Den Gulden Winckel. Jaargang 16
(1917)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen zinnespelRuth, zinnespel in drie bedrijven, door Filofotos. - Uitg. Tijdschrift ‘Licht en Waarheid’. Amsterdam 1916Ga naar voetnoot1).DEN 25sten Juni van 't afgeloopen jaar heeft voor en door de leden der vereeniging ‘Wie denkt overwint’ de eerste voorstelling plaats gehad, in de duinen van Elswout onder Overveen, van het esoterisch-bijbelsche tooneelstuk ‘Ruth’ door Filofotos, achter de schaduw van welken lichtlievenden naam de leider dezer moderne zoekers en strevers, de heer F.J.W. Sandel, zich bescheidenlijk schuil houdt. Een tweede openluchtvoorstelling volgde, en Zaterdag 11 Nov. had ik het voorrecht, de eerste zaaluitvoering, door den Tooneelkring ‘De Schouwspelers’, in het gebouw der ‘Ver. t. beoef. v. voc. en dram. kunst’ te Amsterdam, bij te wonen. Den 15en had een herhaling te Haarlem plaats. Hoewel het werk van dilettanten, waaraan in menig opzicht (uitspraak, tooneelschikking, samenspel, costumeering) nog te verbeteren valt, is deze opvoering evenals de tekst, hoewel ook aan dezen kritiek niet kan onthouden worden, een uitvoerige bespreking waard, wegens den ernst, waarmee de schrijver-leider zoowel als zijn discipelen, in 't bizonder dan de zeggers-uitbeelders, bleken bezield te zijn. Voor den aandachtigen beschouwer van den eigen tijd viel er - na de groote en grootsche periode van natuurwetenschappelijk, ten deele ook materialistisch en verbizonderend denken en doen, in de kunst opbloeiend èn verstervend als zoogenaamd naturalisme met zijn egocentrisch (individualistisch) uiterste: sensitivisme - in de laatste decenniën een drang naar wat anders, wat diepers èn eenvoudigers, wat algemeeners, communistischers, universeelers waar te nemen. Men wilde buiten de engheid van godsdienstige, sectarische ethiek en wettelijkheid blijven, hoewel toegegeven moet worden, dat er door dogmatisch-belijdenden van oud-, nieuw- en allernieuwst-evangelischen huize belangrijke dingen werden beproefd en bereikt. Ook in onze taal ontstond een nieuwe katholieke (vooral in Vlaanderen), protestantsche, joodsche en socialistische literatuur, ook op dramatisch gebied. En ook niet-belijdenden, in hun drang naar wat anders, in hun zucht naar het oude, in hun willen van het hoogere en ongrijpbare, kozen testamentarische stofGa naar voetnoot1) voor hun historisch-psychologischen of mystieken arbeid, of vonden in de worsteling der arbeidende klasse aanleiding om hun eigen zoekende en strevende ziel uiting te geven, in een nieuwe gemeenschapskunst. En al ontbrak natuurlijk in onzen tijd van maatschappelijke en persoonlijke gespletenheid en versnippering de kracht tot ware meesterwerken, naar vorm en inhoud en samenstelling, toch hebben katholieke zoowel als socialistische schrijvers belangrijks geleverd; ik denk aan Henriëtte Roland | |
[pagina 9]
| |
Holst's ‘Opstandelingen’, Querido's ‘David en Saul’ en enkele Zuid-Nederlandsche stukken. Zij die, als Querido, Walch en ook de schrijver van ‘Ruth’ bijv., zich buiten of boven belijdend standpunt plaatsen, andersbelijdenden als ge wilt, die bijbelsche stoffen behandelen, zien zich voor de moeilijke opdracht gesteld, de gegevens op niettraditioneele wijze uit te leggen, te duiden, te groepeeren. Voor christelijke auteurs, een Vondel bijv., ligt de zaak geheel anders. Zij gelooven in de openbaringen als zoodanig, in den innerlijken samenhang van Oud en Nieuw Testament, brengen hierdoor in hun kunst als vanzelf het profetische element. Filofotos wil in zijn zinnespel ‘Ruth’ boven den tekst en den geest van het bijbelboek uitgaan, gebruikt het om er zijn min of meer theosophische, mystiek-astrologische, maar vooral algemeenpsychologische menschelijke beginselen en inzichten tooneelmatig te propageeren. Hij verandert en verruimt het en bereikt iets schoons, dat van veel talent getuigt en hoop geeft voor de toekomst. De inhoud van het boek Ruth is bekend. Met haar man ElimélechGa naar voetnoot1) en haar zonen Machlon en Chiljon trekt NaómiGa naar voetnoot1), wegens den hongersnood, van Bethlehem-Juda naar Moab. De man sterft, de zonen huwen de Moabietische vrouwen Ruth en Orpa, en sterven ook. Naomi keert naar haar land terug, door de trouwe Ruth vergezeld, die Israëls volk en god als de hare erkent. Naomi's rijke bloedverwant Boaz ontvangt de vrouwen liefderijk, lost haar land en huwt Ruth.Hoofdpersonen uit het zinnespel ‘Ruth’ (openluchtvertooning). Links: Naomi en haar schoondochters. Midden: Silpa en Boaz. Rechts: Chimeham en de dienstmaagden.
Hun zoon is Obed, diens zoon Isaï, diens zoon David. Nieuw nu is in het voor ons liggend tooneelwerk, dat de vrouwen door een hardvochtigen Leviet en het door dezen opgezette volk worden vervolgd en gesmaad als afvalligen en vreemdelingen. Deze priester Chimeham = twistzoeker vertegenwoordigt de wet-naar-de-letter, de dorre uiterlijke kennis. Alle dramatis personae trouwens wil de schrijver blijkens tekst en toelichting allegorisch en symbolisch opgevat zien; hij geeft door de vertaling der namen dat nogmaals aan. Zoo is Naomi gelijk liefelijkheid, het moederlijk liefde-element; Orpa gelijk jonge kracht, het twijfelachtige, die maar halverwege met Naomi meeging; Ruth gelijk vriendin, het hooger bewustzijn, Naomi in passieven toestand begeleidend; Boaz gelijk in de sterkte, de demiourgos hier als bewustscheppende wil; Jachin gelijk hard of vast (naam van den losser met de eerste rechten, die echter wel het land maar niet de vrouw wil lossen); Hulda gelijk aardsch of tijdelijk en Zipporah gelijk veldbloem, twee dienstmaagden van Boaz, die jaloerschheid en laster verbeelden en door Chimeham gebruikt worden in zijn strijd voor en met de wet en de traditie tegen de menschelijkheid. Van deze laatste nu is vooral Silpa gelijk verachte schoonheid of (en) innerlijk weten de dramatische verpersoonlijking, eveneens in het bijbelverhaal ontbrekend. Vooral om haar is het den schrijver te doen. Zij leidt het gebeuren, treedt uit Israël den zoekenden vriendinnen tegemoet, steunt Boaz in zijn wil tot de goede daad, overwint de massa, die den Leviet afvalt. Deze ‘verdwijnt met een toornig gebaar’ en de woorden: ‘Daar schiet de Wet te kort en is voor mij geen plaats’. Aan Silpa worden aan het slot ook de samen- | |
[pagina 10]
| |
vattende woorden in den mond gelegd: ‘De kwade machten zijn geweken, de goede zegevieren. De geest van 't ongestild verlangen wordt eindelijk bevredigd: de heerschappij van 't hoofd en 't hart vloeit tot een eenheid samen. - Mijn werk is hier gedaan. (In bezieling). Nu schouw ik in het licht, dat 't eeuwig heden is en van het ver verleden tot in de toekomst reikt. Ik zie de weg gebaand tot aan der tijden volheid. (Tot Boaz en Ruth). Gij zult een zoon gewinnen, die Obed, de Dienende, zal heten, gelijk zijn moeder diende. Hij zal een steun u zijn in uwen ouderdom en vesten het geslacht, dat eens een vorst zal tellen en worden tot een roem in 't land van Israël’. Moet dit nu op David slaan of op Jezus, immers Jozefs zoon? Of op een Verlosser, die nog komen moet? Dit laatste schijnt de schr. te bedoelen. Zoo heeft hij dan niet alleen het boek Ruth omgewerkt en op zijn wijze geduid, maar ook de boeken des Nieuwen Verbonds uitgeschakeld. Of kan Silpa's laatste astrologische voorspelling: ‘Zodra het beeld der Maagd in volle glans herrijst, de Zon van uit de Ram naar Vissen overgaat, is 't uur daarvoor gekomen’, toch op Christus Jezus slaan? Hoe wil dan de schrijver de heilsfeiten opgevat hebben in verband met Silpa's: ‘De God-in-ons, die tans nog sluim'rend is, zal in 't bewustzijn treden, onthullen u 't geheim dat Mozes eenmaal zag’. En hoe in verband met de slotwoorden: ‘Bereidt u zelf tot tempel, waarin Immanuel kan leven. Het heilig Licht der Waarheid wijst u daartoe de weg’ -? En in de toelichting (afzonderlijk gedrukt): ‘De stof is gedramatiseerd naar de esoterische [geheime, alleen voor ingewijden te vatten] beteekenis, die de schrijver er in zag, en als een ziele-gebeurtenis verwerkt’. Deze dramatische verwerking acht ik goed geslaagd;Aanplakbillet van ‘Ruth’, geteekend door D. Blanes, die ook verdienstelijk de moeilijke Boaz-rol speelde.
er zit niet alleen gang en plastiek in geheel en deelen, maar ook - hoe moeilijk bij zulke vleeschelijk optredende abstracties - hier is rake karakterteekening. Menig tooneeltje doet het hem, ook voor den niet-esoterischen toeschouwer. Ik noem bijv. dat tusschen Boaz en Jachin, de beide lossers. De taal is zuiver en sober, zegt juist, wat bedoeld wordt en houdt, in haar rustigen rhythmischen gang het oor aangenaam gespannen. Dat er bijbelsche rhetoriek doorheen loopt, dat vaak het bijbelwoord bijna letterlijk opklinkt, spreekt als vanzelf. Jammer is het, want naar mijn smaak in strijd met den stijl, dat de vereenvoudigde spelling... zelfs tot in het spreken wordt gevolgd. Als de optredenden, waaronder enkele leden der vroegere Vondelvereeniging (voorz. Dr. H.W. | |
[pagina 11]
| |
E. Möller), zich meer ingespeeld zullen hebben, Noami haar rol meer zal beheerschen, haar stem wat ouder zal weten te maken, als in spel en kleedij (vooral van Silpa!) wat meer stijl en wijding zal gekomen zijn, zal het geestelijk en esthetisch genot verhoogd worden. Een sterke, welbewuste en deskundige regisseurshand zou meer bereikt hebben, al moet ik - summa summarum - eindigen zooals ik begon: deze uitvoering van dit zinnespel wàs belangrijk. Ook de begeleidende muziek, achter het tooneel, getoonzet door den heer H. Ducheraal, heeft hiertoe bijgedragen. D. FULDAUER. |
|