Den Gulden Winckel. Jaargang 16
(1917)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNieuwe Fransche boekenMaurice Pottecher: Les Chants de la Tourmente.DE dichter behoort tot de jonge Fransche generatie, waarvan de prozaïsten-groep wordt aangevoerd door Romain Rolland. Hij is, in weerwil van zijn ontzaggelijke hoeveelheid voortgebrachten arbeid, nog al weinig, en wellicht hier in Nederland in 't geheel niet bekend. Toch hebben wij hier een lijst van zijn bibliografie voor ons liggen, waarop niet minder dan drie verzenbundels (dezen oorlogsbundel voorafgaande), drie bundels novellen en korte romans en zeventien 3- en 5-acters (drama's, comedie's, legenden, kluchtspelen, landelijke tragediën, mythologische, geschiedkundige en naar Shakespeare bewerkte tooneelstukken) - worden opgesomd. Wij vernamen dat de ± 40-jarige dichter te | |
[pagina 102]
| |
Bussang, in de Vogezen, sinds '95 met hart en ziel, door verspreiding, samenstelling en opvoering, bij middel van zijn dramatische scheppingen, naar de vervulling van zijn ideaal, het Volkstheater, streeft. Wat de verzen aangaat die deze ‘zangen uit den oorlogsorkaan’ ons ten gehoore brengen, wij vonden er veel bekoorlijks, doch weinig nieuws in. Een hedendaagschen dichter bij Hugo te vergelijken is niet zulk een compliment als op 't eerste gehoor lijkt. Heeft een Verhaeren ons dan afkeerig gemaakt van de te regelmatige alexandrijndeun? Zeker is de techniek ontegenzeggelijk knap; de conceptie van bv. de inleiding ‘L'Assassinat’ verre boven het alledaagsche; rijk, schatrijk en zelfs hier en daar al wat losgewoeld uit de verstikkende aarde der conventiewetten, het rijm; geestdriftig 's dichters politieke liefde- en haatuitingen: - Le vieil Aigle a le bec hargneux, mais le Coq veille;
- Le Léopard étend sa patte sur les mers (Engeland)
- L'ours du Nord, assoupi mais formidable, garde
Le seuil du monde, au bord de la plaine blafarde
Où la neige et la nuit mêlent leurs deux linceuls. (Rusland)
Or, ce sont mes amis: les Nibeloungs sont seuls. (Duitschland)
Ook de vaak aangehaalde mythologische figuren: Odin, Oreaden, herders, Alberick, Siegfried c.s. doen wat rhetorisch aan; en wij zijn helaas den kinderpantoffeltjes ontwassen, waarin ons voor vijftig jaren een slotvers als dit hier: Et la Mort apparut, sur un cheval teuton.
zoude bevende gevonden hebben. In ‘A un Roi’, waar de dichter een ander vorst noemt: ‘Guillaume au Court-Bras, grandveneur de la Mort’, brengt hij hulde aan koning Albert; wij vinden er kostelijk nieuwe vondsten van rijm en beeld, en een bekentenis dat de poëet eigenlijk republikein is maar voor koning Albert wel een uitzondering wil maken, - mits deze niet uit 't oog verlieze, dat (Mon coeur) aime peu les rois, Sire.
Pour eux je n'ai jamais chanté;
J'ai moins d'orgueil que de fierté
Plus d'honneurs que je n'en désire,
Plus que d'or: faim de liberté.
Mais pour toi, bon prince héroïque,
Qui sus défendre sans effroi
L'honneur de ton peuple et son droit
Un soldat de la République
Peut bien crier: Vive le roi!
Enzoovoort. Er is ook een no. XIX in, Le Point de Vue des Corbeaux, dat slechts enkele regeltjes beslaat, nl. de aankondiging dat de censuur de verwijdering ervan voorstelde en dat een latere druk onze teleurstelling wel zal goedmaken.
* * * Met oneindig veel meer genoegen lazen wij de degelijke studie van | |
Paul Adam: La Littérature et la Guerre.De verheerlijker van de Kracht, de schrijver, die verklaarde zijn ‘La Force’, ‘La Bataille d'Uhde’, ‘Combats’, en zijn ‘Ville Inconnue’ geschreven te hebben onder den invloed van den onloochenbaren invloed der strijdlustige ontroeringen, die de geslachten van Napoleon en van '70 aan de nakomelingschap als erfdeel nalieten, Paul Adam geeft ons in dit keurig boekje een overzicht van alle influencies die de oorlog door de eeuwen heen op de letterkunde dier eeuwen deed gelden. Het spreekt van zelf dat nog meer dan om zijn geschiedkundige en litterair-historische waarde, dit boek verdienstelijk is om de critiek en de ethisch-philosophische overwegingen die er zoo veelvuldig in te vinden zijn. Het is vooral belangwekkend, zijn standpunt te beschouwen waar hij beweert en bewijst, dat, in tegenstelling met wat in Germanje voorviel, na '70 de invloed der letterkunde op de volkspsyche zóo overweldigend was, dat men zonder aarzelen mag verklaren hoe de ‘litteratuur een nieuw volk van Latijnen vormde’ (pag. 93), door de gemoederen te besproeien, te drenken, te overstroomen en mede te sleepen door de golf van nationaliteitsbewustzijn. Zóo kwam het ook dat de Fransche jeugd, ‘celle à qui les fils du Général Margueritte (Paul en Victor Margueritte) avaient enseigné la vaillance malheureuse de 1870, la vaillance des “Braves Gens”, trahis par un impitoyable destin’, in 1914 de energie in zich ontdekte welke haar in staat stelde tot wat zij tot bewondering van de gansche wereld verrichtte. Adam brengt hulde aan al die strijders-met-depen, die in de zielen die zucht naar rechtsherstel en universalisme plantten: Claude Farrère, Richepin en Barrès; Mauclair, Pierre Mille, Baratier en den pas gesneuvelden Ernest Psichari; Cornet, Emile Nolly en Lavedan. En hij wijst op het Duitsche gevaar in de laatste helft der vorige eeuw, het steeds aangroeiende gevaar, waartegen socialistische en royalistische persstemmen in Frankrijk waarschuwden; waartegen Huret's studiën over Duitschlands nijverheid, landbouw, militarisme en moraal, of Goyau's geschiedenis van het Duitsche catholicisme, waarin de jonge geleerde de bronnen van Duitschlands haat ten opzichte van Frankrijk aanduidt, - het Fransche volk op zijne hoede stelden. In het laatste hoofdstuk, waar Adam ook nog veel lof toezwaait aan Randeau, André Gide, Barrière, de gebroeders Rosny en Paul Claudel, besluit hij, dat deze oorlog waarschijnlijk een nieuw tijdperk opent, de periode van het onbe- | |
[pagina 103]
| |
teugeld, ruim verspreiden der hoogere, goede beschaving over de wereld, de periode van het altruïsme en de liefde, verheven boven het sexueel genot; de periode van de vrouw; de periode waarin de lezer zijn voldoening zal vinden in de geweldige epen met hun wereldwijde conceptie, bouw en perspectief: La Légende des Siècles, Flaubert's Salammbô en La Tentation de Saint Antoine, Zola's Germinal, Tolstoï's Oorlog en Vrede, Faust, de Ilias en de Odysseus, de werken ‘die een wereld uitbeelden’. Cette guerre, une fois de plus, prouvera que les littérateurs d'une génération font les idées, les moeurs d'une génération suivante, et même que leur savoir encyclopédiste prévoit les événements trop méconnus par l'ignorance des majorités politiques de leurs chefs’. Paul Adam's ‘La Littérature et la guerre’ lijkt ons een onontbeerlijk werk toe voor wie in sociologie, letterkunde en critiek belang stelt.
* * * | |
Maxime Formont: La Dame BlancheGa naar voetnoot1).Las men ooit iets anders dan: Le soleil couchant embrasait la pelouse, les halliers, et dans un angle du paysage, les ruines factices d'un petit temple. Des ronciers rouges, qui avaient envahi le gazon, serpentaient jusqu'aux pieds du couple. Une apothéose de feu et de sang rendait le ciel tragique; mais aux bords de l'incendie traînaient des fumées mauves et gris de lin, d'une douceur ineffable. Ce ciel mourant, comme toute la nature d'automne, s'en allait en splendeur, en flamboiement, en suavité. en zoo voorts?
Maxime Formont's werk - wie hoorde ooit van dezen ontzettend vruchtbaren schrijver, die éen-en-twintig romans, zeven novellenbundels, een trilogie en een gedichtenbundel legde (windeieren?) - is een oorlogsroman van vredelievenden aard. De auteur die, naar 't ons wil schijnen, veeleer dan het boek te schrijven zich het boek liet schrijven, d.w.z. zich niet belette deze rhapsodie van gemeenplaatsen aaneen te naaien, betitelt het: ‘Vision d'Hôpital’. Ziehier waar ‘La Dame Blanche’, dat model aller clichéotheken, op neer komt. Gabrielle-Marie is het pseudoniem, waar een ex-coquette (maar dàt weten we pas later!), door den ernst der tijden bekeerd, haar ambt van liefdezuster onder uitoefent. André Gérard is de naam van haar eersten verpleegde - haar ex-amant (maar dàt weten we pas later!), die voor 't moment zijn geheugen kwijt is. Doch een geheimzinnige stem dicteert hem, als hij, weer aan de beterhand, door de tuinen van het ziekenhuis wandelt, de liefdezinnen aan 't adres van de verpleegster, tot wie hij zich even geheimzinnig, en als onder den drang van dat verleden, dat zijn memorie maar niet kon thuisbrengen, aangetrokken voelt. Kortom, een dilemma: de dokter-directeur van 't hospitaal heeft Gabrielle-Marie verzekerd dat zij het verloren geheugen weer kan samenbouwen door trouwe oppassing; zoo is 't dus in haar macht, een verleden wakker te roepen dat hààr den genadeslag moet toebrengen, want zij verliet hem, eertijds, uit louter grilligheid. (Maar dàt weten we pas veel later!) Overtuigd van de rol van opoffering die de Vrouw te spelen heeft, draalt zij niet lang, en vertrekt, verloofd, met André naar Parijs. Einde van het eerste deel. Het tweede is André's dagboek. Het wederzien van de voormalige echtelijke deur brengt den schok teweeg, noodzakelijk tot de ontwaking van zijn sluimerende herinneringen. Hij voelt weer, met pijnlijke duidelijkheid, hoe Marielle (= Gabrielle-Marie) hem eens wreed verliet; nu wreekt hij zich, door haar (die hem door de oorlogsevenementen thans liefheeft) met gelijke munt te betalen. Uit dat dagboek halen wij als staaltje dezen tamboer-majoor van den cliché-stoet aan: Non, je ne veux pas me raconter le reste à moimême; je ne veux pas l'écrire, même sur ces pages qui ne seront lues que par moi. Raconter, quand c'est assez de se souvenir dans la fièvre et les larmes!... Je ne veux que rêver... (p. 179).... Quand nous avons quitté ce roc bienheureux qui était comme le vaisseau de notre félicité échoué dans un hâvre de grâce... (p. 184). Maar, en dit is psychologisch juist gefantaseerd, hij keert tot haar terug, en zij hebben elkaar weer lief. Einde van het tweede deel. Derde en laatste deel. 't Verguldsel der passie slijt, en de gewoonte komt bloot te liggen. Maar 't boek moet eindigen in een apotheose van braafheid. André's congé-tijd is verstreken; hij gaat terug naar het front, zij naar het hospitaal, doch niet zonder dat hij haar een souvenir - een ring! - heeft meegegeven. (Zij mocht kiezen tusschen een parel- en briljantenring; een ring van gedreven goud, heerlijk en Spaansch, en ten derde een eenvoudig ijzeren ringetje). Zij met den emblematischen, ijzeren ring, hij met vertrouwen en een fieren glimlach, gaat ieder den weg van zijn plicht in... Toch doen veel dingen in La Dame Blanche min of meer prettig aan: ten eerste voelt men dat de bedoeling goed was, en dat Formont's opvatting omtrent de rol der Vrouw een verhevene is: ‘il serait temps de mettre fin à cette hostilité mutuelle des | |
[pagina 104]
| |
sexes, qui persiste jusque dans l'amour même, et qui, précisément, n'est jamais plus redoutable que lorsqu'elle prend la forme de l'amour... Ne verrons-nous point un jour l'avènement de la tendresse, de la douceur, de la pitié, et, succédant à la tyrannie de l'Enchanteresse implacable, le règne d'une Eve nouvelle, compagne et soeur de l'homme? (p. III). Ten tweede: dat de schrijver, zooals zijn chronische citaten het aanwijzen, veel gelezen, en veel verstand van schilderkunst en kunstgeschiedenis heeft. Ten laatste: het boek leest, wegens het kleine zetsel met groote letters, en wegens de onovertroffen kwaliteit papier, die den nood zichtbaar logenstraft, prettig aan en is in anderhalf uur afgerold. Bovendien komt er éen nieuw beeld in voor: ‘les paysages vertigineux’ de hypallaga van pag. 88.
MARTIN PERMYS. |