Een standbeeld voor Edgar Allan Poe
EEN dezer dagen bereikte mij, langs vele omwegen zou ik haast zeggen, de hierbij afgedrukte foto van het meer dan levensgroote standbeeld voor Edgar Allan Poe, dat te Baltimore zal worden opgericht zoodra de verzendingsmoeilijkheden in oorlogstijd ontstaan, zijn weggenomen. Het beeld is thans te Rome in de werkplaats van den maker Sir Mozes Ezekiel, een ten onzent weinig bekend beeldhouwer, die reeds een drietal jaren geleden eenzelfde exemplaar gemaakt heeft. Het werd echter door een hevigen brand geheel vernietigd.
Te oordeelen naar de foto is het wel geslaagd, doch uiterst academisch van opvatting. Het stelt den schrijver Poe voor, luisterend naar de influistering der heilige Inspiratie. Er is iets fijns in het als in verwondering opheffen van de linkerhand en het luisteren is ook goed uitgedrukt; er is een zekere rust in dit beeld en toch ook weer een stille actie met het oprichtend gebaar en het steunen op de rechterhand; maar hoe zoet is alles... Ja zelfs de traditioneele Muse ontbreekt niet, de dichters-lyra bespelend; en als wij aan dit alles toetsen kunnen, dat het dezen beeldhouwer vooral ook te doen was om een uiterlijk gelijkend portret te geven, dan zien wij, zooals algemeen bekend is, den grooten fantast als een man met bizonder regelmatige gelaats-trekken niet alleen, doch tevens kunnen wij aannemen dat deze zoozeer verfijnde verhaler een opmerkelijk verfijnd profiel had. De maker van het beeld is gelukkig geweest met het weergeven van een zekere nervositeit in de handen; dat is wel goed gezien, en toch... ik zeide het reeds: zoet is dit alles, en hoezeer zoeken wij tevergeefs de vertolking van het machtig snijdende, het wreede en het raffinement dat zoo sterk in de werken van dezen grooten schrijver naar voren treedt! Is deze mijnheer, die daar zoo neerzit op den musen-zetel, nu die machtige Poe, ‘le strident quintessencié, Edgar Poe, net comme l'acier’ zooals Rollinat eens heeft gezegd? Is dat nu die droomer van gruwzame vreemde en onwerkelijke vertellingen en de aangrijpend daemonische gedichten, waarvan om een voorbeeld te noemen ‘Hop-Frog’ en de historie van den Raaf, zoo menig kunstenaar geinspireerd hebben? Was niet de groote belgische etser James Ensor sterk aan Poe verwant en kennen wij diens prachtige ets
‘Hop-Frog’ niet als een van zijn meest geslaagde dingen? Het oogenblik dat de mismaakte hofnar met zijn kikkergang zoo gebrekkig, doch met zijn sterke armspieren zoo geweldig, den koning met een zevental leden van den ministerraad op een maskerade en hofbal als bavianen vermomd,