Hollander. Zelfs uit z'n taal is dit merkbaar. Maar vooral uit z'n kunst. Hij is meer schilder dan denker (= dichter).
Genoeg, waarde heer, aldus eindigt de schrijver; ik zou bijna 't heele art. zin voor zin willen bestrijden. Vergeef s.v.p. den vorm van dezen brief: hij is spontaan en zoo maar opgeschreven. H.C.M.
Noot. - Nog één woord. Men begrijpe mij wel. Niemand vereert vader Vondel meer dan ik. Maar vereering mag nooit ontaarden in - overschatting. |
|